Datum uitspraak: 31 juli 2024
22/798 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
24 februari 2022, 21/4382 (aangevallen uitspraak)
[appellante]
te
[woonplaats]
(appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 25 januari 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten bestaande uit de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 25 januari 2024 volledig aan haar bezwaren is tegemoetgekomen.
Nu aan appellante tegemoet is gekomen, ziet de Raad aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het deskundigenrapport), in totaal € 3.937,50 voor verleende rechtsbijstand.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.937,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024.