1
Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna
[appellant]
en
[geïntimeerde 1]
,
[geïntimeerde 2]
en
[geïntimeerde 3]
genoemd.
[appellant]
is bij dagvaarding van 21 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 11 augustus 2021 onder bovenvermeld zaak- en rolnummer, gewezen tussen
[appellant]
als eiser en
[geïntimeerde 1]
als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant]
heeft samengevat gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog (1) zal verklaren voor recht dat de overeenkomst onder dwaling tot stand is gekomen en dat
[appellant]
deze buitengerechtelijk heeft vernietigd; althans subsidiair de overeenkomst alsnog gerechtelijk zal vernietigen wegens dwaling; (2)
[geïntimeerde 1]
zal veroordelen tot (terug)betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 8.400,00 aan
[appellant]
, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te rekenen vanaf 26 april 2020, althans vanaf 15 oktober 2020 tot de dag van voldoening; (3)
[geïntimeerde 1]
zal veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00 aan
[appellant]
, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 26 april 2020, althans vanaf 2 november 2020 tot de dag van voldoening; (4) met veroordeling van
[geïntimeerde 1]
in de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
[geïntimeerde 1]
heeft - kort gezegd - geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van
[appellant]
in de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.6. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2.
[geïntimeerde 1]
is een onderneming die zich bezig houdt met de handel in en de reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
[geïntimeerde 2]
en
[geïntimeerde 3]
zijn vennoten van
[geïntimeerde 1]
.
2.3.
Begin 2019 heeft
[geïntimeerde 1]
met een advertentie op Marktplaats een auto van het merk Audi type 5.2 S8 Pro Line van het bouwjaar 2006, met kenteken
[kenteken]
, te koop aangeboden voor een bedrag van € 8.890,00. In de advertentie wordt een kilometerstand van 237.448 km genoemd.
2.4.
Op 24 juli 2019 heeft
[appellant]
deze auto van
[geïntimeerde 1]
gekocht voor een bedrag van € 8.400,00. In de koopovereenkomst wordt voor zover van belang het volgende vermeld:
2.5.
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft
[appellant]
[geïntimeerde 1]
in gebreke gesteld, omdat hij kort na de aankoop verschillende gebreken aan de auto heeft ondervonden.
[appellant]
heeft medegedeeld dat er flinke motorschade is ontstaan die hij bij de aankoop van de auto niet had verwacht of had hoeven te verwachten. In de brief heeft
[appellant]
verder medegedeeld dat partijen wel hebben gesproken over de aanwezige/zichtbare gebreken, maar dat
[geïntimeerde 1]
niet heeft medegedeeld dat er ook aan de motor gesleuteld was.
[appellant]
heeft
[geïntimeerde 1]
verzocht om binnen vijftien dagen te laten weten wanneer zij de auto gaat repareren.
2.6.
In een e-mailbericht van 30 oktober 2019 heeft
[geïntimeerde 1]
hierop gereageerd.
[geïntimeerde 1]
heeft betwist dat
[appellant]
niet op de hoogte was van het feit dat de auto mankementen vertoonde tijdens de aankoop. Dit was juist de reden dat
[appellant]
de auto voor deze prijs en zonder garantie heeft gekocht.
2.7.
In een e-mailbericht van 21 april 2021 van de gemachtigde van
[appellant]
aan
[geïntimeerde 1]
is de koopovereenkomst namens
[appellant]
buitengerechtelijk vernietigd en/of ontbonden wegens non-conformiteit en/of dwaling.
3.1.
