2.1.
[naam architect]
, thans 91 jaar, is een gerenommeerd architect. Hij heeft in de jaren 1970-2000 veel grote civiele en utilitaire projecten ontworpen. Het werk van
[naam architect]
is geworteld in het modernisme, de publieke bouwkunst, en wordt getypeerd door heldere vormen en een zuivere toepassing van eigentijdse bouwtechnieken en materialen. Belangrijke thema’s in het werk van
[naam architect]
zijn de geometrische doosvorm, de zichtbare constructie en de regelmatig terugkerende diagonalen. Voor zijn werk heeft
[naam architect]
vele architectuurprijzen ontvangen.
[naam architect]
had zijn eigen architectenbureau. In de periode 1968-1975 was hij daarnaast hoogleraar Architectuur en Stedenbouw aan de TU Eindhoven en in de periode 1975-1979 Rijksbouwmeester.
2.2.
[naam architect]
heeft in 1977 in opdracht van DWL, het Drinkwaterleidingbedrijf Rotterdam - de rechtsvoorganger van het drinkwaterbedrijf Evides - op het complex aan de
[adres 1]
ten behoeve van de drinkwatervoorziening voor Rotterdam en omgeving een ensemble van gebouwen in orthogonale opzet ontworpen en doen realiseren (hierna: het Complex en het Ensemble). Het Complex ligt aan de voet van de (eerste) Van Brienenoordbrug in Rotterdam. Van het Ensemble maken in oorsprong deel uit: een spaarbekken, een zich in de grond bevindend pompstation met boven het maaiveld uitstekende motoren, een doseringsgebouw, een filterinstallatie, een dienstengebouw met afgeschuinde hoeken en hoofdentree (hierna: het Dienstengebouw), een centraal plein voor het Dienstengebouw en twee druppelvormige waterreservoirs. Het Ensemble heeft geen monumentale status.
2.3.
Naast het Dienstengebouw bevindt zich een kunstwerk (zonder titel) in de vorm van een stalen structuur van 40m x 40m, h. 4,5m. Dit werk is ontworpen door de in 2002 overleden beeldend kunstenaar,
[naam 1]
, vanuit de gedachte een schakel te vormen tussen de architectuur - het Ensemble, met name het Dienstengebouw - en de (eerste) Van Brienenoordbrug.
2.4.
Voorafgaand aan de realisatie van het Ensemble heeft
[naam architect]
in opdracht van DWL nog twee drinkwaterzuiveringsensembles gecreëerd, op de Berenplaat (1965) en de Petrusplaat (1974). Volgens
[naam architect]
staan de drie ensembles in nauw architectonisch verband met elkaar.
2.5.
Ten tijde van en vlak na de bouw van het Ensemble was sprake van een natuurlijke omgeving rondom het Complex die, met uitzondering van de aanwezigheid van de Van Brienenoordbrug, nagenoeg leeg was (zie de afbeelding hieronder).
2.6.
In de loop der jaren is de omgeving van het Complex geïndustrialiseerd en de inrichting van het Complex gewijzigd. Een van de wijzigingen is dat Evides op dit moment in het Dienstengebouw en in een achter het filtergebouw in 2004 neergezet en in 2008 uitgebreid bouwwerk aan de
[adres 2]
, uitgevoerd in tijdelijke unitbouw, kantoor houdt. Voorheen werd het Dienstengebouw gebruikt als laboratorium en/of werkplaats. In 2016 heeft een interne renovatie plaatsgevonden en is het laboratorium verbouwd tot vergader- en kantoorruimten. Een andere wijziging is de toevoeging van meerdere parkeerterreinen op het Complex. Uit veiligheidsoverwegingen heeft verder - als omheining en afscherming dienende - vergroening van het Complex plaatsgehad. De afbeeldingen hieronder waaruit dit blijkt dateren van de zomer van 2021.
2.7.
