3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of
[de werknemer]
rechtsgeldig op staande voet is ontslagen.
[de werknemer]
heeft als chauffeur in dienst van
[de werkgever]
een vracht met pakketten vervoerd van het distributiecentrum in
[plaats 1]
naar het distributiecentrum in
[plaats 2]
. De pakketten waren intact toen hij uit
[plaats 1]
vertrok, maar toen de pakketten op de band in
[plaats 2]
werden gelegd, bleken enkele pakketten te zijn opengebroken en de inhoud daarvan was verdwenen (vijf mobiele telefoons en een harde schijf). Volgens
[de werkgever]
kan het niet anders dan dat
[de werknemer]
de inhoud van die pakketten heeft weggenomen. De kantonrechter vond dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. Het hof is van oordeel dat
[de werknemer]
wel terecht op staande voet is ontslagen. Het hof zal dat hierna motiveren.
3.4.
[de werkgever]
heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, voor wat betreft de toegewezen verzoeken van
[de werknemer]
, en
[de werknemer]
te veroordelen om de toegewezen bedragen en de daarover betaalde wettelijke rente aan haar terug te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van
[de werknemer]
in de proceskosten.
De redenen voor het ontslag op staande voet (beroepsgrond 1)
3.5.1.
Tussen partijen is in geschil wat de redenen zijn geweest voor het ontslag op staande voet. Volgens
[de werknemer]
staan in de ontslagbrief méér redenen vermeld dan hij heeft begrepen tijdens het telefoongesprek. Hij heeft aangevoerd dat hij tijdens het telefoongesprek heeft begrepen dat hij werd ontslagen vanwege diefstal, althans vanwege betrokkenheid bij diefstal van vermiste zendingen en dat in de ontslagbrief werd bevestigd dat hij werd ontslagen vanwege het bewust wegnemen van goederen uit het
[de werkgever]
proces. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de andere in de ontslagbrief genoemde redenen een nadere toelichting betreffen van deze reden. De kantonrechter was van oordeel dat die andere redenen niet meer als zelfstandige redenen aan het ontslag ten grondslag konden worden gelegd. De eerste beroepsgrond is gericht tegen dat oordeel. Volgens
[de werkgever]
is de ontslagreden niet enkel gefixeerd op het (bewust) wegnemen van goederen, maar zijn de overige redenen zoals vermeld in de ontslagbrief, ook duidelijk geweest voor
[de werknemer]
, mede omdat tijdens het gesprek met hem op 27 juli 2023 het naleven van regels en instructies aan de orde is geweest. Het hof verwerpt deze beroepsgrond. Daartoe overweegt het hof het volgende.
3.5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft
[de werkgever]
op een herhaalde vraag van het hof wat dan precies de andere redenen zijn, geen duidelijk antwoord gegeven. Het hof heeft gevraagd of het ontslag is gegeven om de volgende drie redenen:
- het wegnemen van goederen;
- het in strijd handelen met regels en instructies;
- het wekken van een schijn van niet integer gedrag.
Daarop heeft
[de werkgever]
niet bevestigend gereageerd. Na een nieuwe poging tot verduidelijking door
[de werkgever]
van de door haar gegeven redenen, lijkt zij uiteindelijk te hebben verklaard dat het om deze drie redenen gaat, hoewel nog niet duidelijk is geworden of het bij ‘schijn’ gaat om het wekken van de schijn van het wegnemen van goederen of het wekken van de schijn van niet integer gedrag.
Het hof is van oordeel dat uit de aarzeling waarmee antwoord werd gegeven op deze duidelijke en voor de hand liggende vraag, blijkt dat het voor
[de werknemer]
niet duidelijk kon zijn geweest dat, of welke andere redenen dan het wegnemen van goederen, zelfstandige redenen vormden voor het ontslag.
3.5.3.
Los daarvan is het hof van oordeel dat het handelen in strijd met regels en instructies sec en / of het wekken van een schijn van niet integer gedrag, niet ernstig genoeg zijn om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
3.5.4.
