Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Eerste aanleg - enkelvoudig Bestuursrecht overig

3 maart 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:1618

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht. Het zaaknummer is 21/4085, bekend onder ECLI code ECLI:NL:RBROT:2022:1618. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure
Zaaknummer(s)
21/4085
Datum uitspraak
3 maart 2022
Datum gepubliceerd
7 maart 2022
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht

zaaknummer: 21/4085

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres]
uit
[woonplaats eiseres]
, eiseres,

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk – Hoogendonk),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 2 november 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een uitkering geweigerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 2,60%.

Bij besluit van 23 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 15 december 2021 heeft het Uwv de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gewijzigd. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 7,59%.

De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 10 februari 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Ook was haar zoon aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als schoonmaakster. Zij heeft zich op 6 maart 2018 wegens pijnklachten ziekgemeld voor dit werk.

Per einde wachttijd heeft het Uwv aan werkgever een loonsanctie opgelegd. Bij besluit van 5 oktober 2020 heeft het Uwv de loonsanctie verkort.

Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.

Een arts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 9 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres in deze functies gemiddeld 97,40% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Zij is arbeidsongeschikt voor 2,60%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, komt eiseres volgens het Uwv niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Wel neemt hij op basis van de in bezwaar ingebrachte informatie nog enkele aanvullende beperkingen op in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft beoordeeld dat dit niet leidt tot andere geschikte functies en kan zich vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

In beroep heeft het Uwv een nieuw arbeidskundig onderzoek gedaan. Op basis van dit onderzoek wijzigt het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres van 2,60% naar 7,59%. Daarmee is nog steeds sprake van een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%, waardoor het Uwv geen WIA-uitkering toekent.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is. In de eerste plaats wijst zij op de FML van 2 april 2020 die de arboarts heeft opgesteld. In deze FML, die is opgesteld om het verzoek om verkorting van de loonsanctie te onderbouwen, zijn onder andere energetische beperkingen aangenomen, met een urenbeperking van 2 uur per dag en 10 uur per week. Het Uwv heeft het verzoek om verkorting van de loonsanctie toegekend en daarmee ook deze beperkingen onderschreven. De arts heeft in haar onderzoek van 22 oktober 2020 vervolgens geen energetische beperkingen geconstateerd en ook geen urenbeperking opgenomen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet afgeweken van dit standpunt. Eiseres kan deze verschillen niet met elkaar rijmen en stelt dat de (verzekerings)artsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar energetische beperkingen.

Verder stelt eiseres dat zij meer psychische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Weliswaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep psychische beperkingen vastgesteld, namelijk voor deadlines, productiepieken en een hoog handelingstempo, maar hij heeft geen rekening gehouden met haar angstklachten en haar moeite met hulp vragen. Daarnaast leidt haar depressieve stoornis tot energetische beperkingen.

Eiseres stelt ook dat zij meer beperkingen heeft door haar lichamelijke klachten, onder meer voor hand- en vingergebruik.

Over de geduide functies voert eiseres aan dat deze haar belastbaarheid overschrijden.

Waarover het gaat in deze zaak

Met de in beroep gewijzigde arbeidskundige grondslag, is de vraag of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor 7,59% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 9 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

In de primaire fase is eiseres gezien door een arts. Dit rapport is getoetst en medeondertekend door een verzekeringsarts. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Het gaat om de bevindingen van de arboarts, het re-integratieverslag, en informatie van de behandelend reumatoloog. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en haar zowel psychisch als lichamelijk onderzocht. Ook is eiseres gevraagd haar (medische) situatie te beschrijven. Op basis hiervan heeft de arts gesteld dat er geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden daarvoor zoals die zijn gesteld in het Schattingsbesluit. Wel stelt de arts dat er beperkingen zijn, waardoor eiseres in mindere mate belastbaar is. Deze belastbaarheid is opgenomen in de FML.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 11 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting. Na de hoorzitting heeft de gemachtigde nog informatie van behandelaars toegezonden. Het gaat om informatie van de huisarts, maag, darm en lever (MDL)-arts, reumatoloog, gynaecoloog, basis GGZ, orthopeed en neuroloog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML enkele aanvullende beperkingen opgenomen.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook kennisgenomen van de informatie van de huisarts, die in beroep nog is toegezonden. Hierover heeft hij gesteld dat hieruit geen nieuwe medische feiten en omstandigheden blijken.

De rechtbank concludeert dat de (verzekerings)artsen alle klachten van eiseres en informatie van de behandelaars hebben betrokken en gewogen in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.

Medische beoordeling

De arts heeft aangenomen dat eiseres fysieke beperkingen heeft vanwege oligoartritis van de knieën, een hielspoor, chronische tendinomyalgene pijn en carpaletunnelsyndroom. Op basis hiervan is de belastbaarheid vastgesteld en opgenomen in de FML. De chronische tendinomyalgene klachten leiden volgens de arts niet tot beperkingen in de belastbaarheid, omdat het juist van belang is om actief te blijven. In de FML zijn beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren (niet werken op hoogtes of met gevaarlijke machines), de dynamische handelingen (duwen en trekken, tillen, dragen, lopen, klimmen, knielen of hurken) en de statische houdingen (zitten, staan, knielen of hurken).

