3.1.
Voorafgaand aan dit kort geding hebben de gemachtigden van partijen overleg gevoerd over de door eiseres gewenste aanpassing van twee door de Centrale Bank op haar website geplaatste persberichten. Nadat overeenstemming was uitgebleven, heeft de Centrale Bank updates onder die persberichten geplaatst. Ter zitting is verder overleg gevoerd, nu ook over een derde, ouder persbericht en heeft het gerecht een voorstel gedaan om de door beide partijen gewenste duidelijkheid van de berichtgeving te bevorderen. De ter zitting aanwezige personen leken zich daarin, met een slag om de arm, te kunnen vinden.
3.2.
De aansluitend aan de zitting aan de gemachtigden gezonden persberichten met de voorgestelde aanpassingen zijn hieronder opgenomen. Tussen blokhaken en onder ‘update’ staan cursief de door de rechter voorgestelde toevoegingen. De eerder al door de Centrale Bank opgenomen updates zijn daarbij doorgestreept.
[achternaam eiseres]
c.s veroordeeld tot betaling van ruim een miljard aan schadevergoeding
Willemstad/Philipsburg – Vanochtend heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao vonnis gewezen in de aansprakelijkheidsprocedure die de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) namens Ennia heeft gevoerd tegen de (uiteindelijk) aandeelhouder en voormalige bestuurders van Ennia. De rechter heeft Ennia in het gelijk gesteld en
[achternaam eiseres]
, zijn dochter en voormalige bestuurders veroordeeld tot betaling van ruim een miljard gulden aan schadevergoeding aan Ennia.
Naar aanleiding van dit vonnis zal de CBCS op dinsdag 30 november om 17:00 uur een persconferentie houden.
Willemstad, 29 november 2021
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN
__________________________
In het hoger beroep heeft het Gemeenschappelijk Hof een tussenvonnis gewezen. Verwezen wordt hiervoor naar ons persbericht
PB 2023-028
.
Het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg d.d. 29 november 2021 vindt u
hier
;
Het tussenvonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 12 september 2023 vindt u
hier
.”
CBCS herkent zich niet in onware aantijgingen [eiseres]
WILLEMSTAD/PHILIPSBURG – De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) constateert dat diverse media aandacht besteden aan uitingen van
[eiseres]
. De CBCS herkent zich geenszins in deze uitingen.
Opvalt dat
[eiseres]
haar toevlucht neemt tot onware en lasterlijke aantijgingen tegen landen en bestuursorganen van het Koninkrijk en functionarissen die bij de Ennia zaak betrokken zijn. Daarbij presenteert zij zich, net als haar vader, als een maatschappelijke weldoener. Dit terwijl een onafhankelijke rechter in het Koninkrijk der Nederlanden gemotiveerd heeft geoordeeld dat zij, evenals haar vader, zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige daden jegens Ennia en
[daarmee volgens CBCS aan benadeling van, toevoeging 20/11/23]
haar polishouders. Om die reden is ook zij veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van meer dan NAf 945 miljoen. Voorts hebben onafhankelijke rechters in de VS uitspraken gedaan in het voordeel van Ennia, vertegenwoordigd door de CBCS.
De opmerkingen met betrekking tot de verkoop van Banco di Caribe uit de Ennia groep stroken niet met de werkelijkheid en zijn lasterlijk. Deze verkoop is tot stand gekomen na een professioneel en zorgvuldig gevoerd proces waarbij de CBCS zich heeft laten bijstaan door deskundige en internationaal gerenommeerde kantoren uit Nederland en de Verenigde Staten. Tot slot is geen sprake van een op handen zijnde vertrek van enige top functionaris van de CBCS.
De CBCS blijft zich concentreren op de kern van de zaak: verhaal van de schade die door de
[achternaam eiseres]
’s c.s. is toegebracht, dit in het belang van de polishouders van Ennia.
Willemstad, 22 januari 2023
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN
In het hoger beroep heeft het Gemeenschappelijk Hof een tussenvonnis gewezen. Verwezen wordt hiervoor naar ons persbericht
PB 2023-028
.