Overigens is het hof van oordeel dat de reden die
[de werknemer]
wél duidelijk is geweest (het wegnemen van goederen) voldoende vast staat, zoals hierna nader zal worden gemotiveerd. Het hof is van oordeel dat dit zo’n ernstig gedrag betreft, dat dit op zichzelf een dringende reden oplevert. Uit de ontslagbrief blijkt dat voor
[de werkgever]
deze reden zelfstandig (dus ook zonder de andere redenen) een dringende reden vormde voor het ontslag op staande voet. Uit de redactie van de ontslagbrief blijkt dat dit voor haar de belangrijkste reden was (en die reden was ook voor
[de werknemer]
duidelijk tijdens het telefoongesprek). Of de andere redenen wel of niet ook aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd, is dus niet relevant.
Het wegnemen van goederen (beroepsgrond 2)
3.6.1.
Volgens
[de werkgever]
heeft
[de werknemer]
goederen weggenomen. Zij leidt dat af uit de volgende omstandigheden:
- een medewerker van het distributiecentrum te
[plaats 2]
heeft beschadigde dozen aangetroffen op de distributieband waarvan de inhoud was verdwenen;
- uit onderzoek van de camerabeelden blijkt dat de betreffende zendingen met onbeschadigde dichte dozen in
[plaats 1]
worden aangevoerd en in twee verschillende rolcontainers door
[de werknemer]
van de belader worden overgenomen om in de trailer te worden geladen;
-
[de werknemer]
heeft tijdens het laden ongeveer vier minuten doorgebracht in de trailer, zonder het licht aan en zonder dat duidelijk is geworden wat hij daar aan het doen was;
-
[de werknemer]
heeft de trailer door het verlaadteam laten verzegelen;
- uit de GPS gegevens van de vrachtwagen en de trailer blijkt dat
[de werknemer]
onderweg ongeveer 30 seconden is gestopt;
- bij aankomst in
[plaats 2]
heeft
[de werknemer]
niet de verzegeling laten verbreken door medewerkers van het distributieteam te
[plaats 2]
;
-
[de werknemer]
heeft de verzegeling zelf verbroken;
-
[de werknemer]
is gaan lossen en uit beeldonderzoek blijkt dat bij het lossen van de hiervoor genoemde rolcontainers de samenstelling daarvan was veranderd;
- de rolcontainers blijven in de open ruimte van het distributiecentrum staan totdat de pakketten uit die rolcontainers op de in het distributiecentrum aanwezige band worden gedeponeerd en dan beschadigd en zonder inhoud worden aangetroffen.
3.6.2.
Het hof is met
[de werkgever]
van oordeel dat het gelet op deze omstandigheden niet anders kan dan dat
[de werknemer]
de dozen heeft geopend en de inhoud ervan heeft weggenomen. Gelet op het gehele werkproces dat met allerlei beveiligingsmaatregelen is omgeven, is niet verklaarbaar hoe het kan dat de dozen die
[de werknemer]
heeft vervoerd intact zijn ingeladen, maar geopend en zonder inhoud op de distributieband zijn aangetroffen. De pakketten worden bij de klanten van een barcode voorzien waaruit (onder andere) kan worden afgelezen wat het gewicht is, waardoor kan worden gecontroleerd of de inhoud na vervoer is gewijzigd en er dus iets uit het pakket is weggenomen. Zowel het inladen als het uitladen wordt op camerabeelden vastgelegd. Wanneer de rolcontainers zijn uitgeladen blijven ze in de open ruimte van het distributiecentrum staan waarin meerdere medewerkers rondlopen en waarin meerdere camera’s hangen die ook gericht staan op de distributieband waarop de pakketten worden gelegd wanneer ze uit de rolcontainers worden gehaald.
3.6.3.
De conclusie dat het niet anders kan dan dat
[de werknemer]
de goederen heeft weggenomen wordt nog versterkt door de volgende omstandigheden:
- op de camerabeelden is te zien dat
[de werknemer]
na het laden van enkele rolcontainers stopt met laden en om onduidelijke redenen in de trailer blijft;
- op de camerabeelden is te zien dat
[de werknemer]
het licht niet aan heeft gedaan in de trailer, zodat niet is te zien wat hij gedurende die tijd in de trailer deed;
- op dat moment staat een grote hoeveelheid rolcontainers klaar om geladen te worden, maar
[de werknemer]
komt niet uit de trailer om te laden;
- in de vier minuten dat er bij
[de werknemer]
niets gebeurt, worden de trailers aan weerszijden van die van
[de werknemer]
in een gestaag tempo door de chauffeurs ingeladen, terwijl bij
[de werknemer]
helemaal niets gebeurt;
-
[de werknemer]
moest het trailernummer invoeren, maar hij heeft het verkeerde nummer ingevoerd;
- de boordcomputer van de vrachtwagen heeft tussen
[plaats 1]
en
[plaats 2]
niet aan gestaan.