Evides is een speciale-sectorbedrijf dat geprivatiseerde overheidsdiensten levert. Evides heeft elf drinkwaterproductie- en winningslocaties in eigendom, verdeeld over Zuid-Holland en Zeeland. Eén van die locaties bevindt zich op het Complex. Sinds 2015 bestaat bij Evides de wens om haar kantoormedewerkers met standplaats in de regio Rijnmond zoveel mogelijk gecentraliseerd te huisvesten in een nieuw te bouwen hoofdkantoor op het Complex. In dat verband heeft Evides, via een in november 2019 gestarte Europese aanbestedingsprocedure, aan V8 Architects (hierna: V8) de opdracht gegund om op het Complex een nieuw hoofdkantoor te realiseren. In het voorjaar van 2020 was de aanbestedingsprocedure voltooid. Het winnende ontwerp van V8 (architect:
[naam 2]
) omvat, overeenkomstig de door Evides opgestelde gunningsleidraad, als basisvorm een driehoekige bouwlocatie, gepositioneerd op de kop van het Dienstengebouw, vrijwel geheel bebouwd over vier bouwlagen (hierna: het Principeontwerp). Het is de bedoeling van Evides dat het nieuwe hoofdkantoor in het eerste kwartaal van 2024 gereed is voor ingebruikname.
2.8.
Het Principeontwerp, zoals hieronder in het Ensemble afgebeeld, zag er in maart 2021 als volgt uit:
2.9.
Na maart 2021 zijn wijzigingen in het Principeontwerp doorgevoerd (hierna: het Gewijzigd Principeontwerp). In verband met de vertrouwelijkheid van de door Evides na de zitting overgelegde laatste ontwerptekeningen die, zoals gesteld is door Evides, bedoelde wijzigingen bevatten, zijn deze niet afgebeeld in dit vonnis. Evides hoopt dat het ontwerp in het najaar van 2021, na goedkeuring van gemeentelijke instanties, de status definitief krijgt.
Er is in mei 2021 een vergunning gevraagd met betrekking tot het bouwrijp maken van de grond, die in augustus 2021 is verleend.
2.10.
Voor het eerst in juli 2020 is
[naam architect]
door Evides persoonlijk op de hoogte gesteld van de huisvestingsplannen, (het afgerond zijn van) de aanbestedingsprocedure en (een voorontwerp van) het Principeontwerp. De waardestelling is zonder zijn input op 5 juli 2021 definitief gemaakt.
4.1.
Ambtshalve overweegt de voorzieningenrechter dat zij bevoegd is tot kennisname van dit geschil.
4.2.
Aannemelijk is dat
[naam architect]
een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde.
[naam architect]
beweert immers dat met de realisatie van het (Gewijzigd) Principeontwerp van V8 sprake zal zijn van een inbreuk op zijn auteursrechten dan wel zijn auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten in de zin van artikel 25 Auteurswet (hierna: Aw) op het Ensemble.
[naam architect]
vraagt de voorzieningenrechter een dergelijke inbreuk te voorkomen. Volgens vaste jurisprudentie wordt in dat geval het spoedeisend belang verondersteld aanwezig te zijn. Overigens heeft Evides de spoedeisendheid niet betwist.
4.3.
Het partijdebat heeft zich in feite enkel toegespitst op de gestelde inbreuk op de auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten van
[naam architect]
. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat deze de grondslag van de vorderingen vormen. Gelet op de inhoud van dat debat moet allereerst de vraag worden beantwoord of aan
[naam architect]
persoonlijkheidsrechten op het Ensemble als geheel en/of het Dienstengebouw als onderdeel daarvan toekomen. Voorts moet de vraag worden beantwoord of
[naam architect]
zich met een beroep op deze persoonlijkheidsrechten kan verzetten tegen de uitvoering van het huidige (laatste) (Gewijzigd) Principeontwerp.
