Rechtbank Midden-Nederland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBMNE:2014:5464

Op 4 November 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 16.652169-14 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2014:5464. De plaats van zitting was Lelystad.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
16.652169-14 (P)
Datum uitspraak:
4 November 2014
Datum publicatie:
4 November 2014

Indicatie

Een 44-jarige vrouw uit Huizen is dinsdag door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk en een rijontzegging van drie jaar. De vrouw veroorzaakte in de nacht van 10 november 2013 een ongeval op de A1 bij Muiden waarbij een 24-jarige man om het leven kwam.

De vrouw had op de bewuste avond op een feestje alcohol gedronken. Na thuiskomst is de vrouw toch in haar auto gestapt en gaan rijden. Wat haar daartoe heeft bewogen is onbekend. Uiteindelijk is de vrouw als spookrijder met haar auto op de A1 beland, waar zij een frontale botsing veroorzaakte met het slachtoffer.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Door haar handelen heeft zij het meest waardevolle dat er is, een mensenleven, weggenomen. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf in het voordeel van de vrouw meegewogen dat de vrouw geen strafblad heeft en bij de botsing ernstig letsel met blijvende gevolgen heeft opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Lelystad

Parketnummer: 16.652169-14 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2014

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1970] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres].

1
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2014. Verdacht is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle. Ter zitting was tevens aanwezig de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans.

2
DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

primair

zij op of omstreeks 10 november 2013 te Muiden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de weg, de Rijksweg A1, zich zodanig heeft gedragen dat een haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of oplettend, (na voorafgaand gebruik van alcohol) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A1 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en/of blijven rijden (zogenaamd spookrijden) en/of (aldaar) heeft gereden met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of waardoor/waarna zij, verdachte, in aanrijding/botsing is gekomen met een haar, verdachte, tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander, te weten de bestuurder van de tegemoetkomende personenauto, genaamd[slachtoffer], werd gedood;

subsidiair

zij, op of omstreeks 10 november 2013, te Muiden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A1, (na voorafgaand gebruik van alcohol) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A1 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en/of blijven rijden (zogenaamd spookrijden) en/of (aldaar) heeft gereden met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of waardoor/waarna zij, verdachte, in aanrijding/botsing is gekomen met een haar, verdachte, tegemoetkomende personenauto, door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3
DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht - blijkens een aan de rechtbank overlegd schriftelijk requisitoir - het primair ten laste gelegde in de vorm van zeer onvoorzichtig en onoplettend gedrag wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft zij gesteld dat verdachte voorafgaand aan het besturen van haar personenauto alcohol heeft gebruikt, dat verdachte de bus afrit van de A1 is opgereden na diverse verkeerstekens genegeerd te hebben en dat verdachte 3,5 km tegen het verkeer in is blijven rijden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft - blijkens een aan de rechtbank overgelegde pleitnota - bepleit dat er geen sprake is van een zodanige mate van schuld en verwijtbaarheid dat tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan worden gekomen. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden nu bewust handelen van verdachte niet vastgesteld kan worden. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde  (Voetnoot 1)

Op 10 november 2013 heeft omstreeks 03:23 uur op de snelweg A1 op het weggedeelte dat bestemd is voor het verkeer dat komt uit de richting Naarden en gaande in de richting Muiden, ter hoogte van hectometerpaal 15.6 te Muiden een ongeval plaatsgevonden waarbij twee personenauto’s frontaal tegen elkaar zijn gebotst. (Voetnoot 2) Een van de betrokken voertuigen lag op de zijkant met de bestuurderskant omhoog. Dit voertuig, een grijze Fiat 500 met kenteken [kenteken ], werd bestuurd door een vrouw (naar later bleek verdachte). Verdachte werd met ernstig letsel naar het ziekenhuis AMC vervoerd. Het andere voertuig betrof een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken ], die tegen de rechter vangrail met zijn neus tegen de richting van het verkeer in stond. Deze auto werd bestuurd door [slachtoffer]. Agenten ter plaatse concludeerden dat hij niet meer ademde. De hartmonitor gaf aan dat zijn hart geen “output” gaf.  (Voetnoot 3) Forensisch arts J.M.E. Oostveen verrichte de schouw op hem. Daaruit bleek dat hij ten gevolge van hersenletsel was overleden. (Voetnoot 4)