[appellant]
heeft in eerste aanleg kort gezegd gevorderd - uitvoerbaar bij voorraad – primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst onder dwaling tot stand is gekomen en dat
[appellant]
deze rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, subsidiair de overeenkomst alsnog gerechtelijk te vernietigen wegens dwaling, en meer subsidiair een verklaring voor recht dat sprake is van non-conformiteit en de overeenkomst alsnog gerechtelijk te ontbinden al dan niet vanwege een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Zowel primair als (meer) subsidiair heeft
[appellant]
gevorderd
[geïntimeerde 1]
te veroordelen tot (terug)betaling aan
[appellant]
van een bedrag van € 8.400,00 alsmede van de buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00, te vermeerderen met de wettelijke rente; (4) met veroordeling van
[geïntimeerde 1]
in de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[geïntimeerde 1]
heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van
[appellant]
.
3.3.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter allereerst geoordeeld dat het beroep van
[appellant]
op dwaling wegens schending van de mededelingsplicht (artikel 6:228 lid 1 sub b BW) door
[geïntimeerde 1]
niet slaagt. Uit de overgelegde advertentie volgt niet dat een ‘gebrekenvrije auto’ werd geadverteerd.
[appellant]
stelt bovendien zelf dat hij tijdens de bezichtiging en vervolgens tijdens de proefrit meerdere zichtbare en onzichtbare gebreken heeft ontdekt.
[geïntimeerde 1]
heeft bovendien gemotiveerd weersproken dat
[appellant]
niet op de hoogte was van de technische staat van de auto.
[appellant]
heeft weliswaar betwist dat hij het RDW-tellerrapport heeft getekend, maar niet dat hij de factuur heeft getekend waarop staat vermeld dat de kilometerteller ‘onlogisch’ is. Ten aanzien van de kilometertelling kan daarom niet worden geconcludeerd dat
[geïntimeerde 1]
niet aan haar mededelingsplicht heeft voldaan. Voorts heeft
[geïntimeerde 1]
onweersproken aangevoerd dat zij
[appellant]
bij het ophalen van de auto diverse malen heeft gewaarschuwd om niet met de auto te gaan rijden en heeft geadviseerd de auto via autotransport te vervoeren. Ook heeft
[appellant]
gesteld dat ten tijde van de koop de oranje (motor)waarschuwingslamp brandde en naar zijn eigen zeggen gaat het lampje branden indien sprake is van een motorstoring. Het had op de weg van
[appellant]
gelegen om hier een opmerking over te maken en daar zo nodig (nadere) vragen over te stellen. Dat heeft
[appellant]
niet gedaan, zodat hij niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Ten aanzien van de door
[appellant]
gestelde gebreken aan de motor van de auto en de kilometerstand is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat
[geïntimeerde 1]
haar mededelingsplicht heeft geschonden. Het beroep op dwaling op grond van artikel 6:228 lid 1 onder b BW is daarom verworpen. De vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst is afgewezen. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat
[appellant]
zich evenmin met succes op non-conformiteit kan beroepen, omdat hij onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn onderzoeksplicht. De vordering wegens een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van
[geïntimeerde 1]
is daarom eveneens afgewezen. Tot slot is
[appellant]
als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt
[appellant]
op met vier grieven. De grieven richten zich enkel tegen het oordeel van de kantonrechter dat zijn beroep op dwaling niet slaagt en niet tegen de afwijzing door de kantonrechter van zijn beroep op non-conformiteit.
3.5.
De grieven II en III zien op de afwijzing door de kantonrechter van het beroep op dwaling.
[appellant]
stelt dat hij heeft gedwaald over de technische staat van de auto en over de kilometerstand.
[geïntimeerde 1]
heeft haar mededelingsplicht geschonden door geen melding te maken van de gebreken aan de motor en van de teruggedraaide kilometerstand. Bij de bezichtigingen constateerde
[appellant]
een aantal zichtbare gebreken aan de auto. Daarom heeft hij ook korting gekregen op de aankoopprijs. Na de aankoop heeft
[appellant]
niet meer dan 100 kilometer met de auto kunnen afleggen. De motor was defect en
[appellant]
kon niet meer verder rijden. Ook werd het
[appellant]
pas na de aankoop duidelijk dat de kilometerstand van de auto was teruggedraaid.