Voor zover
[naam architect]
zich heeft beroepen op schending van artikel 21 Rv geldt, dat geen sprake is van schending waaraan consequenties verbonden dienen te worden.
4.4.
[naam architect]
heeft doen blijken dat hij zich in zijn algemeenheid niet verzet tegen wijziging van zijn werk en dat hij accepteert dat de gewijzigde huisvestigingsstrategie van Evides ertoe kan leiden dat er wijzigingen moeten worden aangebracht aan/bij de locatie van, in dit geval, het Dienstengebouw. Waartegen
[naam architect]
zich wel verzet is het (zonder met hem tijdig voor de aanbesteding in overleg te zijn getreden) doorvoeren van wijzigingen die de zuivere architectuur van het Ensemble, waarvan het Dienstengebouw deel uitmaakt, aantasten. Het behoud van de zuivere architectuur is van belang omdat het bij Evides bij uitstek draait om ‘zuiverheid’, aldus
[naam architect]
. In dat verband is volgens
[naam architect]
voorts relevant dat zijn architectuur immer wordt gekenmerkt door zuiverheid en duidelijkheid. De gebouwen behorende tot het Ensemble, en dus ook het dienstengebouw, heeft
[naam architect]
, zoals hij aanvoert, ontworpen vanuit functionaliteit en verstaanbaarheid. Hij meent, met een beroep op artikel 25 Aw, dat met het (gewijzigd) Principeontwerp sprake is van een aantasting waartegen hij zich kan verzetten.
4.5.
Evides heeft betwist dat aan
[naam architect]
de door hem gestelde persoonlijkheidsrechten toekomen. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
4.5.1.
Niet in geschil is dat
[naam architect]
de maker is van de individuele gebouwen die behoren tot het Ensemble, waaronder het Dienstengebouw.
Het Dienstengebouw vormt als (alleenstaand) bouwwerk een eigen intellectuele schepping. Het Dienstengebouw is aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van artikel 10 lid 1, aanhef en onder 6, Aw.
[naam architect]
is maker en auteursrechthebbende en hij kan zich daarom ook op artikel 25 Aw, dat, zoals al eerder opgemerkt, voorziet in de persoonlijkheidsrechten voor de maker van een werk, beroepen voor zover het gaat om het Dienstengebouw.
4.5.2.
[naam architect]
ageert echter ook tegen aantasting van het Ensemble. Daaronder verstaat hij blijkens de toelichting ter zitting het geheel van de inrichting van het complex aan de Schaardijk in Kralingen, dat wil zeggen niet alleen de gebouwen maar ook de tussenliggende ruimten, de zichtlijnen en de bij de inrichting van het terrein toegepaste stijl en visie. Voor zover de stellingen van
[naam architect]
mede inhouden dat hij op dat geheel auteurs- of persoonlijkheidsrechten heeft falen zij. Vereist is dat het werk een uitingsvorm heeft die voldoende nauwkeurig en objectief kan worden geïdentificeerd. Een kernwaarde, een stijl of een visie is als zodanig niet een werk.
4.5.3.
Van de vereiste duidelijk te identificeren uitingsvorm is in dit geval voorshands slechts gebleken waar het gaat om de individuele, door
[naam architect]
ontworpen gebouwen op het Complex. Voor het overige zijn de stellingen van
[naam architect]
te vaag. Het door
[naam architect]
aangehaalde arrest (ECLI:NL:GHSHE:1993:AD1836) (dat overigens op een wezenlijk andere situatie zag) doet daaraan niet af. De andere gebouwen dan het Dienstengebouw die deel uitmaken van het Ensemble worden door het Principeontwerp, naar vast staat, niet geraakt.
4.5.4.
De stellingen van
[naam architect]
over de aantasting van de zuiverheid van het Ensemble kunnen daarom hoogstens, als relevante omstandigheden, een rol spelen bij de belangenafweging, die hierna aan de orde komt.
