Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Hoger beroep Socialezekerheidsrecht

7 augustus 2024
ECLI:NL:CRVB:2024:1579

Op 7 augustus 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 23/2815 WIA, bekend onder ECLI code ECLI:NL:CRVB:2024:1579.

Soort procedure
Zaaknummer(s)
23/2815 WIA
Datum uitspraak
7 augustus 2024
Datum gepubliceerd
8 augustus 2024
Uitspraak

23/2815 WIA

Datum uitspraak: 7 augustus 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 augustus 2023, 21/253 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante]
te
[woonplaats]
(appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellante per 28 juni 2019 geen uitkering op grond van de Wet WIA heeft toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellante heeft zij meer medische beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen en kan zij niet de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.A. van Lange, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 juni 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Lange. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Puister.

OVERWEGINGEN
Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante heeft voor het laatst gewerkt als administratief medewerkster/telefoniste voor gemiddeld 31,95 uur per week. Op 30 juni 2017 heeft zij zich ziekgemeld met psychische klachten die verband houden met een alcoholverslaving. Nadat appellante een aanvraag om een WIA-uitkering had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 augustus 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. Hij heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd en de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 18,32%. Het Uwv heeft bij besluit van 19 augustus 2019 geweigerd appellante met ingang van 28 juni 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.2.

Bij besluit van 17 december 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.

1.3.

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In de beroepsfase heeft appellante nadere medische informatie overgelegd van de Parnassia groep, zorgbedrijf Trioria en de huisarts. De rechtbank heeft aanleiding gezien om psychiater Nijen en verzekeringsarts Roos-Vervoort als deskundigen te benoemen. De deskundigen hebben op 19 januari 2023 een rapport uitgebracht. Op basis van eigen onderzoeken zijn zij tot de conclusie gekomen dat op de datum in geding sprake was van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en borderline trekken, een matig-ernstige stoornis in alcoholgebruik en chronische aspecifieke rugklachten. Volgens de deskundigen was er aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen voor het uiten van eigen gevoelens (2.7.1) en samenwerken (2.9.1). Ook hebben de deskundigen een aanvullende toelichting gegeven met betrekking tot het onderhouden van klantcontact. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 21 februari 2023 op het deskundigenrapport gereageerd en heeft op diezelfde datum een nieuwe FML opgesteld, waarin de door de deskundigen genoemde aanvullende beperkingen zijn opgenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding hiervan twee van de vier eerder geselecteerde functies laten vervallen en twee nieuwe functies geselecteerd. Aan de hand van deze nieuwe functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 0%.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank heeft ook bepalingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht en de Staat veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

2.1.

De rechtbank heeft voorop gesteld dat volgens vaste rechtspraak het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval geen aanleiding om van de hoofdregel af te wijken. Volgens de rechtbank geeft het deskundigenrapport blijk van een zorgvuldig onderzoek en hebben de deskundigen op een heldere uitvoerige wijze gemotiveerd waarom het commentaar van appellante op het deskundigenrapport geen aanleiding gaf om een ander standpunt in te nemen over de belastbaarheid van appellante. Ook heeft de verzekeringsarts afdoende gemotiveerd dat de uitzonderingsregel in het medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MADOC) niet van toepassing is op appellante. Er is daarom geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De deskundigen hebben verder afdoende gemotiveerd waarom zij de diagnose persisterende depressieve stoornis niet van toepassing vinden per de datum in geding. Volgens het deskundigenrapport is er geen sprake van een sombere stemming gedurende het grootste deel van de dag, meer dagen wel dan niet, waarbij gedurende een periode van twee jaar nooit langer dan twee maanden achtereen een klachtenvrije periode is geweest. De rechtbank ziet niet in dat de deskundigen op basis van de beschikbare gegevens niet tot een afgewogen oordeel over de toestand van appellante op de datum in geding konden komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML van 21 februari 2023 een juiste beschrijving gegeven van de beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid.

2.2.

Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies in het rapport van 27 februari 2023 passen binnen de belastbaarheid van appellante en dat appellante hiermee minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zodat het Uwv terecht heeft beslist dat appellante per 28 juni 2019 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.

Het standpunt van appellante

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij stelt zich op het standpunt dat in de onderhavige procedure niet het deskundigenrapport leidend moet zijn, maar de conclusies van de behandelend artsen rondom de datum in geding. Volgens appellante kunnen de deskundigen niet voorbijgaan aan de diagnose die de behandelend artsen hebben gesteld, door achteraf met terugwerkende kracht een andere diagnose te stellen. Appellante stelt op de datum in geding meer beperkt te zijn geweest, vanwege haar depressie.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de WIA-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.

4.1.

Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.

4.2.

De gronden die appellante in hoger beroep tegen het in beroep opgestelde deskundigenrapport heeft aangevoerd, zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep naar voren heeft gebracht. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het onderzoek door de deskundigen zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de door de deskundigen getrokken conclusie. De rechtbank heeft de beroepsgronden afdoende besproken en met juistheid geoordeeld dat deze gronden niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven. Daaraan wordt toegevoegd dat de medische stukken van de Parnassia groep, de huisarts en zorgbedrijf Trioria de Raad geen aanleiding geven om te twijfelen aan het deskundigenrapport. De Raad acht daarbij van belang dat de deskundigen voldoende hebben gemotiveerd dat overmatig gebruik van alcohol, als gevolg van een onbehandelde persoonlijkheidsstoornis, stemmingsklachten kan geven. Volgens de deskundigen wil de aanwezigheid van deze stemmingsklachten echter niet zeggen dat daarmee sprake is van een stemmingsstoornis. Verder blijkt ook uit de brief van de behandelend psychiater van 2 augustus 2023 niet dat appellante op de datum in geding onder behandeling was voor een (persisterende) depressieve stoornis of een andere stemmingsstoornis. Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling ziet de Raad geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige.

4.3.

Uitgaande van de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit, wordt ook het oordeel van de rechtbank dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn onderschreven.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat de weigering appellante een WIA-uitkering toe te kennen in stand blijft.

6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door J.D. Streefkerk, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2024.

(getekend) J.D. Streefkerk

(getekend) S.P.A. Elzer

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158