[de werknemer]
is tijdens het gesprek op 27 juli 2023 over al deze omstandigheden bevraagd door
[de werkgever]
. Het hof heeft de camerabeelden van het laden en lossen bekeken en deze zijn tijdens de mondelinge behandeling ook samen met partijen bekeken en besproken.
3.6.4.
Het hof is met
[de werkgever]
van oordeel dat er grote vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de reden dat
[de werknemer]
zo’n lange tijd na het inladen van de betreffende rolcontainers in de trailer is gebleven en niet is doorgegaan met inladen. Zo heeft hij tijdens het gesprek met security verklaard dat hij daar soms hangt en dat hij rustig aan doet met laden. Tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft hij verklaard dat hij niet achter de rode streep mag komen, zodat hij niet kon gaan laden omdat alle rolcontainers achter die streep stonden. Op de camerabeelden is echter te zien dat
[de werknemer]
wel over de rode streep loopt om zelf rolcontainers te pakken. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft hij gesuggereerd dat er bij het laden van de rolcontainers dozen uit die rolcontainers waren gevallen en dat hij misschien bezig is geweest om die weer in te laden. Dat is echter niet aannemelijk, omdat de dozen niet eruit zijn gevallen toen deze over de laadplank werden gerold. Het is niet waarschijnlijk dat de dozen dáár niet zijn gevallen (vanwege oneffenheid van de vloer), maar wel toen de rolcontainers over de vlakke vloer van de trailer rolden. Bovendien zou
[de werknemer]
dan toch het licht hebben aangedaan, maar dat was uit. Als dit was gebeurd, dan zou
[de werknemer]
dat toch zeker hebben gezegd toen hij werd bevraagd door security (slechts enkele dagen later). Het is ook niet waarschijnlijk dat het zo lang zou duren om de dozen terug in de rolcontainers te leggen. Op de camerabeelden van het uitladen is te zien dat er dozen vallen als ze over de afvoerplank worden gerold en dat het weinig tijd kost om de dozen weer in de rolcontainers te leggen.
Opvallend is dat
[de werknemer]
niet uit de trailer komt om te vragen de rolcontainers aan te bieden (zoals de chauffeur ernaast dat wel doet), terwijl hij nog maar net was begonnen met laden en er nog een grote hoeveelheid rolcontainers staat te wachten om ingeladen te worden. De trailers naast die van
[de werknemer]
worden wel in een gestaag tempo door de chauffeurs beladen. Ook is op de camerabeelden te zien dat medewerkers van het distributiecentrum af en toe richting de trailer kijken (om te zien wat er gebeurt, of om te zien waar
[de werknemer]
blijft) en op zeker moment duwt een medewerker een paar rolcontainers op de laadplank en nog eens zodat ze tegen elkaar de trailer in rollen, waarna
[de werknemer]
eindelijk verder gaat met laden.
3.6.5.
[de werknemer]
is onderweg gestopt bij een benzinepomp - volgens
[de werknemer]
om sigaretten te kopen - maar de shop was gesloten. Het is niet logisch dat
[de werknemer]
de vrachtwagen geheel tot stilstand heeft gebracht, omdat hij rijdende naar de benzinepomp al heeft kunnen zien dat deze niet open was. Het was nacht dus dat de shop niet open was, moet van een afstand al duidelijk zijn geweest.
3.6.6.
[de werknemer]
heeft zelf de verzegeling verbroken. Dát hij dat zelf heeft gedaan staat vast. Dat kan hij hebben gedaan toen hij stopte bij de benzinepomp of in
[plaats 2]
.
[de werknemer]
heeft verklaard dat het de bedoeling is dat de verzegeling wordt verbroken door iemand van het distributiecentrum, maar dat het regelmatig voorkwam dat hij bij het aanmelden te horen kreeg dat hij dat zelf moest doen. Volgens
[de werknemer]
was dat die nacht ook zo tegen hem gezegd.