4.5.5.
De voorzieningenrechter merkt op dat de door
[naam architect]
gerealiseerde ensembles op Berenplaat en Petrusplaat voor een beroep op zijn persoonlijkheidsrechten op het Dienstengebouw, dat op een geheel andere locatie te Rotterdam Kralingen is gelegen, in het kader van dit kort geding niet ter zake doen. Voor de beoordeling in dit kort geding is evenmin relevant dat/of de door
[naam architect]
zo aangeduide Drinkwaterprojecten de bodem vormden voor zijn aanpassingen van het Kröller Möller museum.
Verder is van belang op te merken dat de gesteld beoogde vernietiging van het kunstwerk van
[naam 1]
, waarvan de IE-rechten aannemelijk aan de
[naam stichting]
toebehoren en niet - als zodanig noch in verbondenheid met het Ensemble - aan
[naam architect]
, niet langer onderwerp van gesprek is tussen partijen. Hooguit is aan de orde de verplaatsing van het kunstwerk naar een andere plek op het Complex, waartegen
[naam architect]
zich, bij gebrek van op dat punt enig relevant aan hem toekomend recht, niet kan verzetten. Het (mogelijke) bezwaar dat de stichting heeft tegen verplaatsing doet vooralsnog niet ter zake omdat zij niet als partij in dit kort geding is betrokken en
[naam architect]
ook niet als haar gemachtigde optreedt. Evides stelt overigens met de stichting in gesprek te zijn.
Het komt dus aan op de vraag of het (gewijzigd) Principeontwerp leidt tot een wijziging dan wel aantasting van het Dienstengebouw waartegen
[naam architect]
zich kan verzetten.
4.6.
[naam architect]
doet primair een beroep op het bepaalde in artikel 25 lid 1, onder d, Aw en subsidiair op het bepaalde onder c.
4.7.
Artikel 25 lid 1 aanhef, onder c en d, Aw luidt als volgt:
“De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten:
(…)
c. het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;
d. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.”
4.8.
Voor de beoordeling is relevant het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:451 (‘de 4 jaargetijden’) dat gaat over de uitleg van en de verhouding tussen artikel 25 lid 1, onder c en d, Aw.
4.9.
primair: artikel 25 lid 1, onder d, Aw
Voor de beantwoording van de vraag of met succes een beroep kan worden gedaan op artikel 25 lid 1, onder d, Aw (en artikel 6bis Berner Conventie ) moet worden vastgesteld of sprake is van een aantasting en of de aantasting kan leiden tot reputatieschade. Dit laatste vereiste brengt mee dat het erom gaat hoe het relevante publiek hierover naar verwachting zal denken. Het gaat om een geobjectiveerde toets. Bij de beoordeling van het effect dat een aantasting van een werk in de ogen van het relevante publiek heeft op de reputatie van de maker van dat werk kunnen alle omstandigheden die daarop licht kunnen werpen in aanmerking worden genomen. Daarbij valt te denken aan omstandigheden als de aard en ernst van de aantasting, de reden voor de wijziging waarin de aantasting is gelegen, de mate van bekendheid van het werk en van de maker bij het relevante publiek, de waarneembaarheid daarvan voor het relevante publiek, en de tijd die al is verstreken tussen de voltooiing van het werk en de aantasting.
4.10.
Nu reputatieschade vereist is moet het primaire standpunt van
[naam architect]
reeds stranden, omdat reputatieschade in dit geval niet aannemelijk is. Dat voorlopig oordeel wordt op het volgende gebaseerd.
4.10.1.
