3.2.
Nu belanghebbende verzoekt tot schorsing van de aanslag, dient hij aannemelijk te maken dat en in hoeverre de aanslag onmiskenbaar lichtvaardig of onrechtmatig is opgelegd.
Belanghebbende heeft aan de voorzieningenrechter een afschrift overgelegd van een stuk dat hij in de hoofdzaak bij de rechtbank heeft ingediend en verwijst naar dit stuk voor de onderbouwing van zijn verzoek op het punt van de rechtmatigheid van de aanslag.
In dit stuk neemt belanghebbende stellingen in, welke door de inspecteur bestreden worden, zonder concrete verifieerbare onderbouwing. De voorzieningenrechter acht de bestreden stellingen onvoldoende onderbouwd en daarom niet aannemelijk geworden. Dat leidt tot afwijzing van het verzoek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen reden de aanslag als apert lichtvaardig of onrechtmatig te beoordelen. In het kader van deze voorlopige voorziening is een verdergaande beoordeling van de aanslag niet mogelijk. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot schorsing van de aanslag, als kennelijk ongegrond, afwijzen.