GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202301562
Vonnis in kort geding van 24 mei 2023
PASANGGRAHAN STRAND HOTEL SINT MAARTEN N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
ONTWIKKELINGSBANK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN N.V. (‘OBNA’),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees, N.G. Blokland en R.F. van den Heuvel.
2
De vordering en het verweer
2.1.
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de door OBNA in gang gezette openbare verkoop van Hotel Pasanggrahan te Sint Maarten te staken of te schorsen, althans om te bepalen dat de inzetprijs minimaal NAf 8,2 miljoen moet zijn.
2.2.
OBNA heeft met verwijzing naar 44 producties verweer gevoerd.
3.1.
OBNA heeft laatstelijk bij kredietovereenkomsten van augustus 2009 en juli 2011 krediet aan eiseres verstrekt. In september 2014 heeft OBNA het krediet opgezegd met opeising van het gehele uitstaande bedrag. De opeisbare vordering van OBNA op eiseres bedraagt thans ongeveer NAF 12,8 miljoen. OBNA wenst tot uitwinning over te gaan van het bij aktes van 15 oktober 2019 aan haar verleende hypotheekrecht op, kort gezegd, het hotel. De veiling staat gepland voor morgenochtend, 10.00 uur.
3.2.
Uit de door OBNA overgelegde stukken blijkt dat aan de geplande veiling een meerjarig traject is voorafgegaan waarin eiseres de mogelijkheid heeft gehad elders financiering te zoeken of om anderszins aan haar verplichtingen jegens OBNA te voldoen. Het gerecht wijst ter illustratie op de volgende tijdlijn:
? september 2014: opzegging krediet;
? mei 2020: veilingpoging 1 (afgeblazen in verband met corona);
? december 2020: veilingpoging 2 (door eiseres gepareerd met een voorlopige surseance met afkoelingsperiode);
? maart 2021: afwijzing van een door eiseres in kort geding gevorderd verbod om te veilen;
? maart 2021: veilingpoging 3 (geen gegadigden).
3.3.
Uitgangspunt dat een hypotheekhouder op de voet van artikel 3:268 lid 1 BW bevoegd is tot executieverkoop over te gaan indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van zijn hypothecaire verplichtingen. Daarvan is hier sprake. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan sprake zijn van misbruik van de bevoegdheid van de hypotheekhouder om tot parate executie over te gaan. Daarvan kan onder meer sprake zijn als de hypotheekhouder geen redelijk te respecteren belang heeft bij de parate executie, mede gelet op de belangen aan de zijde van de schuldenaar die door de executie zullen worden geschaad, of als er daardoor aan de zijde van de schuldenaar een noodsituatie zou ontstaan.
3.4.
Bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld zijn niet aannemelijk geworden. In de eerste plaats geldt dat, zoals hiervoor is overwogen, eiseres al vele jaren in gebreke is aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Niet gebleken is bovendien dat eiseres enig zicht heeft op alternatieve financiering of mogelijkheden heeft om een substantiële aflossing te doen.
3.5.
Eind 2022 heeft OBNA USD 1.650.000 ontvangen van Nagico terzake een aan eiseres toekomend bedrag uit een verzekeringsovereenkomst. Anders dan eiseres in haar verzoekschrift heeft gesteld, is er geen grond om OBNA te verwijten dat zij jegens Nagico met dit bedrag genoegen heeft genomen. Uit de door OBNA overgelegde vaststellingsovereenkomst en correspondentie blijkt immers dat ook eiseres ermee heeft ingestemd dat haar claim op Nagico tegen dat bedrag werd geschikt. Door OBNA is daarbij toegezegd dat zij, na ontvangst van dit bedrag, tot en met december 2022 niet tot verkoop van het hotel zou overgaan, dit met het oog op eventuele alternatieve financiering. Aan die toezegging heeft OBNA zich gehouden.
3.6.
Dat OBNA volgens eiseres ruim USD 200.000 heeft ontvangen of tegemoet kan zien uit door OBNA ten laste van eiseres gelegde derdenbeslagen onder (onder meer) huurders en cruisemaatschappijen, kan niet afdoen aan het belang van OBNA tot verhaal van het restant van haar opeisbare vordering.
3.7.
OBNA is dan ook gerechtigd de veiling door te zetten, mede om het verder oplopen van haar vordering te voorkomen. Dit laatste moet tevens in het belang worden geacht van eiseres als kredietneemster en van haar andere crediteuren.
3.8.
Gelet op het vaststaande en inmiddels langdurige verzuim waarin eiseres jegens OBNA verkeert, alsmede gelet op de overige omstandigheden zoals die blijken uit de overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, kan eiseres niet gevolgd worden in haar stelling dat OBNA misbruik maakt van haar bevoegdheid door thans tot veiling over te gaan.
3.9.
OBNA heeft de inzetprijs voor de veiling van het hotel gesteld op USD 5.285.000. Niet kan worden geoordeeld dat met dit bedrag – omdat het te laag zou zijn – de belangen van eiseres worden geschaad. OBNA heeft de inzetprijs met verwijzing naar de executiewaarde in het door haar overgelegde taxatierapport gemotiveerd, met daarbij de toevoeging dat een lage inzetprijs meer gegadigden trekt en tot een beter resultaat kan leiden. In dit verband heeft zij er op gewezen dat op de veiling van maart 2021, met een inzetprijs van USD 7,15 miljoen, niemand is komen opdagen. Dat de door eiseres ingeschakelde taxateur op een hogere executiewaarde uitkomt, hoeft voor OBNA geen aanleiding te zijn haar inzetprijs te wijzigen.
3.10.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van eiseres moeten worden afgewezen, met haar veroordeling in de proceskosten.