Van de door
[naam architect]
genoemde, bezwaarlijk geachte wijzigingen/aantastingen (het aanbrengen van een nieuwe doorgang acht hij kennelijk niet bezwaarlijk) zien er slechts twee op het Dienstengebouw als zodanig. Het gaat ten eerste om het verwijderen van de zonkap/zonwering en ten tweede om het aanbrengen van het aquaduct, een verbinding tussen het dak van het Dienstengebouw en het nieuw op te richten driehoekige gebouw, parallel aan de gevel die Evides westgevel en
[naam architect]
zuidgevel noemt, waardoor die gevel in feite een binnenmuur wordt. De oorspronkelijk voorziene wijziging aan die gevel zelf is in het Gewijzigd Principeontwerp niet meer opgenomen. De andere aangevoerde aantastingen dienen buiten beschouwing te blijven, gelet op hetgeen hiervoor (rov 4.5) werd overwogen.
4.10.2.
De reden voor de wijzigingen/aantastingen is gelegen in een uitbreiding van de kantoorruimte, die enerzijds is ingegeven door de wens van Evides om haar kantoormedewerkers uit deze regio te concentreren en anderzijds door de omstandigheid dat het thans bestaande, tijdelijke, gebouw niet kan worden gehandhaafd in verband met energie-eisen. Die uitbreiding wordt bereikt door naast het Dienstengebouw een ander gebouw te plaatsen. Evides acht het gewenst beide gebouwen ten behoeve van haar werknemers intern zoveel mogelijk te verbinden. Het gaat niet om een wijziging van de functie van het Dienstengebouw (van, kort gezegd, laboratorium naar kantoorruimte), die wijziging heeft kennelijk vijf jaar geleden plaatsgevonden zonder dat daarvoor wijziging of aantasting van het uiterlijk van het gebouw nodig was.
4.10.3.
In verband met de te begrijpen en redelijke strenge antiterroristische veiligheidsmaatregelen die Evides sinds 11 september 2001 genoodzaakt was en nog steeds is te nemen in het kader van het toegangsbeheer tot het Complex wordt het publiek dat het Complex daadwerkelijk kan betreden overwegend gevormd door de beperkte groep van het personeel van Evides (Evides heeft overigens toegezegd haar personeel via een nog neer te zetten informatiezuil in het Dienstengebouw te informeren over de geschiedenis van het gebouw en de maker).
Passanten en het bestemmingsverkeer op de Schaardijk en de twee maal drie rijstroken brede Van Brienenoordbrug kunnen zich, zo is wel gebleken op grond van de ter zitting door beide partijen getoonde beelden en de overgelegde foto’s, zittend in een rijdende auto of een ander vervoersmiddel, vanwege het zich relatief snel verplaatsend waarnemingspunt, niet makkelijk een mening vormen over het Dienstengebouw (en daarin aan te brengen veranderingen), het nieuw op te richten gebouw daarnaast en de leeftijd en de maker daarvan. Naar aannemelijk is heeft dat publiek nauwelijks zicht op het Dienstengebouw. Aannemelijk is voorts dat bedoelde passanten en het bestemmingsverkeer overwegend bestaan uit mensen van buiten de groep door
[naam architect]
omschreven als prominenten uit de wereld van de architectuur, de kunst en de wetenschap. De vakgenoten van
[naam architect]
en vorenbedoelde prominenten die schriftelijk hun steun aan
[naam architect]
in deze kwestie hebben betuigd vormen op het eerste gezicht hoogstens een ondergeschikt deel van het relevante publiek. Daarbij komt, dat zij vanwege de informatieverschaffing door
[naam architect]
, op de hoogte zijn van de problematiek en niet meer onbevangen kennisnemen van eventuele wijzigingen. In dit verband verdient opmerking dat
[naam architect]
niet langer werkzaam is als architect en dat van het verlies van opdrachten reeds daarom geen sprake kan zijn.
4.10.4.
