Oplegging van straf en maatregel
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk,
met oplegging van de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van vijf jaren. Indien het hof tot deze strafoplegging komt, acht de advocaat-generaal oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr niet noodzakelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit voor de duur van het voorarrest en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling en een contactverbod met medeverdachte
[medeverdachte]
. Daarnaast heeft de raadsman bepleit af te zien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr.
De raadsman acht oplegging van deze maatregel te verstrekkend en onnodig.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De strafbare feiten en de ernst van de feiten
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de strafbare feiten het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben
van kinderpornografisch materiaal van haar eigen kinderen. Op verzoek van medeverdachte
[medeverdachte]
- met wie zij een (seksuele) relatie had - heeft verdachte naaktfoto’s van haar
dochter [persoon 1]
en haar zoons [persoon 2]
en [persoon 3]
gemaakt en aan [medeverdachte]
toegestuurd.
Ook werden de kinderen tijdens het videobellen tussen verdachte en [medeverdachte]
naakt in beeld gebracht waarbij verdachte de geslachtsdelen en billen van haar kinderen filmde. Daarnaast is verdachte gedurende een periode van ruim 2,5 jaar medeplichtig geweest aan het seksueel misbruik van haar dochter [persoon 1]
door medeverdachte [medeverdachte]
. Ondanks dat verdachte wist dat [medeverdachte]
verliefd was op [persoon 1]
, haar wilde vingeren en seks met haar wilde, heeft verdachte [medeverdachte]
steeds opnieuw bij [persoon 1]
gelaten. Aan het begin van de bewezenverklaarde periode was [persoon 1]
6 jaar oud. [persoon 3]
en [persoon 2]
waren
3 respectievelijk 4 jaar oud toen ze werden gebruikt voor het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Het misbruik is enkel gestopt toen [medeverdachte]
werd aangehouden in verband met een verdenking van seksueel misbruik van andere minderjarige meisjes. Niet alleen is verdachte een essentiële schakel geweest in het misbruik van [persoon 1]
door [medeverdachte]
en daarmee mede verantwoordelijk hiervoor, ook heeft zij zich zélf schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van haar kinderen door hen te dwingen bepaalde handelingen te ondergaan dan wel te verrichten ten behoeve van het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof overweegt ten aanzien van de ernst van de feiten als volgt.
Verdachte heeft haar eigen minderjarige kinderen gebruikt voor het vervullen van seksuele behoeften van
[medeverdachte]
, terwijl zij als moeder bij uitstek degene was die haar kinderen had moeten beschermen. Verdachte heeft niet ingegrepen toen het nodig was, maar heeft
[medeverdachte]
juist gefaciliteerd door mee te werken en met hem mee te denken in hetgeen hij nodig had om zijn seksuele behoeften te vervullen. De rechtbank heeft met betrekking tot de ernst van de feiten onder meer overwogen:
Het is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van kinderen dat zij kunnen vertrouwen op hun moeder. De ervaring leert dat wanneer dat vertrouwen beschaamd wordt, zeker op de wijze waarop verdachte dat hier heeft gedaan, dit zeer traumatisch en schadelijk is voor de kinderen. Verdachte heeft haar kinderen (en [persoon 1]
in het bijzonder) daarmee ook een normale en gezonde seksuele en emotionele ontwikkeling ontnomen en ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. De ervaring leert dat seksueel misbruik, ook in het geval van vervaardigen van kinderporno, zeer ernstige psychische en emotionele gevolgen voor de slachtoffers kan hebben die nog lange tijd -soms zelfs levenslang- kunnen doorwerken. Daarnaast zijn de kinderen van verdachte naar aanleiding van de onderhavige zaak uit huis geplaatst, waarbij [persoon 1]
gescheiden is van haar broertjes [persoon 2]
en [persoon 3]
. Dat de levens van de kinderen van verdachte zijn ontwricht en dat ze daardoor schade hebben opgelopen, kan naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangenomen.
Het hof sluit zich in zoverre aan bij de rechtbank, neemt deze overwegingen over en voegt daaraan toe dat ook uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken hoe groot de invloed van het seksuele misbruik op het leven van ieder van de slachtoffers is.
Uit de slachtofferverklaring die namens de kinderen door mr.
[naam 1]
is voorgelezen, is naar voren gekomen dat de kinderen ernstige gevolgen ondervinden van het seksuele misbruik en dat een ieder op zijn/haar eigen manier hiermee worstelt.