Het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg d.d. 29 november 2021 vindt u
hier
;
Het tussenvonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 12 september 2023 vindt u
hier
.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 12 september 2023 een tussenvonnis gewezen in de hoger beroepsprocedure in de Ennia-zaak. In het tussenvonnis vat het Hof de toewijsbaarheid van de vorderingen tegen de afzonderlijke gedaagden als volgt samen:
“13.2. Het Hof acht de vordering van Ennia Investments (als rechtsopvolger van ECII) inzake S&S in beginsel tegen […]
, […]
en […]
toewijsbaar tot een bedrag van USD 117 miljoen. De vordering van Ennia Investments (als rechtsopvolger van Energy Equipment) inzake de oil rigs acht het Hof in beginsel tegen […]
en […]
toewijsbaar tot een bedrag van USD 11.032.776. Voor wat betreft de vorderingen inzake S&S en de oil rigs van Ennia Holding en Ennia Investments (op eigen titel) zal de zaak te zijner tijd worden verwezen naar de schadestaat. Tegen de andere appellanten [Parman International B.V. en [eiseres]
zijn de vorderingen niet toewijsbaar. Over het beroep op matiging zal later worden beslist.
13.3.
In verband met de vordering van Ennia Holding inzake de gedane (dividend)uitkeringen acht het hof eerst nadere taxatie nodig van Mullet Bay in de relevante periode. De zaak zal in verband daarmee naar de rol worden verwezen zodat partijen zich kunnen uitlaten over de te benoemen deskundige en de te stellen vragen. Geoordeeld is reeds dat de vordering niet toewijsbaar is jegens […]
en dat de vordering jegens Parman International respectievelijk [eiseres]
niet toewijsbaar is ten titel van schadevergoeding maar mogelijk (deels) wel op grond van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking.”
Hof wijst tussenvonnis: [achternaam eiseres]
blijft aansprakelijk
Willemstad/Philipsburg - De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) heeft kennisgenomen van de uitspraak van vandaag van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in het hoger beroep in de zaak van Ennia tegen
[achternaam eiseres]
c.s.
Het betreft een tussenvonnis waarin het Hof aansprakelijkheid van [ [voornaam vader]
, toevoeging 20/11/23] [achternaam eiseres]
en anderen [drie ex-bestuurders, toevoeging 20/11/23]
heeft bevestigd. Het Hof acht daarbij de vorderingen van Ennia toewijsbaar voor een aantal schadeposten van minimaal NAf 250 miljoen (USD 117 miljoen, USD 11 miljoen en NAf. 25,8 miljoen) [Voor deze schadeposten zijn [eiseres]
en Parman International B.V. niet aansprakelijk geacht, toevoeging 20/11/23.]
Om over de resterende vorderingen te kunnen beslissen [waaronder vorderingen tegen [eiseres]
terzake ongerechtvaardigde verrijking tot een beloop van circa NAf 30 miljoen, toevoeging 20/11/23] acht het Hof onderzoek door een onafhankelijke deskundige nodig en moeten partijen nog nadere informatie verstrekken. Het gaat bij het onderzoek met name over de waarde die in de relevante jaren redelijkerwijs aan Mullet Bay kon worden toegekend. Partijen krijgen de gelegenheid zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige.
De CBCS verwijst verder naar het uitgebreide persbericht van het Hof over het tussenvonnis.
Dit tussenvonnis betekent dat de aansprakelijkheidsprocedure doorloopt en dat het nog enige tijd zal duren alvorens duidelijk is hoe hoog het bedrag is waarvoor
[achternaam eiseres]
c.s. aansprakelijk zijn. Het bedrag zal wel substantieel lager zijn dan door Ennia wordt gevorderd en in eerste aanleg door het Gerecht was toegewezen.
Met dit tussenvonnis zullen ook de erkenningsprocedures in de VS langer doorlopen.
Willemstad, 12 september 2023
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN
__________________________
Het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg d.d. 29 november 2021 vindt u
hier
;
Het tussenvonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 12 september 2023 vindt u
hier
.
