Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij
1. primair: op 13 november 2021 te Amsterdam opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan
[slachtoffer 1]
;
subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die
[slachtoffer 1]
;
meer subsidiair is dit ten laste gelegd als het mishandelen van die
[slachtoffer 1]
;
2. primair: op 13 november 2021 te Amsterdam poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan
[slachtoffer 2]
door met een fles tegen het hoofd van die
[slachtoffer 2]
te slaan;
subsidiair is dit ten laste gelegd als het mishandelen van die
[slachtoffer 2]
;
3. primair: op 21 juni 2022 te Amsterdam poging tot het opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan
[slachtoffer 3]
door een glas naar het hoofd van die
[slachtoffer 3]
te gooien of hem te slaan;
subsidiair is dit ten late gelegd als het mishandelen van die
[slachtoffer 3]
.
ÁG113061607539,È
G113061607539
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
op 13 november 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde
[slachtoffer 1]
met kracht en met gebalde vuist (van achter) tegen diens gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
op 13 november 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die
[slachtoffer 2]
met kracht met een fles op het achterhoofd, althans op het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde
op 21 juni 2022 in Nederland,
[slachtoffer 3]
heeft mishandeld door die
[slachtoffer 3]
(met kracht) tegen het hoofd te stompen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair en feit 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 primair:
telkens poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte]
, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich (uiterlijk) op 2 december 2022 tussen 09:00 en 12:00 uur melden bij Reclassering Nederland op het adres
[adres reclassering]
. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de GGZ Noord Holland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met
[slachtoffer 3]
, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelast de teruggave aan
[verdachte]
van het onder veroordeelde in beslaggenomen geldbedrag van € 1.998,80.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]
toe tot een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[slachtoffer 2]
voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 2]
aan de Staat € 750,00 (zevenhonderdvijftig) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]
toe tot een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 juni 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[slachtoffer 3]
voornoemd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 3]
aan de Staat € 250,00 (tweehonderdvijftig) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 juni 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2022.