[de werkgever]
heeft dat betwist. Het hof kan er niet vanuit gaan dat het ontzegelen altijd gebeurt volgens de instructies. Niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals
[de werknemer]
heeft verklaard. Dat neemt echter niet weg dat het niet mogelijk is dat anderen iets hebben gewijzigd aan de vracht in de tijd tussen de verzegeling in
[plaats 1]
en de aankomst in
[plaats 2]
. Op de beelden is te zien dat
[de werknemer]
bij aankomst in
[plaats 2]
de deuren opent en de trailer zodanig parkeert dat deze gelost kan worden. Het is alleen
[de werknemer]
geweest die tot dat moment bij die vracht kon. Op de camerabeelden is vervolgens te zien hoe de rolcontainers worden gelost. De medewerker van het distributiecentrum is steeds in beeld en blijft in constant tempo heen en weer lopen om de rolcontainers te lossen. Hij kan in die tijd geen doos hebben geopend en er iets uitgehaald hebben zonder dat dit op camera te zien is geweest. Hij is wel op zeker moment wat verder de trailer in gelopen om de rolcontainers te pakken, maar te zien is dat hij meteen weer met een container eruit loopt. Hij is niet zo lang daar gebleven dat hij de mogelijkheid heeft gehad om dozen te openen en iets weg te nemen.
Volgens
[de werknemer]
had
[de werkgever]
met regelmaat moeten controleren of haar werkinstructies voor wat betref de verzegeling werden nageleefd. Volgens
[de werknemer]
had
[de werkgever]
ook moeten controleren of in
[plaats 2]
tegen de chauffeurs werd gezegd dat zij zelf de verzegeling moesten verbreken, zoals door
[de werknemer]
is verklaard.
[de werkgever]
heeft dat niet gedaan, althans niet tot de mondelinge behandeling. Toen heeft zij dat tijdens de schorsing telefonisch nagevraagd. Dat
[de werkgever]
dit niet heeft gecontroleerd, wil echter niet zeggen dat anderen de pakketten konden openmaken en er goederen uit konden nemen en evenmin dat dit het wegnemen van goederen rechtvaardigt.
3.6.7.
Dat
[de werknemer]
het verkeerde trailernummer heeft ingevuld kan een vergissing zijn geweest zijnerzijds of slordigheid. Dat de boordcomputer is uitgezet is volgens
[de werknemer]
niet juist.
[de werknemer]
heeft tijdens het gesprek met security verklaard dat deze in slaapstand zal zijn gevallen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft
[de werkgever]
verklaard dat dit niet kan, omdat de boordcomputer pas in slaapstand valt wanneer de wagen twee of drie uur niet rijdt. Daarop heeft
[de werknemer]
verklaard dat het stekkertje wel eens los raakt.
[de werkgever]
heeft daarop gereageerd dat haar wagens niet zo’n uitrusting met stekkertje hebben en dat de stroomvoorziening is ingebouwd, hetgeen
[de werknemer]
op zijn beurt weer heeft betwist.
Het hof is van oordeel dat het erg toevallig (maar zeker niet doorslaggevend) is dat juist die nacht zendingen uit de door
[de werknemer]
vervoerde vracht verdwijnen én ook net die nacht het verkeerde trailernummer is ingevuld én de boordcomputer niet werkte.
3.6.8.
[de werknemer]
heeft aangevoerd dat
[de werkgever]
een tunnelvisie heeft en dat van haar mocht worden verwacht dat zij eerder en beter de argumenten van
[de werknemer]
had moeten onderzoeken, onder andere het argument dat hij zelf de verzegeling moest verbreken.
Het hof is van oordeel dat het bij dat (volgens
[de werknemer]
gebrekkige) onderzoek gaat om bijkomende omstandigheden die maken dat er extra redenen zijn om ervan uit te gaan dat
[de werknemer]
goederen heeft weggenomen. Als die bijkomende omstandigheden worden weggedacht, dan is het nog steeds zo dat het eigenlijk niet anders kan dan dat het
[de werknemer]
is geweest die de goederen heeft weggenomen. Ook dan is namelijk niet te begrijpen hoe het kan dat de pakjes intact zijn ingeladen, maar op de band in
[plaats 2]
bleek dat ze niet meer intact waren en de inhoud was verdwenen. Nergens op de beelden is te zien dat
[de werknemer]
met zijn handen in die pakketten heeft gezeten, maar het hele proces van het inladen en het uitladen in de distributiecentra wordt vanuit allerlei hoeken met camera’s opgenomen. Het enige wat niet is opgenomen, is wat er in de vrachtwagen en onderweg is gebeurd, terwijl daarvoor maar één persoon verantwoordelijk was en dat was
[de werknemer]
.