[geïntimeerde 1]
had
[appellant]
als professionele verkoper moeten informeren over de toestand van de motor en de werkelijke, feitelijke kilometerstand, zodat
[appellant]
vervolgens had kunnen bepalen of hij nader onderzoek had willen doen.
[appellant]
betwist dat
[geïntimeerde 1]
hem van tevoren kenbaar heeft gemaakt dat de kilometerstand was teruggedraaid.
[geïntimeerde 1]
heeft een onjuiste kilometerstand genoemd in de advertentie op Marktplaats.
[appellant]
betwist dat hij het RDW-tellerrapport van 16 juli 2018, waarin is vermeld dat sprake is van een “onlogische kilometerstand”, voor akkoord heeft ondertekend voorafgaand aan de aankoop. Hij betwist dat het zijn handtekening is op dat rapport.
[appellant]
wijst erop dat in beginsel de mededelingsplicht van de verkoper prevaleert boven de onderzoeksplicht van de koper.
[appellant]
meent dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst en de koopovereenkomst op grond van dwaling vernietigbaar is.
3.6.
[geïntimeerde 1]
betwist dat zij haar mededelingsplicht heeft geschonden ten aanzien van de gebreken aan de motor en de (teruggedraaide) kilometerstand. Ten tijde van de aankoop was
[appellant]
op de hoogte van de technische staat van de auto.
[appellant]
heeft aangegeven dat hij kennis had van auto’s, in auto’s handelde en van plan was om de Audi te exporteren naar Polen.
[appellant]
heeft samen met zijn broer een proefrit gemaakt, waarna partijen uitvoerig hebben gesproken over de conditie van de Audi.
[appellant]
had na de proefrit enkele gebreken geconstateerd aan de Audi.
[geïntimeerde 1]
heeft daarvoor ook een korting gegeven op het aankoopbedrag. Op de koopovereenkomst is uitdrukkelijk vermeld dat de Audi wordt geleverd zonder garantie en dat wordt afgezien van non-conformiteit. Deze aankoopvoorwaarden zijn ook nog in het Pools vertaald door de Poolse medewerker van het schoonmaakbedrijf.
[geïntimeerde 1]
heeft
[appellant]
uitdrukkelijk gewezen op de gebreken aan de Audi en zelfs geadviseerd om niet met de auto te gaan rijden.
[appellant]
is ondanks de gebreken en een oranje knipperend lampje toch gaan rijden met de Audi.
[geïntimeerde 1]
heeft
[appellant]
ook gewezen op de onlogische kilometerstand door dit gegeven te vermelden op het RDW-tellerrapport.
[appellant]
heeft dit rapport bovendien ondertekend.
3.7.
Op grond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW is een overeenkomst vernietigbaar als: (i) de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling; (ii) de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten; en (iii) de wederpartij (
[geïntimeerde 1]
) in verband met wat zij wist over de dwaling de dwalende (
[appellant]
) had moeten inlichten (mededelingsplicht). Bij de beoordeling of er sprake is van een mededelingsplicht van
[geïntimeerde 1]
en hoe ver die reikt, spelen de aard van de relatie en de in het maatschappelijke verkeer geldende opvattingen een rol.
[appellant]
heeft ook een onderzoeksplicht. Dat houdt in dat hij, voor zover dat in redelijkheid van hem verwacht kan worden, pogingen moet doen om duidelijkheid te krijgen over de overeenkomst die hij aangaat.
3.8.
Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat
[geïntimeerde 1]
[appellant]
ten tijde van de aankoop heeft geïnformeerd over de technische staat van de auto. In een handgeschreven opmerking op de koopovereenkomst is vermeld dat
[appellant]
in de auto heeft gereden, dat hij de auto goed heeft bevonden, dat er korting is verleend voor eventuele mankementen en dat de auto wordt geleverd zonder garantie. Ook staat er een stempel op de koopovereenkomst waarin is vermeld dat koper afziet van non-conformiteit en dat er geen garantie van toepassing is. Onderaan de koopovereenkomst staat tweemaal met de hand geschreven de naam van
[appellant]
. Ter zitting heeft
[appellant]
toegelicht dat alleen de eerste (bovenste) handtekening van hem is (en niet de tweede (onderste) handtekening) en dat de stempel over de non-conformiteit en de handgeschreven bedragen pas na zijn ondertekening op de koopovereenkomst zijn gezet door
[geïntimeerde 1]
.