[naam 1]
heeft treffend onder woorden weten te brengen dat de rugzakjes van de kinderen al op jonge leeftijd overvol zijn geraakt en dat er voor de kinderen nog een lange weg te gaan is. Het hof constateert dat dit mede terug te voeren is op het handelen van verdachte. Voorts heeft
[naam 1]
naar voren gebracht dat de loyaliteit van de kinderen naar hun moeder onveranderd aanwezig is. Het hof constateert – ook met het oog op de aanvullende processen-verbaal die aan het procesdossier zijn gevoegd die zien op bevindingen van de pleegouders van
[persoon 2]
en
[persoon 3]
- dat de kinderen in de toekomst nog het nodige te verwerken zullen hebben. Het lijkt een kwestie van tijd te zijn tot zich een moment zal gaan voordoen dat de kinderen vragen gaan stellen aan verdachte en verdachte zullen gaan confronteren met hetgeen zij haar kinderen heeft aangedaan. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard de ze haar kinderen tegen die tijd eerlijk wil vertellen wat er is gebeurd, waarbij zij ook verantwoordelijkheid wil gaan nemen voor haar eigen aandeel.
De rol van verdachte en de persoon van verdachte
In het dossier bevindt zich een grote hoeveelheid Whatsappberichten die tussen verdachte en medeverdachte
[medeverdachte]
zijn gewisseld. Uit dit berichtenverkeer kan worden afgeleid dat verdachte een (seksuele) relatie met
[medeverdachte]
onderhield. Voorts kan uit het berichtenverkeer worden afgeleid dat verdachte in staat is geweest weerstand te bieden aan
[medeverdachte]
als hij verzoeken en wensen bij haar neerlegde die naar haar maatstaven te ver gingen. De rechtbank heeft hierover onder meer het volgende overwogen.
[medeverdachte]
accepteerde het als verdachte niet wilde voldoen aan zijn wensen. Zo zegt verdachte meerdere malen tegen [medeverdachte]
dat ze [persoon 1]
niet kan dwingen om bij hem te komen logeren en dat ze [persoon 1]
niet kan dwingen op de foto te gaan. En wanneer [medeverdachte]
opnieuw begint over seks met [persoon 1]
, zegt verdachte duidelijk tegen [medeverdachte]
‘‘Nee ik laat haar echt niet mee doen no way’’. [medeverdachte]
reageert: ‘‘Oke is goed. (…) Snap ik.’’ Verdachte stelt herhaaldelijk duidelijke grenzen richting [medeverdachte]
in wat ze wel en niet acceptabel vindt met betrekking tot [persoon 1]
. Geen enkele keer als verdachte ‘nee’ zegt, is te lezen dat [medeverdachte]
boos wordt of zijn zin probeert door te drijven.
Het hof sluit zich in zoverre aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt deze overwegingen over. Het hof leidt uit de gesprekken tussen verdachte en
[medeverdachte]
af dat verdachte in zekere mate wel keuzevrijheid had en zelfstandig beslissingen kon nemen.
Verdachte wist ook dat wat zij deed fout en strafbaar was waarbij ze de angst heeft gehad om gepakt te worden. De rechtbank heeft hierover onder meer het volgende overwogen.
Zo schrijft verdachte dat ze moeten oppassen omdat de kinderen ouder worden en steeds meer gaan praten en als het uitkomt, dan zou verdachte op straat staan en niks meer hebben. Ook schrijft ze ‘‘Nee ik laat haar echt niet mee doen no way. En dan de ruzie riskeren. Of het lekt uit dan hang(en) we. Minderjarige. Is het me niet waard. En geen zin ruzie met iedereen en risico lopen jou niet te zien.’’
Het hof sluit zich in zoverre aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt deze overwegingen over.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de persoon van verdachte het volgende overwogen.
Over verdachte is op 25 november 2021 een Pro Justitia rapport uitgebracht door
GZ- psycholoog [naam 2]
.
De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis,
matig van ernst, en aan een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Samenhangend met
deze stoornissen beschikt ze over onvoldoende probleemoplossende vaardigheden.
Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Door haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis is verdachte bang om verlaten te worden.
Zowel de gebrekkige probleemoplossende vaardigheden als de angst voor verlating hebben
haar belemmerd in het maken van andere keuzes aangaande de tenlastegelegde feiten.
