3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
15. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 december 2021
5.3 (…)
De rechtmatigheid van het besluit van de inspecteur om een aangifte te controleren wordt in beginsel niet aangetast door de manier waarop informatie over de belastingplichtige is verwerkt.
Dat kan anders zijn indien de controle van de aangifte voortvloeit uit een risicoselectie, een verwerking van persoonsgegevens in een databank of een gebruik van een databank waarin persoonsgegevens zijn opgeslagen, op basis van een criterium dat jegens de belastingplichtige leidt tot een schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. Indien de rechter tot de bevinding komt dat zo’n uitzonderlijke situatie aan de orde is, is het niet uitgesloten dat hij daaraan de slotsom verbindt dat de controle van de aangifte van de belastingplichtige heeft plaatsgevonden op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van hetgeen bij die controle aan het licht is gekomen onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. In dat uitzonderlijke geval komt aan de inspecteur niet de bevoegdheid toe om de aangifte van de belastingplichtige te corrigeren naar aanleiding van die bij de controle aan het licht gekomen punten. Indien een belastingplichtige gemotiveerd stelt dat de hier bedoelde uitzonderlijke situatie zich in zijn geval heeft voorgedaan, dient de inspecteur aan de belastingplichtige en de rechter de gegevens te verstrekken die voor de beoordeling hiervan van belang kunnen zijn.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit arrest evenzeer te gelden voor de risicoselectie voor onderzoek naar de vraag of aan een instelling terecht de ANBI-status is toegekend. Dat betekent dat, indien die risicoselectie heeft plaatsgevonden op basis van een criterium dat jegens de instelling leidt tot een schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging, dat de rechtmatigheid van dat onderzoek zou kunnen aantasten.
17. Eiseres heeft voor haar stelling dat het boekenonderzoek is ingesteld vanwege haar islamitische achtergrond onder meer verwezen naar de volgende stukken:
-Het weekverslag van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) van 10 juli 2015 waarin onder meer het volgend is vermeld:
“(…) Uit een lopend strafrechtelijk onderzoek blijkt overigens dat de gemeenschap elkaar waarschuwt “dat giftenaftrek na 7 januari 2014 niet meer kan bij x”, we zien dan ook dat de giftenaftrek in de periode daarna zich vermoedelijk verplaatst naar een nieuwe stichting die nog niet onder de aandacht ligt bij het ANBI team.
Inmiddels zijn we gestart om bij een aantal stichtingen die veel giftenaftrek veroorzaken derden onderzoeken in te laten stellen en daarbij de kasadministratie op te vragen. (…)
In de analyse van de verdachte gevallen uit onze casusposities is ons opgevallen dat die vooral gedaan worden door mensen in een leeftijdscategorie tussen de 21 en de 65 jaar. Dit patroon wijkt af van het patroon van de gemiddelde Nederlander. Op deze populatie gaan we dus nog eens wat nader inzoomen.”
-Een memo van 30 oktober 2015 van de Teamleider Landelijk Combiteam Aanpak Facilitators waarin onder meer het volgend is vermeld:
“Via het FIOD onderzoek (…), zijn we gestuit op een mogelijk fenomeen bij de giftenaftrek. In de betreffende casus speelt dit probleem uitsluitend binnen de islamitische gemeenschap en werd door de gehoorden aangegeven dat dit een gebruikelijk patroon was.
Aan de hand van deze signalering heeft CAF een bredere analyse laten doen om te kijken of dit probleem breder speelt en zich wel of niet beperkt tot de genoemde gemeenschap.
(…) Als je de populatie die naar voren komt uit deze bredere analyse nader bestudeert, dan bevestigt dit de eerdere veronderstelling dat het daadwerkelijk probleem zich met name concentreert bij de eerder genoemde gemeenschap en niet significant ook op andere plaatsen voorkomt.”
-Het weekverslag CAF van 21 april 2017 waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Deze week is een afstemmingsbijeenkomst geweest met het ANBI team. In deze bijeenkomst zijn alle posten die we gezamenlijk aan het aanpakken zijn de revue gepasseerd. De CAF interesse start in alle gevallen met twijfel over de aftrekbaarheid van de giften. Dat leidt vaak tot een derdenonderzoek bij de ANBI en dat leidt dan vaak weer tot een vervolgonderzoek bij de ANBI met uiteindelijk intrekking van de status.”
