Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, tussenuitspraak strafrecht overig

ECLI:NL:GHARL:2025:7747

Op 5 December 2025 heeft de Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een tussenuitspraak procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21-001457-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHARL:2025:7747. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21-001457-24
Datum uitspraak:
5 December 2025
Datum publicatie:
4 December 2025

Indicatie

Tussenarrest naar aanleiding van (nadere) onderzoekswensen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-001457-24

Uitspraakdatum: 5 december 2025

TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 19 maart 2024 met parketnummer 16-019290-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,

ingeschreven te [woonplaats] .

Hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis van de rechtbank Midden-Nederland.

De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing tot vrijspraak in het vonnis waarvan beroep ter zake van het onder 3 tenlastegelegde. Ter terechtzitting van 21 november 2025 heeft het openbaar ministerie gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep vanwege een gebrek aan belang, nu zij berust in de beslissing tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde. Het hof heeft daarop ter zitting van 21 november 2025 mondeling beslist dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is ter zake van het beroep met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde. Dit feit is daarom niet meer aan de orde in hoger beroep.

Onderzoek van de zaak

Het hof heeft bij de beslissing betrokken wat op de terechtzittingen van het hof van 29 november 2024 en 21 november 2025 bij het hof en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, op de terechtzittingen in eerste aanleg is besproken.

Het hof heeft van de zijde van de verdediging kennisgenomen van de (nadere) onderzoekswensen bij schrijven van 13 november 2025.

Het hof heeft per e-mail van 19 november 2025 aan de verdediging en het openbaar ministerie meegedeeld dat het hof ambtshalve één of meer deskundige(n) nog wil laten reageren op de bevindingen van drs. [Deskundige] van 12 februari 2025, 17 maart 2025 en 8 juli 2025 betreffende nader onderzoek naar hulpstoffen in de moedermelksamples en dat aan deze deskundige(n) kennis wordt gegeven van het rapport van dr. [Dr] van 2 juli 2025 inzake onderzoek naar mogelijke aanwezigheid van zetmeelkorrels in moedermelk.

Het openbaar ministerie heeft per e-mail van 20 november 2025 aan het hof en de verdediging haar reactie op de nadere onderzoekswensen kenbaar gemaakt.

Tot slot heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadslieden, mr. J. Boksem en mr. R. Knegt, op de terechtzitting van 21 november 2025 naar voren is gebracht. Het hof heeft ook kennisgenomen van wat er door de advocaten-generaal, mr. G. Nijpels en mr. S. Kromdijk, en door mr. C.H. Dijkstra namens de benadeelde partij [benadeelde] , op deze zitting naar voren is gebracht.

Onderzoekswensen verdediging

Op de terechtzitting van 21 november 2025 heeft de verdediging – conform de eerder bij schrijven van 13 november 2025 ingediende onderzoekswensen en aangevuld ter terechtzitting – de volgende verzoeken gedaan.

Open eindjes

In de brief van de verdediging van 13 november 2025 wordt gesteld dat van prof. dr. [Professor 3] (hierna: [Professor 3] ) geen recent CV of toelichting op zijn deskundigheid is ontvangen.

Het hof heeft via het kabinet raadsheer-commissaris bij het gerechtshof op 17 november 2025 desgevraagd een uitgebreid CV van [Professor 3] ontvangen en deze aan de verdediging en het openbaar ministerie verstrekt.

Wat betreft de vraag aan de deskundigen of er recent wetenschappelijk onderzoek bekend is over loperamide en moedermelk overweegt het hof dat drs. [Deskundige] (hierna: [Deskundige] ) in zijn rapport van 17 maart 2025 hierover heeft verklaard dat na een zoekslag in de database ‘PubMed’ geen nieuwe wetenschappelijke onderzoeken zijn gevonden. Wel heeft het hof deze vraag inmiddels ook voorgelegd aan prof. dr. [Professor 4] (hierna: [Professor 4] ) en prof. dr. [Professor] (hierna: [Professor] ), zoals hierna nog zal worden besproken.

Onderzoekswensen

Video-bestanden

Verzoek

De verdediging heeft gesteld dat zij op 13 november 2025 twee bestanden heeft ontvangen, te weten een audiobestand en een videobestand. Voordat de (korte) video eventueel ter terechtzitting wordt besproken en vertoond, wil de verdediging de lange video kunnen bestuderen en bespreken met verdachte. Bij het eventueel tonen van de video, waarop de verdachte kolvend te zien is, heeft de verdediging verzocht dit (bij een volgende zitting) achter gesloten deuren te doen vanwege de privacy van verdachte.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting aan de verdediging toegezegd het lange videobestand (opnieuw) ter beschikking te stellen. Voor zover de (korte) video op de volgende terechtzitting zal worden getoond, bestaat er zijdens het openbaar ministerie geen bezwaar dit achter gesloten deuren te doen.

Oordeel van het hof

Nu het openbaar ministerie heeft toegezegd het lange videobestand nogmaals te zullen verstrekken aan de verdediging, hoeft het hof hierover geen beslissing meer te nemen. Verder heeft het hof ter terechtzitting van 21 november 2025 reeds beslist dat voor zover er behoefte is aan het tonen van de (korte) video op de aankomende terechtzitting, dit vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verdachte achter gesloten deuren zal plaatsvinden.

Nieuw (tegen)onderzoek moedermelksamples

Verzoek

Onder verwijzing naar het tussenarrest van het hof van 13 december 2024 heeft de verdediging gesteld dat het hof opdracht heeft gegeven voor het benoemen van een nog niet eerder betrokken deskundige voor het verrichten van een tegenonderzoek naar de samenstelling van de inbeslaggenomen moedermelk aan de hand van de ruwe data. Uit de rapportage van [Professor 4] leidt de verdediging af dat hij niet met de metadata (ruwe onderzoeksgegevens) heeft gerekend, maar met de uitkomsten (bewerkte cijfers) van de onderzoeken van [Deskundige] . Volgens de verdediging is dit geen echt tegenonderzoek. De verdediging is van mening dat uit het nader onderzoek door [Deskundige] blijkt dat het nog mogelijk is om de moedermelk te onderzoeken en acht het noodzakelijk dat er een volledig tegenonderzoek aan de moedermelksamples naar de samenstelling van de inbeslaggenomen vloeistoffen zal plaatsvinden.

Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat [Deskundige] bij zijn onderzoek gebruik heeft gemaakt van een daarvoor niet gevalideerde onderzoeksmethode voor onderzoek in moedermelk, namelijk de LC-MS/MS. Ook blijkt niet welke verwerking van de moedermelksamples heeft plaatsgevonden om deze geschikt te maken voor de LC-MS/MS.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld dat het verzoek om onderzoek te doen naar de moedermelksamples zelf niet eerder is gedaan. De opdracht van het hof bij tussenarrest omvatte niet een volledig tegenonderzoek aan de moedermelksamples zelf, maar een onderzoek op basis van de ruwe data. Daarnaast is niet duidelijk welk tegenonderzoek wordt beoogd en op welke chemische stoffen dat onderzoek dan moet worden gericht en door welke deskundige. Ook is volgens het openbaar ministerie niet duidelijk waarom de door [Deskundige] uitgevoerde onderzoeken een onbetrouwbaar resultaat zouden hebben opgeleverd. Het openbaar ministerie ziet geen noodzaak de moedermelksamples opnieuw te laten onderzoeken en is van oordeel dat het verzoek, ook reeds omdat het onduidelijk en onvoldoende specifiek is, moet worden afgewezen.

Oordeel van het hof

Het hof stelt voorop dat de onderzoeken van [Deskundige] bij het NFI naar de inbeslaggenomen moedermelksamples zijn verricht overeenkomstig de binnen het NFI geldende kwaliteitsstandaarden. Voor het onderzoek naar loperamide in moedermelk heeft hij gebruik gemaakt van de zogenoemde LC-MS/MS methode. [Deskundige] is samen met andere deskundigen ter terechtzitting in eerste aanleg gehoord en bevraagd, onder andere door de verdediging, waarbij de geschiktheid van deze methode aan de orde is gesteld. [Deskundige] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de door hem gebruikte methode gevalideerd is. Ook [Professor] heeft bij zijn onderzoek naar loperamide in moedermelk, afkomstig van afgekolfde moedermelk van verdachte van 19 juni 2020 in het TMFI, dezelfde onderzoeksmethode gehanteerd.

Ter zitting bij de rechtbank zijn onder andere [Deskundige] , [Professor] en [Professor 2] als deskundigen gehoord en bevraagd. Het hof is van oordeel dat de verdediging in eerste aanleg voldoende in de gelegenheid is gesteld kritische vragen te stellen over de door [Deskundige] gehanteerde onderzoeksmethode. Verder heeft het hof naar aanleiding van het tussenarrest van 13 december 2024 [Professor 4] als deskundige benoemd en opdracht gegeven voor het verrichten van tegenonderzoek naar de samenstelling van de inbeslaggenomen moedermelk aan de hand van de ruwe data, waaronder ook de LC-MS/MS data, van de moedermelksamples, verstrekt door [Deskundige] . Daarop heeft [Professor 4] bij rapportages van 20 september 2025, 28 september 2025 en 5 oktober 2025 verslag uitgebracht van zijn onderzoeksbevindingen. Gelet op dit alles ziet het hof geen noodzaak voor het laten uitvoeren van een geheel nieuw (tegen)onderzoek. Het hof wijst het verzoek daarom af.

Schriftelijk bevragen prof. dr. [Professor 4]

Verzoek

De verdediging heeft verzocht [Professor 4] nader schriftelijk te bevragen. [Professor 4] heeft anders dan [Deskundige] en [Professor] niets vermeld over een foutmarge en de invloed daarvan op zijn resultaten en conclusies. De verdediging wenst [Professor 4] vragen te stellen over hoe groot deze foutmarge volgens hem is en waar hij dat dan op baseert. Verder is van belang dat [Professor 4] zich uitlaat over de van belang zijnde factoren voor de samenstelling van de moedermelk, voordat deze opnieuw wordt onderzocht. De verdediging heeft zich hierbij afgevraagd in hoeverre bepaalde handelingen (zoals overpakken, bevriezen bij verschillende temperaturen, ontdooien, verrijking enz.) van invloed is op de uitkomsten van het uit te voeren onderzoek en in hoeverre op grond van de stukken een uitspraak kan worden gedaan over de betrouwbaarheid van de uitkomsten van het door [Deskundige] uitgevoerde onderzoek.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie ziet geen noodzaak [Professor 4] schriftelijk te bevragen over foutmarges.

Oordeel van het hof

Het hof stelt voorop dat genoemde meetonzekerheid of foutmarge ook ter terechtzitting in eerste aanleg aan bod is gekomen. Zowel [Professor] als [Professor 2] hebben toen gesproken over een foutmarge van 15% tot 20%, en een spreiding van 30% in uitersten. [Deskundige] heeft zich aangesloten bij de opmerkingen hierover van [Professor] en [Professor 2] . Het hof is van oordeel dat dit punt voldoende aandacht heeft gekregen in eerste aanleg, waarbij de verdediging in de gelegenheid is gesteld de deskundigen (weliswaar met uitzondering van [Professor 4] ) hierover (nader) te bevragen.

Gelet op het vorenstaande acht het hof het nader schriftelijk bevragen van [Professor 4] hierover niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.

Onderzoek naar lactosewaarde

Verzoek

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van [Professor 4] heeft de verdediging verzocht om voor beantwoording van de vraag of sprake is van verdunning nader onderzoek te doen naar de lactosewaarde, al dan niet door inzet van toxicologisch onderzoek.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld dat de verdediging hierbij vermoedelijk het oog heeft op het eerste rapport van [Professor 4] van 20 september 2025. Na oplevering van dit rapport is aan [Professor 4] Tabel 2 uit het rapport van [Professor 3] verstrekt, waarin de samenstelling van 15 samples onderzochte moedermelk is opgenomen. Volgens het openbaar ministerie was dit kennelijk aanleiding voor [Professor 4] om in zijn laatste rapport zijn eerder gegeven antwoord over de verdunning bij te stellen, nu hij daarin tot de conclusie komt dat een bijkomende analyse niets wijzigt aan het feit dat de in Tabel 2 opgenomen samenstelling enkel te verklaren is door exogene dillutie.

Oordeel van het hof

Het hof constateert dat [Professor 4] in zijn eerste rapport van 20 september 2025 opmerkt onder de beantwoording van vraag 4 dat hij geen uitspraak kan doen over een verdunning van de moedermelk omdat hij niet beschikt over gegevens die rapporteren over de samenstelling van de moedermelk en daarop volgend de suggestie heeft gedaan dat voor de vraag naar verdunning van de moedermelk, kan worden overwogen de lactose te meten. Het hof constateert ook dat [Professor 4] op dat moment nog niet beschikte over de gegevens van [Professor 3] over de samenstelling van de moedermelk samples. Uit het laatste rapport van [Professor 4] van 5 oktober 2025 volgt dat hij door tussenkomst van het kabinet van de raadsheer-commissaris ondertussen de beschikking heeft gekregen over deze gegevens en dat hij onder vraag 4 wel antwoord heeft gegeven over verdunning ten aanzien van de moedermelksamples.

Daarbij is hij tot de conclusie gekomen dat een bijkomende analyse door middel van bijvoorbeeld zouten weliswaar wat meer inzicht kan geven in waarmee de verdunning is uitgevoerd, maar dat dit volgens hem niets wijzigt aan het feit dat de verdunning enkel te verklaren is door exogene dillutie.

Op grond van dit laatste rapport stelt het hof vast dat zijn eerdere suggestie om de lactosewaarde te meten is komen te vervallen. Het hof ziet geen noodzaak voor het gevraagde onderzoek en wijst het verzoek af.

Nadere duiding rapporten drs. [Deskundige] en dr. [Dr]

Verzoek

De verdediging heeft naar aanleiding van de eerdere brief van de verdediging en het bericht van het hof van 19 november 2025 verzocht [Professor] en [Professor 2] zich te laten uitlaten over de nieuwe rapportages van [Deskundige] en [Dr] .

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft zich niet verzet tegen dit verzoek en daarbij aangegeven dat voldoende is dat dit schriftelijk wordt gedaan. Uit zuiver oogpunt acht het openbaar ministerie het wel aangewezen niet alleen [Professor] en [Professor 2] te bevragen over de nieuwe rapportages van [Deskundige] en [Dr] van het NFI, maar ook [Professor 4] te voorzien van de laatste informatie, waarbij nadrukkelijk niet de insteek is [Professor 4] alsnog alle eerdere rapportages te verstrekken.

Oordeel van het hof

Het hof heeft in een e-mail van 19 november 2025 de verdediging en het openbaar ministerie bericht dat bij voorzittersbeslissing is beslist dat één of meer deskundige(n) dienen te reageren op de laatste rapportages van [Deskundige] , waarbij aan deze deskundige(n) ook kennis wordt gegeven van genoemd rapport van [Dr] .

Het kabinet raadsheer-commissaris bij het gerechtshof heeft na de terechtzitting van 21 november 2025 per e-mail op 24 november 2025 (zie bijlagen) hiertoe opdracht gegeven aan [Professor 4] en [Professor] en aan hen een viertal te beantwoorden vragen voorgelegd. Op de terechtzitting van 21 november 2025 is besproken dat [Professor 2] vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat is om eveneens schriftelijk te rapporteren voor de volgende zitting.

Uitvraag recent wetenschappelijk onderzoek

Verzoek

De verdediging heeft gesteld dat het hen noodzakelijk lijkt dat aan de (andere) betrokken deskundigen gevraagd wordt of zij bekend zijn met recente(re) wetenschappelijke literatuur over loperamide en moedermelk.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft aangevoerd dat [Deskundige] deze vraag heeft beantwoord in zijn rapport van 17 maart 2025 en dat hij uit de database “PubMed” heeft afgeleid dat er geen recente wetenschappelijke onderzoeken zijn gepubliceerd. Het openbaar ministerie ziet geen noodzaak deze vraag nog aan andere deskundigen, die vermoedelijk dezelfde databank raadplegen, voor te leggen.

Oordeel van het hof

Als gezegd heeft het kabinet raadsheer-commissaris bij het gerechtshof ondertussen een viertal vragen voorgelegd aan [Professor 4] en [Professor] . Onder vraag 4 is verzocht aan te geven of er recent relevant wetenschappelijk onderzoek bekend is over loperamide en moedermelk. Het hof heeft deze vraag van de verdediging derhalve inmiddels voorgelegd aan deskundigen [Professor 4] en [Professor] .

Verstrekken nadere stukken/volledige dossier aan prof. dr. [Professor] en

prof. [Professor 2]

Verzoek

De verdediging heeft verzocht [Professor] en [Professor 2] alsnog in het bezit te stellen van het volledige dossier, zodat zij beschikken over al hetgeen zij noodzakelijk achten voor een goede beantwoording van de aan hen gestelde vragen.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld dat zij in de rapportages van [Professor] en [Professor 2] die in hoger beroep zijn opgeleverd geen onbeantwoorde vragen of openstaande punten ziet. Het openbaar ministerie ziet daarom geen noodzaak nog stukken, laat staan het volledige dossier, aan de deskundigen te verstrekken.

Oordeel van het hof

Gelet op de inhoud van de door [Professor] en [Professor 2] opgeleverde rapportages ziet het hof geen reden aan te nemen dat zij over onvoldoende informatie hebben beschikt. Beide deskundigen zijn ter terechtzitting in eerste aanleg uitvoerig bevraagd, waarbij zij evenmin op enig moment kenbaar hebben gemaakt over onvoldoende stukken te beschikken. Het hof is daarom niet van de noodzaak gebleken om nadere stukken, laat staan het volledige dossier, aan hen te verstrekken. Het hof wijst het verzoek af.

Chain of custody

Verzoek

De verdediging heeft verzocht om een (sluitend) overzicht te doen opstellen van alle inbeslaggenomen vloeistoffen, de bijbehorende SIN-nummers en daarbij aan te geven op welke wijze vloeistoffen zijn verwerkt (d.w.z. het ver- of overpakken, in welke drager en de bewaarcondities). Bij eerdere brieven van 5 september 2025 en 13 november 2025 heeft de verdediging aangegeven dat er opmerkelijke discrepanties zijn geconstateerd in het dossier en dat dit vragen oproept over de betrouwbaarheid van hetgeen is onderzocht door de betrokken deskundigen. Op grond van de verklaring van [Professor] is daarbij ook van belang hoe het monster is afgenomen en onder welke condities het is bewaard.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld dat het haar niet duidelijk is wat de verdediging zich hierbij precies voorstelt en waarom zij aan de betrouwbaarheid twijfelt. Ook heeft zij verwezen naar haar eerdere reactie van 20 augustus 2025 dat het laten opstellen van een dergelijk document niet noodzakelijk is, nu het dossier hierover voldoende informatie bevat.

Het openbaar ministerie heeft evenwel aangeboden om de politie vermeende discrepanties te laten toelichten in een proces-verbaal als het hof daar behoefte aan heeft.

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het dossier voldoende informatie biedt voor het inzichtelijk krijgen van de chain of custody van de inbeslaggenomen moedermelksamples en de verwerking ervan. Over eventuele discrepanties kan de verdediging zich ter terechtzitting uitlaten. Het hof wijst het verzoek af.

Nadere bevraging drs. [Deskundige]

Verzoek

De verdediging heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte bewijswaarde heeft toegekend aan de rapporten van [Deskundige] . Volgens de verdediging heeft [Professor] verklaard dat het van belang is hoe samples worden genomen en onder welke condities vloeistoffen bewaard worden. De verdediging acht het noodzakelijk dat [Deskundige] zich uitlaat over de wijze waarop hij samples heeft getrokken, welke bewerkingen hij daarop heeft uitgevoerd, de bewaarcondities van de samples en zijn conclusies. Daarnaast is onduidelijk of de inbeslaggenomen vloeistof is ontdooid bij het nemen van samples en of samples zijn genomen voorafgaand aan een eventuele homogenisatie. De wijze van homogenisatie is van belang om te komen tot een betrouwbaar meetresultaat.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld geen noodzaak te zien [Deskundige] nader te laten rapporteren over de door de verdediging genoemde punten, gelet op de wijze waarop [Deskundige] in zijn rapportages zijn onderzoeken en conclusies heeft verantwoord.

Oordeel van het hof

Wat betreft het verzoek [Deskundige] nader te laten rapporteren over de wijze waarop samples zijn getrokken, de bewerkingen die daarop zijn uitgevoerd en de bewaarcondities van de samples is het hof van oordeel dat het dossier en de rapportages van [Deskundige] hierover voldoende informatie verschaffen. Bovendien is de verdediging in eerste aanleg in de gelegenheid gesteld [Deskundige] hierover te bevragen. Verder wijst het hof er op dat [Deskundige] in zijn rapport van 22 februari 2022 heeft gerapporteerd over de handelingen die verricht zijn met de moedermelk bemonsteringen en wanneer deze zijn ontdooid en bevroren, en in zijn rapport van 1 februari 2023 heeft verklaard dat homogeniseren een zeer belangrijke stap is om een goed analysemonster te nemen en dat het homogeniseren van onderzoeksmateriaal voorafgaand aan het nemen van een analysemonster standaardprocedure is binnen het NFI. Het hof acht het dan ook niet noodzakelijk [Deskundige] nader te bevragen op de door de verdediging genoemde punten en wijst het verzoek af.

Gezondheidstoestand [benadeelde]

Verzoek

De verdediging heeft verzocht het plasma van [benadeelde] ook te onderzoeken op de aanwezigheid en concentratie van middelen die in het kader van medisch handelen aan haar zijn voorgeschreven. Hoewel de cardioloog van het UMC heeft beoordeeld dat geconstateerde hartritmeafwijkingen bij [benadeelde] kunnen passen bij loperamide intoxicatie, lijken/zijn andere mogelijke oorzaken hiervoor buiten beschouwing gelaten.

In de periode van 12 tot 18 juni 2020 zou [benadeelde] in het kader van medisch handelen veel verschillende soorten medicatie toegediend hebben gekregen, waaronder Fluconazol en Ciprofloxacine. Als haar gezondheidstoestand ook kan worden verklaard door het toedienen van voorgeschreven medicatie, dan raakt dit mogelijk aan het aan verdachte verweten opzet, in het bijzonder de voorzienbaarheid van een bepaald gevolg. Forensisch [Kinderarts] heeft weliswaar in eerste aanleg gerapporteerd, maar zij heeft geen onderzoek gedaan naar de aanwezigheid en concentratie van voorgeschreven medicatie. De verdediging acht dit onderzoek noodzakelijk.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld dat zij op dit punt aansluit bij de overwegingen van de rechtbank op pagina 13 van het vonnis en dat [Kinderarts] hierover reeds heeft gerapporteerd. Wat het openbaar ministerie betreft bestaat er geen noodzaak voor dit aanvullend onderzoek.

Oordeel van het hof

Het hof overweegt dat uit het medische dossier van [benadeelde] blijkt welke voorgeschreven medicatie aan haar is toegediend en in welke hoeveelheden, waaronder Ciprofloxacine en Fluconazol. Deskundige [Kinderarts] heeft in haar rapport van 30 mei 2023 uitvoerig gerapporteerd over deze medicatie, de mogelijke bijwerkingen ervan en de invloed hiervan op de hartritmestoornissen van [benadeelde] . Hoewel in haar rapport geregeld wordt gesproken over ‘Ciproxin’, blijkt daaruit ook dat dit een afkorting is van Ciprofloxacine. De verdediging heeft ter terechtzitting in eerste aanleg [Kinderarts] ook bevraagd over (de invloed en werking van) deze medicatie.

Het hof acht het (opnieuw) laten rapporteren door een deskundige over deze medicatie en de invloed ervan op de gezondheidstoestand van [benadeelde] dan ook niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.

Oplosbaarheid loperamide tablet of capsule in moedermelk

Verzoek

De verdediging heeft verzocht de betrokken deskundigen te bevragen over de oplosbaarheid van een loperamide tablet of capsule in moedermelk, omdat het openbaar ministerie het relevant acht de kolfsessie van 19 juni 2020 te bespreken. [Professor 2] en [Deskundige] hebben overwogen dat in de gekolfde moedermelk een hoge concentratie loperamide is aangetroffen van respectievelijk 1 capsule loperamide dan wel 1 tot 2,5 capsules loperamide. De verdediging wil weten in hoeverre een dergelijke toevoeging zichtbaar moet zijn geweest voor de observant en in hoeverre een dergelijke hoeveelheid goed en volledig oplost in de gekolfde moedermelk.

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft gesteld dat niet van belang is of de observant de toevoeging kan hebben gezien, nu niet bekend is of de observant daar naar heeft gekeken. Ook is de zichtbaarheid van de opgeloste loperamide niet relevant nu de gekolfde moedermelk is onderzocht en de uitkomst van de aangetroffen stoffen vaststaat. Het openbaar ministerie ziet geen noodzaak voor nader onderzoek naar de oplosbaarheid van loperamide.

Wel is het openbaar ministerie bereid de door verdachte bij de politie ingebrachte video over het oplossen van een smelttablet aan het dossier te laten toevoegen als het hof daar prijs op stelt.

Oordeel van het hof

Het hof acht de vraag of de observant het eventueel toevoegen van een capsule of tablet loperamide heeft kunnen zien dan wel de vraag of een dergelijke hoeveelheid van een capsule of tablet loperamide goed en volledig oplost in de gekolfde moedermelk niet relevant. Het hof acht het nader bevragen van deskundigen hierover niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.

Voorts acht het hof toevoeging aan het dossier van de door verdachte bij de politie ingebrachte video over het oplossen van een smelttablet niet noodzakelijk.

Nieuw reclasseringsrapport

De verdediging heeft ter terechtzitting van 21 november 2025 aan het hof in overweging gegeven om – als het hof dat nodig acht – de reclassering te vragen om een recent rapport over verdachte op te stellen.

Het hof overweegt dat op 6 november 2025 een Pro Justitia triple-rapportage over verdachte is uitgebracht en dat SAVE Jeugdbescherming per e-mail van 10 november 2025 een beknopte update aan het hof heeft uitgebracht met als bijlage het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 januari 2025.

Het hof acht zich hiermee voldoende voorgelicht over de (recente) persoonlijke omstandigheden van verdachte en ziet geen reden voor het opstellen van een nader reclasseringsrapport.

BESLISSING

Het hof:

Stelt de stukken in handen van de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde:

de deskundigen prof. dr. [Professor 4] , pediatrician-neonatologist en clinical pharmacologist bij KU Leuven en prof. dr. [Professor] , klinisch farmacoloog/toxicoloog ERT bij UMCG, nader te laten rapporteren bij voorkeur vóór 22 januari 2026, maar uiterlijk vóór 3 februari 2026, over de onderzoeksbevindingen naar de aanwezigheid van vulmiddelen van drs. [Deskundige] , apotheker- forensisch toxicoloog bij NFI van 12 februari 2025, 17 maart 2025 en 8 juli 2025, waarbij aan deze deskundigen tevens kennis wordt gegeven van het rapport van dr. [Dr] van 2 juli 2025, een en ander zoals bij beslissing van het hof van 19 november 2025 aan de verdediging en het openbaar ministerie kenbaar is gemaakt.

Stelt de verdediging en het openbaar ministerie in de gelegenheid uiterlijk 15 december 2025 daartoe vragen aan te leveren aan het kabinet raadsheer-commissaris bij het hof voor deskundigen [Professor 4] en [Professor] .

Wijst af de onderzoekswensen van de verdediging voor zover het hof daar op de terechtzitting van 21 november 2025 niet al op heeft beslist.

Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen de terechtzitting van dinsdag 3 februari 2026 om 09:00 uur in Arnhem.

Dit arrest is gewezen door mr. A.H. Garos, mr. G. Mintjes en mr. J. Steenbrink, in aanwezigheid van de griffiers mr. Y.A. Hoekstra en R.H.D. de Roo, MSc, en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 5 december 2025.

Mr. G. Mintjes en de griffier R.H.D. de Roo, MSc, zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 december 2025.

Tegenwoordig:

mr. A.H. Garos, voorzitter,

mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,

mr. P.T. Vissers, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.