[naam architect]
is, ook bij het algemene publiek, een zeer bekende architect. Het Ensemble is in de veelheid aan werken echter niet een zeer bekend werk van
[naam architect]
; voor zover dat bekend is gaat het om de iconische enorme waterbassins in druppelvorm, die door het (Gewijzigd) Principeontwerp niet geraakt worden, en niet om het hier relevante Dienstengebouw. Het gebouw is in 1979 opgeleverd en bestaat dus al ruim 40 jaar. In de loop der jaren zijn op het Complex, als gevolg van modernisering, uit veiligheidsoverwegingen en de verandering van natuurlijke elementen, al meerdere wijzigingen aangebracht (waartegen
[naam architect]
, al dan niet na daarover geraadpleegd te zijn, overigens geen bezwaren heeft geuit). Onder meer is in 2004 een kantoorgebouw herrezen achter het filtergebouw dat niet van de hand van
[naam architect]
is. Ook zijn romneyloodsen geplaatst.
4.10.5.
Ook als het Dienstengebouw en de aantastingen daarvan tot op zekere hoogte zichtbaar is voor het relevante publiek is niet aannemelijk dat dat publiek die veranderingen na ruim 40 jaar zal toedichten aan
[naam architect]
en zeker niet dat zijn grote reputatie daardoor aangetast zal worden. Voor het personeel van Evides geldt dat voor reputatieschade reeds niet gevreesd hoeft te worden omdat de in het nieuwe hoofdkantoor te plaatsen informatiezuil de gang van zaken voldoende duidelijk maakt.
4.10.6.
Daaraan doet naar voorshands oordeel niet af dat de wijze waarop het Gewijzigd Principeontwerp tot stand gekomen is er pas in een laat stadium in voorzag dat
[naam architect]
op de hoogte werd gesteld en zich kon uitlaten. Voor de aanbestedingsplichtige beoogde nieuwbouw, in een apart gebouw naast het Dienstengebouw, behoefde
[naam architect]
immers niet geraadpleegd te worden.
4.10.7.
Evides heeft sterk benadrukt dat, hoewel bepaalde basiskeuzes zoals gemaakt in de aanbesteding niet meer kunnen worden teruggedraaid, het huidige Gewijzigde Principeontwerp nog steeds niet definitief is. Voorgaande beoordeling is beperkt tot de thans beschikbare plannen, voor zover daarvan een voldoende beeld is verkregen uit de aangeleverde stukken en impressies.
4.11.
subsidiair: artikel 25 lid 1, onder c, Aw
Nu op grond van het hiervoor overwogene reputatieschade voorshands niet aannemelijk is, is het de vraag of
[naam architect]
zich op grond van bedoeld artikellid sub c tegen de voorgenomen wijzigingen zoals neergelegd in het Gewijzigd Principeontwerp mag verzetten.
Die vraag beantwoordt de voorzieningenrechter, na redelijkheidstoetsing, bevestigend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.12.
Feit is dat
[naam architect]
niet eerder dan in juli 2020 door Evides op de hoogte is gesteld van het op dat moment al concreet vorm gekregen voornemen van Evides om een nieuw hoofdkantoor te bouwen dat vlak naast het Dienstengebouw in het Ensemble wordt geplaatst. De verklaring van Evides dat zij
[naam architect]
niet heeft betrokken in de eerdere fase (bij haar voornemen tot de huisvestingsplannen, de locatiestudie (door CIER), de waarde stelling (van Polderman) en (de aanloop naar) het aanbestedings- en gunningsproces) omdat het (Gewijzigd) Principeontwerp een nieuw bouwwerk betreft en geen wijziging van het door
[naam architect]
ontworpen Dienstengebouw omvat, baat haar niet voor zover het gaat om de aantasting van het Dienstengebouw zelf. Hoewel het plaatsen van het nieuwe hoofdkantoor, ook in de thans voorziene 17 meter hoge driehoeksvorm, naast het Dienstengebouw niet kan worden aangemerkt als een wijziging van het Dienstengebouw zelf en de feitelijke wijzigingen aan het Dienstengebouw beperkt zijn tot de hiervoor genoemde (rov. 4.10.1) aspecten, heeft de bouw van het (Gewijzigd) Principeontwerp wel degelijk effect op (het uiterlijk van) het Dienstengebouw. Het Dienstengebouw wordt in het Gewijzigd Principeontwerp immers verbonden met het nieuwe hoofdkantoor via het aquaduct. Weliswaar steekt dat aquaduct niet meer uit, maar het is bevestigd aan het dak en beïnvloedt reeds daarom (de zichtbaarheid van) de gevel. Daarbij komt de verwijdering van de zonwering. Weliswaar acht
[naam architect]
die minder ernstig, doch beide elementen versterken elkaar. Tegen die wijzigingen blijft
[naam architect]
zich, terecht, waarover hierna nader, uitdrukkelijk verzetten.