De erkenningsprocedure in de VS ten aanzien van
[eiseres]
met betrekking tot het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg is op 8 november 2023 op gezamenlijke instructie van partijen ‘dismissed wilthout prejudice’.
In het Persbericht van 12 September 2023 duidt de CBCS gedaagden aan als “[achternaam eiseres]
en anderen” en “[achternaam eiseres]
c.s.”. Volledigheidshalve verwijst de CBCS naar randnummers 13.2 en 13.3 van het tussenvonnis van 12 september 2023, waarin het Gemeenschappelijk Hof van Justitie de toewijsbaarheid van de vorderingen tegen de afzonderlijke gedaagden als volgt samenvat:
“13.2. Het Hof acht de vordering van Ennia Investments (als rechtsopvolger van ECII) inzake S&S in beginsel tegen […]
, […]
en […]
toewijsbaar tot een bedrag van USD 117 miljoen. De vordering van Ennia Investments (als rechtsopvolger van Energy Equipment) inzake de oil rigs acht het Hof in beginsel tegen […]
en […]
toewijsbaar tot een bedrag van USD 11.032.776. Voor wat betreft de vorderingen inzake S&S en de oil rigs van Ennia Holding en Ennia Investments (op eigen titel) zal de zaak te zijner tijd worden verwezen naar de schadestaat. Tegen de andere appellanten [Parman International B.V. en [eiseres]
zijn de vorderingen niet toewijsbaar. Over het beroep op matiging zal later worden beslist.
3.4.
Verdere aanpassing zoals door het gerecht voorgesteld zou het gerecht beter voorkomen, maar dat is niet de maatstaf voor een bevel tot rectificatie. Bij gebreke van overeenstemming over aanpassing/aanvulling van de persberichten, dient beoordeeld te worden of die berichten, in onaangepaste vorm en met de reeds toegevoegde (in de tekst hiervoor doorgehaalde) updates onrechtmatig zijn jegens eiseres.
3.5.
Daarbij spitst het gerecht de beoordeling toe op de onderdelen daarvan die worden geadresseerd in de primair door eiseres gevorderde rectificatietekst.
Het gaat dus om de volgende punten:
a. a) dat het hof in het tussenvonnis niet ook eiseres aansprakelijk heeft geacht voor onrechtmatig handelen of tekortschietend toezicht bij Ennia;
b) dat de procedure in de VS tot erkenning van het vonnis van het gerecht in eerste aanleg voor zover het eiseres aangaat op 8 november 2023 is beëindigd;
c) dat de indruk wordt gewekt dat ook ten aanzien van eiseres onafhankelijke rechters in de VS uitspraken hebben gedaan in het voordeel van Ennia, vertegenwoordigd door de Centrale Bank.
3.6.
Het gerecht is van oordeel dat de persberichten (inclusief de door de Centrale Bank geplaatste updates) jegens eiseres niet onrechtmatig zijn. De persberichten waren ten tijde van de publicatie en gelet op de gewezen vonnissen in hoofdzaak feitelijk correct. Met door de Centrale Bank opgenomen updates (zoals in de tekst hiervoor doorgehaald) zijn de laatste twee persberichten geactualiseerd en enigszins genuanceerd. Aan punt a) bedoeld onder 3.5 is met de update door de Centrale Bank tegemoetgekomen, punt b) is van ondergeschikt belang en het achterwege laten van vermelding daarvan is niet onrechtmatig, en de berichtgeving waarop punt c) ziet is niet onjuist, gelet op onder meer de erkenning in de VS van de alhier uitgesproken noodregeling. Het achterwege laten door de Centrale Bank van verdere aanpassing - zoals door eiseres geëist of in andere zin - is niet onrechtmatig te achten. Daarbij weegt uiteraard mee het belang van eiseres om niet onnodig en onterecht in een kwaad daglicht te worden gesteld, en anderzijds het belang van de Centrale Bank om het publiek te correct en compact informeren te over de Ennia-problematiek en de door haar genomen maatregelen, dit ook in reactie op publieke uitlatingen van eiseres.