[appellant]
betwist derhalve dat de tweede (onderste) handtekening op de koopovereenkomst van hem is. Deze betwisting van
[appellant]
ter zitting komt het hof onwaarachtig voor.
[appellant]
heeft immers zelf een koopovereenkomst overgelegd (als productie 5 bij zijn verzoekschrift in eerste aanleg) waarin eveneens beide handtekeningen, de stempel over de non-conformiteit en de genoemde bedragen zijn vermeld. Dat er daarnaast nog een andere versie van de koopovereenkomst bestaat (zonder stempel over het afzien van non-conformiteit en zonder tweede handtekening), zoals
[appellant]
stelt, acht het hof niet geloofwaardig. Nu uit de koopovereenkomst blijkt dat
[appellant]
de auto inclusief eventuele (on)zichtbare gebreken van
[geïntimeerde 1]
heeft gekocht, kan niet worden gezegd dat
[geïntimeerde 1]
[appellant]
niet op de hoogte heeft gesteld van de technische staat van de auto. Dat geldt te meer omdat er al tijdens de proefrit een oranje waarschuwingslampje brandde dat, blijkens de stellingen van partijen, duidt op een motorstoring. De mededelingen van
[geïntimeerde 1]
over de technische staat van de auto hadden voor
[appellant]
in ieder geval aanleiding moeten zijn om nader onderzoek te doen. Dat heeft hij niet gedaan, zodat niet kan worden gezegd dat
[appellant]
op dit punt aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Voor zover sprake zou zijn van een onjuiste voorstelling van zaken aan de zijde van
[appellant]
, komt dit voor zijn rekening en risico. Het beroep op dwaling van
[appellant]
ten aanzien van de technische staat van de auto slaagt derhalve niet.
3.9.
Ten aanzien van de (teruggedraaide) kilometerstand wordt als volgt overwogen. In de advertentie van
[geïntimeerde 1]
op Marktplaats is een kilometerstand van 237.448 km vermeld. Niet in geschil is dat
[geïntimeerde 1]
wist dat dit niet de juiste kilometerstand was. In geschil is de vraag of
[geïntimeerde 1]
[appellant]
hier voorafgaand aan de verkoop van de auto over heeft geïnformeerd.
[geïntimeerde 1]
stelt dat zij dat heeft gedaan door het RDW-tellerrapport van 16 juli 2018, waarin is vermeld dat sprake is van een “onlogische kilometerstand”, aan
[appellant]
te verstrekken en door hem dit te laten ondertekenen.
[appellant]
heeft evenwel gemotiveerd betwist dat
[geïntimeerde 1]
hem dit rapport voorafgaand aan de verkoop van de auto op 24 juli 2019 heeft laten zien en dat de handtekening onderaan het rapport van hem is. In artikel 159 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs oplevert zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. De bewijslast van de echtheid van de handtekening rust op degene die zich op de onderhandse akte beroept, in dit geval op
[geïntimeerde 1]
. Indien immers niet bewezen is van wie de handtekening afkomstig is, levert het RDW-tellerrapport geen bewijs op en heeft het dus ook geen vrije bewijskracht. Dit brengt mee dat het aan
[geïntimeerde 1]
is om te bewijzen dat zij aan haar mededelingsplicht heeft voldaan door aan te tonen dat zij het RDW-tellerrapport van 16 juli 2018 voorafgaand aan de verkoop van de auto op 24 juli 2019 aan
[appellant]
heeft verstrekt en dat de handtekening op het rapport van
[appellant]
afkomstig is.
3.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.