Verdachte was zelfstandig niet in staat om anders om te gaan met het contact met
medeverdachte. Door haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis durfde ze ook niet om hulp
te vragen, uit angst voor afwijzing en mogelijke verlating. Verder was verdachte, door haar
verstandelijke ontwikkelingsstoornis, onvoldoende in staat de gevolgen van haar gedrag en
het gedrag van medeverdachte, voor haar kinderen te overzien. Daar de stoornissen van
verdachte haar hebben belemmerd in het maken van andere keuzes, adviseert de rapporteur haar de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze laatste conclusie verenigen, maakt die tot de hare en
concludeert dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen
worden toegerekend. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande conclusies van de psycholoog en concludeert evenals de rechtbank dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Het hof zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging. Het hof voegt daar het volgende aan toe. Enerzijds is het zo dat verdachte niet een onwetend en willoos werktuig in de handen van
[medeverdachte]
is geweest om hem te voorzien in zijn seksuele wensen en behoeften. Zo was het besef dat verdachte fout handelde al gedurende de pleegperiode bij haar doorgedrongen, maar was verdachte desondanks meewerkend en meedenkend richting
[medeverdachte]
als hij iets van haar verlangde met betrekking tot haar kinderen. Anderzijds is het zo dat, kijkend naar het Pro Justitia rapport, verdachte door de bij haar geconstateerde stoornissen niet goed in staat is geweest anders te handelen dan zij heeft gedaan met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten.
[medeverdachte]
onderhield contact met verdachte met het uiteindelijke doel van
[medeverdachte]
de kinderen van verdachte seksueel te misbruiken. Het hof acht wel degelijk aannemelijk dat
[medeverdachte]
daarbij gebruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van verdachte. Zo heeft
[medeverdachte]
steeds meer vertrouwen bij verdachte gewekt, raakte verdachte steeds meer in de ban van
[medeverdachte]
en is zij langzaam meegezogen in en in zekere zin ook slachtoffer geworden van het contact met
[medeverdachte]
. Verdachte was door haar stoornissen verminderd in staat om weerstand te bieden tegen
[medeverdachte]
en deed daardoor vaak wat van haar gevraagd werd. Het was voor haar niet goed mogelijk om op een andere manier te handelen. Zelf ingrijpen of iemand in haar vertrouwde omgeving op de hoogte stellen van het perverse gedrag van
[medeverdachte]
lukte verdachte bijvoorbeeld niet. Het hof is van oordeel dat de doorwerking van de stoornissen van verdachte op haar gedrag en de keuzes die zij heeft gemaakt ten tijde van de bewezenverklaarde feiten onvoldoende tot uitdrukking is gekomen in de door de rechtbank opgelegde straf.
De straf
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf conform het voorarrest met daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals bepleit door de raadsman, geen recht doet aan de aard en de ernst van de feiten.
In het licht van hetgeen het hof heeft overwogen over de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten, de rol van verdachte en haar verminderde toerekeningsvatbaarheid, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht dient hierop in minder te worden gebracht.
Het hof zal bij het voorwaardelijke strafdeel de hierna te melden bijzondere voorwaarden bevelen, omdat het hof het van belang acht dat verdachte behandeling ondergaat met het oog op haar kwetsbaarheid. Het hof ziet geen aanleiding om het vermijden van kinderporno als bijzondere voorwaarde op te leggen, nu deze voorwaarde gelet op de persoon van verdachte geen meerwaarde heeft. Een proeftijd van vijf jaren acht het hof in het kader van het voorwaardelijke strafdeel noodzakelijk. In het Pro Justitia rapport wordt benoemd dat het recidiverisico gelegen is in de mensen met wie verdachte omgaat en dat, zo lang daar toezicht op blijft, het recidiverisico laag lijkt te zijn. Naar het oordeel van hof is het daarom wenselijk dat verdachte langdurig contact met de reclassering onderhoudt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overweegt het hof dat, gelet op het recidiverisico en de bescherming van de kinderen van verdachte, er een groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op haar is. Het hof acht dit voldoende ondervangen met de oplegging van de hierna te melden bijzondere voorwaarden. Het hof ziet geen aanleiding om daarnaast de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 240b, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde, de strafbaarheid van verdachte en de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het onder 1 en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte verplicht is zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres
[locatie 1]
, te melden.
De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte zich laat opnemen in
[instelling]
of een soortgelijke zorginstelling (of indien nodig overbruggingszorg), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de gevangenisstraf. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien er niet direct plek is binnen de beoogde behandelinstelling, werkt de verdachte mee aan overbruggingszorg. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- de verdachte in een andere instelling verblijft voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met
[medeverdachte]
, geboren op
[geboortedag 1]
1982, heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 24 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.