-Het rapport Onderzoek Query’s aan de Poort van PwC waarin onder meer het volgende is vermeld:
“De handleiding bij de giftenquery beschrijft in alle jaren
[2014 tot en met 2018]
dat giften met in het tekstveld ‘moskeeën’ of ‘moskee als periodieke gift’ als risico op fraude moeten worden aangemerkt. (…) Uit de beschikbare documentatie blijkt dat de Poort bij uitblijven van een beleidslijn alle (periodieke) giften aan moskeeën boven een drempelwaarde aanmerkt als frauderisico. Waarborgen om te voorkomen dat aangiften met een giften aan een moskee met een ANBI-status, welke aftrekbaar zijn niet worden aangemerkt als frauderisico, hebben wij niet aangetroffen in de beschikbare documentatie. Daarnaast hebben wij in de handleidingen van 2016 bij de giftenquery dat giften aan ‘kerkelijke instellingen alleen met hoofdletters in gevuld door allochtonen’ als risico op fraude moet worden aangemerkt. Evenzo constateren wij dat in 2016 in de giftenquery nationaliteitscodes zijn opgenomen, en dat de handleiding stelt dat dit “Zeker bij giften een belangrijk gegeven” is. Daarnaast bevat de lijst van instellingen waaraan giften boven een drempelwaarde altijd als fraude moeten worden aangemerkt, bij twee organisaties een voetnoot “mits niet autochtoon”.”
-Een stuk dat zich ten tijde van de inzage in het dossier van eiseres bevond waarin het volgende is vermeld:
“Omdat gebleken is dat we niet op naam van de instelling een query kunnen bouwen (die hoeft nl niet verplicht te worden ingevuld) en ook niet op nummer van de ANBI
[afgedekte tekst]
, resteert slechts een query, waarin we zicht krijgen op de nationaliteit van de particulier. Inmiddels is ons duidelijk dat men de 2e nationaliteit uit BvR aan het weghalen is. Deels is dat al geschoond en deels nog niet (…). Omdat men het veld van de 2e nationaliteit aan het opschonen is, is ons inziens extra haast geboden bij het uitzetten van de query.
(…)
Gisteren kwam bij mij het verzoek van CAF aan BCA
[Hof: Belastingdienst Centrale Administratie]
binnen om een query uit te voeren op etnische afkomst in verband met jullie onderzoek naar mogelijke fraude op giftenaftrek.
[afgedekte tekst]
Ik heb daarom het volgende bedacht. BI&A maakt een statistische analyse op de giften aftrek en zoekt naar anomalieën. De uitkomst rechtvaardigt andere en verdere analyse en houdt de vraagstelling objectief.
[afgedekte tekst]
weet ervan en zal aangeven wanneer de analyse ingepast kan worden in de reguliere werkzaamheden.”
18. Daarmee heeft eiseres haar stelling dat het boekenonderzoek is ingegeven door haar islamitische achtergrond in beginsel voldoende gemotiveerd als bedoeld in het hiervoor aangehaalde arrest. In dat kader is niet vereist dat van die stelling onomstotelijk bewijs wordt geleverd, maar wel dat er aanleiding ontstaat van verweerder te verlangen dat hij meer informatie verstrekt dan hij reeds bij het verweerschrift heeft gedaan. De rechtbank heeft daarom, mede gezien het feit dat de door verweerder in eerste instantie overgelegde stukken summier zijn, na de eerste zitting verweerder opgedragen nadere informatie te verstrekken. Tevens heeft de rechtbank daarbij eiseres verzocht haar stellingen nader te onderbouwen.
19. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zonder meer bevoegd is om in verband met een giftenaftrek in een aangifte inkomstenbelasting een derdenonderzoek in te stellen bij de organisatie waaraan die giften zouden zijn gedaan. Gezien echter de inhoud van het verzoek om een derdenonderzoek in te stellen in combinatie met de bij 17 aangehaalde citaten kan niet worden uitgesloten dat het feit dat het om giften aan een islamitische organisatie gaat, in casu een rol heeft gespeeld bij de beslissing de desbetreffende aangiften inkomstenbelasting nader te onderzoeken. Dat de grond voor het instellen van het derdenonderzoek om die reden wellicht als onzuiver zou kunnen worden beschouwd, betekent echter niet dat verweerder met het instellen van dat derdenonderzoek ten aanzien van eiseres misbruik maakt van zijn bevoegdheden.