4.13.
Naar voorlopig oordeel is met de beoogde bouw van het aquaduct sprake van een niet toegestane wijziging van het werk van
[naam architect]
, waartegen hij zich in redelijkheid kan verzetten. Uit de visuele impressies die Evides op 8 oktober 2021, in aanvulling op haar productie 20, heeft overgelegd, blijkt dat Evides het aquaduct in het Gewijzigd Principeontwerp onverminderd handhaaft. De enige verbetering die kenbaar is aangebracht is het reeds genoemde aspect dat het aquaduct is ingekort. Verdere relevante nieuwe informatie, anders dan een aantal detaillistische wijzigingen, wordt door Evides aan de hand van de visuele impressies niet gegeven.
[naam architect]
heeft bovendien betwist dat de visuele impressies een realistisch beeld van de effecten geven. Per saldo blijft de situatie bestaan dat het Dienstengebouw als gevolg van de bouw van het aquaduct wordt gewijzigd en dat de invloed van de wijzigingen naar voorlopig oordeel niet verwaarloosbaar is.
Naast de hiervoor genoemde omstandigheden acht de voorzieningenrechter voor de redelijkheid van het verzet van
[naam architect]
van belang, dat van een functiewijziging, laat staan een functiewijziging die noopt tot het verbinden van het Dienstengebouw met het nieuwe gebouw door middel van dit aquaduct, geen sprake is. Ook de veiligheidsaspecten, waarop Evides terecht wijst, staan los van de beoogde bouw van het aquaduct. Dat de omschrijving in het kader van de aanbesteding daartoe dwong is niet aannemelijk, nog daargelaten dat Evides die omschrijving zelf gekozen heeft.
Daarbij komt dat in dit verband, als omstandigheid, wel kan meewegen dat er tussen de gebouwen in het Complex waarop
[naam architect]
auteursrechten heeft onderling ruimtelijke verbanden, zichtlijnen en ook voor de hand liggende routeringen voor de gebruikers van de gebouwen bestonden, die door de thans gekozen oplossing worden verstoord. Voor een deel zijn die verstoringen inherent aan de gekozen, door
[naam architect]
verfoeide, maar voorshands in dit kader toelaatbare, 17 meter hoge driehoeksvorm, maar niet aannemelijk is dat dat geldt voor de verbinding tussen dat gebouw en het Dienstengebouw. Het late moment dat contact met
[naam architect]
tot stand is gebracht en de kennelijk aan beide zijden niet optimale deelname aan het overleg hebben de mogelijkheden om een wederzijds acceptabel compromis te bereiken ongunstig beïnvloed.
4.14.
Daarnaast zijn de nadelen van tegemoetkoming aan de bezwaren van
[naam architect]
voor Evides beperkt. Voor die conclusie is het volgende van belang:
? Evides heeft sterk benadrukt dat het (Gewijzigd) Principeontwerp niet definitief is, hetgeen ook blijkt uit de recente aanpassingen, en dat, bijvoorbeeld, ook het oordeel van het bevoegd gezag nog moet worden afgewacht;
? Evides heeft aangevoerd dat zij steeds voor ogen heeft gehad dat
[naam architect]
op enig moment geraadpleegd zou worden en dat dus zijn visie van belang was voor het uiteindelijke gekozen ontwerp;
? Van substantiële investeringen is tot dusver kennelijk geen sprake;
? Voor de bruikbaarheid van zowel het nieuw te bouwen gebouw als het Dienstengebouw kan Evides in redelijkheid wel enige verbinding tussen beide nodig vinden, maar dat deze oplossing de enige is ligt niet voor de hand.
[naam architect]
heeft bereidheid getoond om alternatieven aan te dragen.
In die omstandigheden is het verzet van
[naam architect]
in het kader van meergemeld artikel redelijk.
4.15.
Gelet op dit alles is, na afweging van de belangen tussen partijen, de gewijzigde eis toewijsbaar voor zover deze is gebaseerd op artikel 25 lid 1 sub c Auteurswet.
Het met de vordering onder 3.1 sub 1 gevraagde feitelijk bouwverbod wordt op straffe van een beperkte en gemaximeerde dwangsom voor beperkte tijd toegewezen. Dit dwingt Evides om, in overleg met
[naam architect]
en V8, een alternatief te bedenken voor het aquaduct, dat in lijn ligt met de architectuur van
[naam architect]
van het Dienstengebouw als onderdeel van het Ensemble.
4.16.
Evides wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
[naam architect]
vordert een proceskostenveroordeling op grond van artikel 1019h Rv. Hij heeft zijn kosten - voorzien van een onderbouwing, zie productie 28 - primair begroot op een bedrag van in totaal € 64.735,43, en subsidiair op € 34.612,32. Beide bedragen zijn inclusief btw, het griffierecht, verschotten en de kosten van de deskundige opgevoerd. Evides heeft verweer gevoerd.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Gelet op de indicatietarieven waarin voor dit soort - als complex aan te merken - kort gedingen de maximale advocaatkosten op € 25.000,00 zijn vastgesteld, begroot de voorzieningenrechter de kosten van
[naam architect]
(vergelijkbaar aan de aan de zijde van Evides opgevoerde advocaatkosten) op € 25.000,00 (exclusief btw), te vermeerderen met de betekeningskosten van de dagvaarding van € 124,82 en het griffierecht van € 309,00. De daarnaast gevraagde vergoeding van de kosten van de deskundige wordt afgewezen, bij gebreke aan een behoorlijke onderbouwing van de noodzaak.
De kosten aan de zijde van
[naam architect]
worden begroot op:
- betekening dagvaarding € 124,82
- griffierecht 309,00
- salaris advocaat 25.000,00 (exclusief btw)
Totaal € 25.433,82
4.17.
De door
[naam architect]
gevorderde nakosten, voor zover deze op dit moment al kunnen worden begroot, en de over de nakosten gevorderde wettelijke rente worden toegewezen op de manier zoals in de beslissing is bepaald.
4.18.
De voorzieningenrechter bepaalt de termijn voor het instellen van een vordering in de hoofdzaak in de zin van artikel 1019i Rv op zes maanden na vandaag.
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Evides om, vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis tot zes maanden daarna, zich te onthouden van iedere inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van
[naam architect]
op het Dienstengebouw, waarbij onder inbreuk in elk geval wordt verstaan het beginnen of doorgaan met sloop en/of bouwwerkzaamheden aan en/of rondom het Dienstengebouw in het kader van de realisatie van het Gewijzigd Principeontwerp, en meer in het bijzonder van het aquaduct,
5.2.
veroordeelt Evides om aan
[naam architect]
een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Evides in de proceskosten, aan de zijde van
[naam architect]
tot op heden begroot op € 25.433,82,
5.4.
veroordeelt Evides in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Evides niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
bepaalt de termijn voor het instellen van een vordering in de hoofdzaak in de zin van artikel 1019i Rv op zes maanden na heden,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.1734/106