Volgens het rapport van de verkeersongevallenanalyse is het ongeval is ontstaan, doordat de bestuurster (verdachte) van voertuig 1 (Fiat 500, kenteken [kenteken ]) op de autosnelweg A1 tegen de richting in was gaan rijden (spookrijden) en vervolgens frontaal tegen voertuig 2 (Volkswagen Polo, kenteken [kenteken ]) is gebotst. Dat het het voertuig van verdachte was dat in tegengestelde richting reed, blijkt uit het volgende. Op de camerabeelden van het tankstation Hackelaar, aldaar aan de A1 gelegen ter hoogte van hectometerpaal 13.7, was te zien dat een voertuig het tankstation passeerde in tegengestelde richting van de rijrichting op die weghelft. De kentekenplaat van dit voertuig zat op dezelfde hoogte als de achterlichten. Dit is een kenmerk dat overeenstemt met het voertuig dat door verdachte werd bestuurd. (Voetnoot 5) Dit terwijl bij het voertuig van het slachtoffer de kentekenplaat beduidend lager zat dan de achterlichten. Indien verdachte via een afrit de A1 is opgereden moet dit geweest zijn bij de, uitsluitend ten behoeve van bussen aanwezige afrit, gelegen ter hoogte van hectometerpaal 12.1. Tussen die afrit en de plaats van het ongeval is geen afrit meer. Verdachte heeft dan minimaal 3500 meter als spookrijder gereden.

Uit onderzoek werd nagenoeg met zekerheid gesteld dat beide voertuigen hun verlichting hadden ingeschakeld. Ook bleek uit de vervorming van de gloeispiralen van de remlichten dat kort voor en tijdens het ongeval zowel verdachte als het slachtoffer hebben geremd. (Voetnoot 6) Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat de aanrijding het gevolg was van weersgesteldheid, de infrastructuur, een technisch gebrek aan één van de voertuigen of een (ernstige) overschrijding van de ter plaatse geldende maximum snelheid. (Voetnoot 7)

De conclusie van de verkeersongevallenanalisten wordt onder meer ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] (Voetnoot 8) en [getuige 2] (Voetnoot 9). Zij verklaarden beiden dat zij omstreeks 03:25 uur uit de richting van Amsterdam over de A1 een personenauto zagen rijden in de richting van Hilversum. Deze personenauto was aan het spookrijden.

Getuige [getuige 2] zag vervolgens dat deze personenauto botste met een andere personenauto, waarna de ‘spookrijder’ op zijn kant lag.

Volgens de getuige [getuige 1] had de spookrijdende auto een snelheid van, voor haar gevoel, zeker 100 kilometer per uur. (Voetnoot 10) De getuige [getuige 2] zegt dat dat voertuig reed met een snelheid die wel hoort op een snelweg. (Voetnoot 11) De getuige [getuige 3] zag een auto met een bloedgang tegen het verkeer inrijden. (Voetnoot 12)

Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 oktober 2014 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven dat zij op 9 november 2014 op de avond voor het ongeval op een feest bier en waarschijnlijk ook wijn heeft gedronken. (Voetnoot 13)

Op 10 november 2013 om 11:00 uur zijn er bij verdachte twee buisjes bloed afgenomen, terwijl zij buiten bewustzijn in het AMC ziekenhuis lag. (Voetnoot 14) Dit bloed is door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht. Het NFI concludeerde dat er sprake was van 0,14 milligram alcohol per milliliter bloed. (Voetnoot 15) Na herberekening door het NFI werd geconcludeerd dat het bloedalcoholgehalte na 7,5 uur afgenomen zal zijn met 0,75 tot 1,87 milligram per milliliter bloed. Het bloedalcoholgehalte zal op het tijdstip van het ongeval waarschijnlijk gelegen hebben tussen de 0,9 en 2,0 milligram alcohol per milliliter bloed. (Voetnoot 16)

De rechtbank constateert uit het voorgaande dat verdachte op 10 november 2013, na voorafgaand gebruik van alcohol, in haar Fiat 500 met kenteken [kenteken ] is gestapt en met aanzienlijke snelheid spookrijdend op de A1 een ongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan[slachtoffer] overleden is.