[3]
Met wat eiseres daarvoor heeft aangedragen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het derdenonderzoek verder ging dan noodzakelijk voor het beantwoorden van de vragen van de inspecteur voor de inkomstenbelasting. Ook anderszins vindt de rechtbank voor de conclusie dat dat wel het geval is, in de gedingstukken geen aanknopingspunten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding hetgeen de controlerend ambtenaren bij dat derdenonderzoek hebben vastgesteld over de administratie en de activiteiten van eiseres buiten beschouwing te laten. Op grond daarvan hebben de controlerend ambtenaren kunnen en mogen signaleren dat een nader onderzoek bij eiseres wenselijk was.
20. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of, zoals eiseres stelt, de beslissing om daadwerkelijk bij eiseres een boekenonderzoek in te stellen, is ingegeven door de islamitische achtergrond van eiseres.
21. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het ANBI-team uit verschillende bronnen signalen ontvangt over ANBI’s die reden geven tot het instellen van een boekenonderzoek bij de desbetreffende ANBI. De belastingdienst en in het bijzonder het ANBI-team, heeft – volgens verweerder –onvoldoende capaciteit om naar aanleiding van al die signalen daadwerkelijk een controle in te stellen zodat er dus een selectie plaatsvindt. Verweerder heeft desgevraagd niet inzichtelijk gemaakt wie die selectie doet en welke selectiecriteria daarbij worden gehanteerd. Weliswaar heeft de heer
[E]
in het memo van 23 mei 2016 verwoord waarom volgens hem een onderzoek bij eiseres noodzakelijk en gewenst is, maar verweerder heeft geen verklaring kunnen geven waarom nu juist aan de controle van eiseres voorrang is gegeven.
22. Uit de stukken van het geding kan worden afgeleid dat bij de belastingdienst sprake was van een verhoogde belangstelling voor giften aan moskeeën en andere islamitische instellingen en dat dergelijke instellingen op zichzelf reeds als frauderisico worden gezien. Hoewel dat op zichzelf niet betekent dat verweerder in onderhavig geval daadwerkelijk het discriminatieverbod heeft overtreden, kan niet worden uitgesloten dat het feit dat het hier een islamitische stichting betreft (mede) reden is geweest om bij eiseres het boekenonderzoek in te stellen en aldus voor de risicoselectie bewust of onbewust een criterium is aangelegd dat jegens eiseres leidt tot schending van het discriminatieverbod.
23. Gelet daarop, in samenhang bezien met al het vorengaande, komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder onvoldoende heeft aangedragen om te kunnen concluderen dat, anders dan eiseres gemotiveerd heeft gesteld, de islamitische achtergrond van eiseres geen rol heeft gespeeld bij de risicoselectie. In het licht van het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 10 december 20214, zal de rechtbank daarom voorbij gaan aan de bevindingen in het controlerapport en beoordelen of verweerder met wat hij overigens heeft aangevoerd zijn beslissing om de ANBI-status van eiseres in te trekken, voldoende heeft onderbouwd.
24. In beginsel is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij aan de vereisten voor de ANBIstatus voldoet. Nu verweerder echter (kennelijk zonder enig voorbehoud) die status per 1 januari 2008 heeft toegekend, ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat en vanaf welk moment eiseres niet langer voldoet aan die eisen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is niet in geschil dat eiseres voldoet aan de kwalitatieve eis.
25. Voor zijn stelling dat eiseres niet voldoet aan de kwantitatieve eis heeft verweerder op basis van de informatie op de website van eiseres en haar statuten aangevoerd dat eiseres geen actueel beleidsplan heeft dat voldoet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld in artikel 1, eerste lid, letter f UR, haar statuten geen liquidatiebepaling bevatten als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, letter h UR en eiseres niet heeft voldaan aan de publicatieplicht omdat eiseres op haar website geen financiële verantwoording heeft opgenomen.
26. In artikel 1a, eerste lid, UR (tekst 2 juli 2018, datum intrekking status) is het volgende vermeld:
1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:
(…)
f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;
(…)
h. uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die die een soortgelijke doelstelling heeft;
(…)
j. de instelling via internet op elektronische wijze informatie met betrekking tot haar functioneren, openbaar maakt;
In artikel 1a, zevende lid, UR staat onder meer het volgende vermeld:
7. De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, bestaat ten minste uit:
(…)
h. de balans en de staat van baten en lasten, met toelichting, van de instelling dan wel, indien het instellingen betreft die niet actief geld of goederen werven onder derden en die het aan hen ter beschikking staande vermogen of de opbrengsten daarvan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend besteden ten behoeve van hun doelstelling (zuivere vermogensfondsen) of indien het kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd betreft, de staat van baten en lasten en een overzicht van de voorgenomen bestedingen, met toelichting.
27. Op de website van eiseres staat onder meer het volgende: