In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i)
[eisers]
zijn gezamenlijk eigenaar van een bovenwoning te
[plaats]
(hierna: de bovenwoning of het gehuurde). De benedenwoning, eveneens eigendom van
[eisers]
, heeft een eigen huisnummer en een eigen ingang.
(ii)
[eiseres 1]
heeft de bovenwoning met ingang van 1 juni 2016 verhuurd aan
[verweerder 1]
.
[verweerder 2]
is medehuurder. Van de huurovereenkomst maakten de ?Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte’ (hierna: de algemene bepalingen) deel uit.
(iii) Medio juni 2016 heeft
[verweerder 2]
geconstateerd dat een koppeling van de cv-installatie op de door hem bewoonde zolderverdieping lekte. De lekkage leek volgens hem eenvoudig op te lossen en
[verweerder 2]
heeft naar eigen zeggen in overleg met
[verweerder 1]
besloten om de lekkage te verhelpen, door de vulslang richting de koppeling aan de kant van de aftap- en vulkraan te duwen en de slangklem aan die kant vaster te draaien (hierna: de reparatie).
(iv) Op 22 juli 2016 is, bij afwezigheid van de bewoners van de bovenwoning, zeer ernstige waterschade in het gehuurde ontstaan: het gehuurde en de benedenwoning “kwamen onder water te staan”. Het pand is onbewoonbaar verklaard tot 9 maart 2017. De huurovereenkomst is geëindigd per 1 mei 2017.
(v) Partijen zijn het eens met de bevinding van een deskundige dat de waterschade is ontstaan doordat de vulslang die op de cv-installatie en de waterkraan was aangesloten, als gevolg van de permanente waterdruk is losgesprongen van de openstaande waterkraan, en dat het water uit de waterkraan toen gedurende een langere periode vrij in het gehuurde is blijven stromen. Zij zijn het er niet over eens wie de waterkraan op de cv-installatie heeft opengedraaid (en niet meer heeft dichtgedraaid).