Vervolgens dient beoordeeld te worden of er sprake was van gedrag dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) oplevert.

Schuld

In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.

Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting op 21 oktober 2014 verklaard dat zij niet weet waarom zij in haar personenauto is gestapt en hoe zij op de rijksweg A1 terecht is gekomen.

Door de raadsvrouw is in dit verband aangevoerd dat verdachte niet bewust heeft gehandeld. De rechtbank verwerpt dit verweer. Behalve de verklaring van verdachte zijn geen aanknopingspunten voorhanden waaruit valt af te leiden wat de (gemoeds)toestand van verdachte was toen zij in de auto stapte, is gaan spookrijden en in botsing raakte.

Uit het dossier blijkt slechts dat verdachte na het nuttigen van alcohol in de auto gestapt is en dat zij tussen 02:46 uur en 03:19 uur 28 keer heeft geprobeerd te bellen naar haar partner, waarbij telkens geen of slechts gedurende enkele seconden verbinding tot stand kwam en dat zij even later al spookrijdend een ongeval heeft veroorzaakt. (Voetnoot 17) Haar partner wist naar eigen zeggen niet beter dan dat verdachte thuis was toen hij van het ongeval op de hoogte werd gebracht. Concrete aanknopingspunten die aanleiding geven om te twijfelen aan de mate van bewustheid van verdachte ontbreken. De enkele verklaring van verdachte dat zij zich, vanaf het moment dat zij die avond na een feestje haar huis binnenkwam, niets meer kan herinneren, is daartoe onvoldoende. De rechtbank rekent verdachte haar handelen dan ook volledig toe.

De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat de situatie bij het oprijden van de busbaan zodanig onduidelijk of onoverzichtelijk was dat verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt

De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Verdachte heeft aan het begin van de bussluis het bord verboden in te rijden genegeerd, alsook de zogenaamde haaientanden en een stopstreep, die de andere kant op waren gericht dan verdachtes rijrichting. Vervolgens is zij een onmiddellijk links van haar gelegen bushalte en verderop de (openstaande) slagboom van de bussluis gepasseerd. Niet gezegd kan worden dat die situatie zodanig onduidelijk of onoverzichtelijk was dat haar geen strafrechtelijk verwijt zou kunnen worden gemaakt.

Alles overziende kwalificeert de rechtbank de gedragingen van verdachte in onderling verband gezien als zeer onvoorzichtig en onoplettend.

5
BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat:

zij op 10 november 2013 te Muiden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de weg, de Rijksweg A1 zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en oplettend, na voorafgaand gebruik van alcohol, op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A1 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en aldus tegen het verkeer in is gaan rijden en blijven rijden (zogenaamd spookrijden) en aldaar heeft gereden met een aanzienlijke snelheid waardoor zij, verdachte, in botsing is gekomen met een haar, verdachte, tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander, te weten de bestuurder van de tegemoetkomende personenauto, genaamd[slachtoffer], werd gedood.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6
KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:

Onder primair:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, een ongeval betreffend waardoor een ander is gedood.

7
STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8
STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren te ontzeggen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de impact die het ongeval op verdachte heeft gehad en de gevolgen die verdachte nog dagelijks ondervindt een schuldigverklaring zonder strafoplegging een passende beslissing is.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het misdrijf, alsmede met de persoon van de verdachte, waarbij acht is geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2014 en het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 3 september 2014.

De rechtbank neemt voorts het volgende in overweging. De verdachte heeft zich, volgens haar eigen verklaring en die van anderen, op de avond van het ongeval samen met haar partner laten vervoeren naar een bedrijfsfeest. Zij heeft daar alcohol gedronken. Zij heeft zich vervolgens samen met haar partner terug naar huis laten brengen door een taxi. Na thuiskomst is verdachte, ondanks het feit dat zij zich eerder had laten vervoeren, toch in haar auto gestapt en gaan rijden. Wat haar daartoe heeft bewogen is onbekend. Uiteindelijk is verdachte als spookrijder met haar auto op de Rijksweg A1 beland, waar de auto frontaal in botsing is gekomen met de auto van een 24-jarige man, die ten gevolge van dat ongeval is overleden.

Door haar handelen heeft verdachte het meest waardevolle dat er is, een mensenleven, weggenomen. Hierdoor heeft verdachte de nabestaanden en anderen die het slachtoffer lief hadden onherstelbaar leed toegebracht. Dit blijkt duidelijk uit de ter terechtzitting van 21 oktober 2014 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen. Naast het leed dat verdachte de nabestaanden heeft aangedaan heeft haar handelen ook vele anderen geschokt.

In het licht van wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen passend en geboden.

Bij de bepaling van de hoogte van deze straffen zal de rechtbank aansluiting zoeken bij wat in vergelijkbare gevallen door rechters aan straf wordt opgelegd (zie onder meer de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Indien sprake is van een grove verkeersfout waarbij sprake is van het overlijden van het slachtoffer en verdachte 2,5 keer de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol heeft gedronken, leggen rechters doorgaans als straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van rond de 12 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van rond de 3 jaren op.

Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte ten gevolge van het ongeval in coma heeft gelegen en ernstig letsel met blijvende gevolgen heeft opgelopen. Verdachte heeft weken in het ziekenhuis gelegen en maanden in een revalidatie-instelling doorgebracht. Te verwachten is dat zij nog verscheidene operaties moet ondergaan. Uit het hiervoor genoemde advies van de reclassering blijkt dat waar zij tot aan het ongeval haar leven op orde had, zij sindsdien afhankelijk is van de zorg van haar omgeving. Haar leven is, mede doordat zij in verband met haar beperkingen de zorg voor haar kinderen grotendeels is kwijtgeraakt, ontwricht.

De rechtbank betrekt verder in haar oordeel dat verdachte niet eerder met justitie of politie in aanraking is geweest.

Gezien het hiervoor overwogene zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar eis daar waar het de hoogte van de gevangenisstraf betreft en zal komen tot oplegging van de hierna te noemen deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de door haar geëiste ontzegging van bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen.

9 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

10
BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2014.

De griffier was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL14NB-2013047753-1, doorgenummerd 1 tot en met 87.

Voetnoot 2

Proces-verbaal Verkeersongevallendienst behorende bij proces-verbaal nr. 2013047753, pagina 4 en 5.

Voetnoot 3

Pagina’s 7 en 13.

Voetnoot 4

Pagina 16.

Voetnoot 5

Proces-verbaal Verkeersongevallendienst behorende bij proces-verbaal nr. 201304753, pagina 44.

Voetnoot 6

Proces-verbaal Verkeersongevallendienst behorende bij proces-verbaal nr. 201304753, pagina 42.

Voetnoot 7

Proces-verbaal Verkeersongevallendienst behorende bij proces-verbaal nr. 201304753, pagina’s 44 en 45.

Voetnoot 8

Pagina 18.

Voetnoot 9

Pagina 25.

Voetnoot 10

Pagina 18

Voetnoot 11

Pagina 20

Voetnoot 12

Pagina 30

Voetnoot 13

Zie het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 21 oktober 2014 van de meervoudige strafkamer te Lelystad, inhoudende de verklaring van verdachte.

Voetnoot 14

Pagina 41.

Voetnoot 15

Pagina 46.

Voetnoot 16

Pagina 51.

Voetnoot 17

Pagina 54