De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 11 juni 2021 uiteengezet dat de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Wel neemt hij op basis van de in bezwaar verkregen gegevens aan dat eiseres psychisch minder belastbaar is door een depressieve stoornis. Dit leidt tot extra beperkingen in het persoonlijk functioneren, namelijk geen hoog handelingstempo en weinig deadlines of productiepieken.

Eiseres stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte niet meer beperkingen heeft aangenomen voor haar energetische, psychische en lichamelijke klachten. Om dit te onderbouwen heeft zij verwezen naar de medische informatie die zij heeft opgestuurd en naar de beoordeling die de arboarts heeft gedaan.

In reactie op de beroepsgrond dat geen rekening is gehouden met haar angstklachten en de moeite die zij heeft om hulp te vragen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd dat het niet gaat om de persoonlijke klachtenbeleving, maar om beperkingen die objectief medisch zijn vast te stellen. Op basis van informatie van behandelaars en de bevindingen tijdens het spreekuur bij de arts is geen grond om meer of andere beperkingen aan te nemen. De nagezonden informatie van de huisarts brengt hierin geen verandering, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat hierin geen nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn opgenomen. De rechtbank vindt deze motivatie begrijpelijk. De beroepsgrond slaagt niet.

Hetzelfde geldt voor de beroepsgrond dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen voor hand- en vingergebruik. De verzekeringsartsen hebben rekening gehouden met de bevindingen tijdens het spreekuur en de medische informatie. Ze hebben hierin geen reden gezien voor beperkingen op hand- en vingergebruik. De enkele stelling van eiseres is onvoldoende om dit voor onjuist te houden.

De rechtbank concludeert verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat met de energetische belemmeringen van eiseres rekening is gehouden door de beperkingen voor (zware) fysieke arbeid. Deze beperkingen volstaan volgens hem voor de depressieve stoornis, zodat er geen grond is voor een urenbeperking. De rechtbank ziet geen reden hieraan te twijfelen, ook niet vanwege de omstandigheid dat de arboarts op dit onderdeel tot een andere conclusie is gekomen. Het is vaste rechtspraak dat het enkele feit dat een bedrijfsarts meer beperkingen opneemt in de FML dan de verzekeringsarts, niet betekent dat de FML van de verzekeringsarts onjuist is. Een door een bedrijfsarts opgestelde FML is immers bedoeld om de re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart te brengen. Daarmee heeft deze FML dus een ander doel dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. Dit is voor het verzoek om verkorting van de loonsanctie niet anders. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een uitzondering aan te nemen op de eerdergenoemde vaste rechtspraak. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing om verdergaande beperkingen aan te nemen voor eiseres op 9 oktober 2020.

De arbeidskundige beoordeling

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 15 december 2021 op grond van de FML functies geselecteerd die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:

- ( SBC: 111160) Textielproductenmaker;

- ( SBC: 264122) Machinaal metaalbewerker;

- ( SBC: 111180) Productiemedewerker industrie.

Vanwege een onjuiste vermelding in het CBBS heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 15 december 2021 de eerder geduide functie ‘monteur printplaten’(SBC 267051) laten vervallen. De rechtbank komt daarom niet toe aan behandeling van de beroepsgronden die tegen de functie ‘monteur printplaten’ zijn aangedragen.

Eiseres heeft tegen de arbeidskundige beoordeling aangevoerd dat bij de functies ‘Textielproductenmaker’ en ‘Productiemedewerker industrie’ sprake is van een overbelasting op zitten. Eiseres stelt dat er – los van de vraag of er beperkingen gelden op dit punt – in de functies onvoldoende substantiële afwisselingsmogelijkheden zijn.

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uitgelegd waarom de functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. Hij heeft erop gewezen dat in de FML niet is opgenomen dat zij houdingen moet afwisselen. Eiseres is op grond van de FML in staat een half uur achtereen te lopen of staan, in totaal twee uur per werkdag. Zitten kan een uur achtereen. Hij heeft verder opgemerkt dat er in de functies geen signaleringen zijn voor lopen, zitten en staan, zodat de functies geschikt zijn. Tijdens de zitting is daaraan nog toegevoegd dat gezien de aard van de functies en de functiebeschrijvingen niet is gebleken dat er geen mogelijkheid is om zo nu en dan van houding te wisselen. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 9 oktober 2020 met deze functies 92,41% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als schoonmaakster, zodat eiseres voor de overige 7,59 % arbeidsongeschikt is.

De rechtbank constateert wel dat de aanpassing van de arbeidskundige grondslag betekent dat de beslissing op bezwaar een gebrek bevat. Het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft echter onder de 35%, waardoor dit gebrek eiseres niet benadeelt. Daarom kan dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het Uwv heeft de WIA-uitkering van eiseres per 9 oktober 2020 terecht geweigerd, op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.

De toepassing van artikel 6:22 van de Awb vormt aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en is ter zitting verschenen. Dit zijn twee proceshandelingen. Per handeling wordt een vergoeding toegekend van € 759,-. De proceskostenvergoeding wordt daardoor € 1518,-. Ook moet het Uwv het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

? verklaart het beroep ongegrond;

? veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1518,- aan proceskosten aan eiseres;

? bepaalt het Uwv het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier op 3 maart 2022.

griffier

rechter

De uitspraak is op bovengenoemde datum verzonden aan partijen en wordt binnen een week openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Zie de uitspraken van de CRvB van 4 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7039 en 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:132.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158