3.6.9.
Het hof overweegt tot slot dat geen absolute zekerheid hoeft te bestaan dat
[de werknemer]
de goederen heeft weggenomen. Het hof is van oordeel dat in dit geval sprake is van een zodanige mate van aannemelijkheid dat verdere bewijslevering niet aan de orde is.
Onverwijldheid (devolutief)
3.7.1.
Volgens
[de werknemer]
is het ontslag niet onverwijld gegeven omdat al op 19 juli 2023 is ontdekt dat er goederen misten, terwijl
[de werknemer]
pas op 25 juli 2023 op non actief is gesteld en hij pas op 27 juli 2023 is ontslagen. Volgens
[de werknemer]
is niet voldaan aan de eis van onverwijldheid.
3.7.2.
Het hof verwerpt dit standpunt van
[de werknemer]
. De onverwijldheidseis neemt een aanvang op het moment dat bij de tot ontslag bevoegde functionaris daadwerkelijk het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet.
Op 19 juli 2023 is alleen nog maar geconstateerd dat er pakketten open waren en dat de inhoud van die pakketten weg was. Waar dat was gebeurd en door wie dat was gedaan, was op dat moment niet duidelijk. Dat moest eerst worden uitgezocht. Security is daar onderzoek naar gaan doen en heeft op 24 juli 2023 daarvan verslag uitgebracht. Uit het verslag bleek een heel sterke verdenking tegen
[de werknemer]
.
[de werknemer]
is een dag later op non actief gesteld en uitgenodigd voor een gesprek. Dat gesprek heeft de daarop volgende dag plaatsgevonden en op diezelfde dag is
[de werknemer]
op staande voet ontslagen. Het hof is van oordeel dat
[de werkgever]
voortvarend heeft gehandeld nadat security verslag had gedaan. Op 24 juli 2023 ontstond het vermoeden dat
[de werknemer]
goederen had weggenomen.
[de werkgever]
heeft zorgvuldig gehandeld omdat ook mogelijk was dat
[de werknemer]
een plausibele verklaring kon geven. Het gesprek heeft slechts de tweede dag daarna plaatsgevonden en toen tijdens dat gesprek bleek dat
[de werknemer]
geen plausibele verklaring had, is
[de werkgever]
diezelfde dag overgegaan tot het ontslag op staande voet.
Persoonlijke omstandigheden (devolutief)
3.8.1.
[de werknemer]
heeft (terecht) aangevoerd dat bij de beoordeling of de verweten gedraging moet leiden tot ontslag op staande voet, rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder aard en ernst van de gedraging, maar ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop hij de dienstbetrekking heeft vervuld en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals leeftijd en gevolgen van het ontslag.
3.8.2.
Het hof is van oordeel dat de verweten gedraging zeer ernstig is. Door
[de werknemer]
zijn er nieuwe mobiele telefoons verdwenen die
[de werkgever]
voor haar klanten moest vervoeren.
[de werkgever]
heeft het woord diefstal of verduistering niet willen gebruiken, maar daar komt het wel op neer.
[de werknemer]
werkte nog niet heel lang bij
[de werkgever]
(ongeveer 4 jaar).
[de werknemer]
was 45 jaar oud toen hij door
[de werkgever]
werd ontslagen. Hij heeft niets aangevoerd over zijn kansen op de arbeidsmarkt. Hij heeft ook niets aangevoerd over de wijze waarop hij de dienstbetrekking heeft vervuld (in het verweerschrift in eerste aanleg staat iets vermeld over kennelijk een andere cliënt van de toenmalige rechtsbijstandverlener). Hij heeft alleen aangevoerd dat de financiële gevolgen groot zijn omdat hij niet in aanmerking komt voor een uitkering, maar dat geldt voor iedere werknemer die op staande voet is ontslagen.
[de werknemer]
heeft verder niets aangevoerd over zijn persoonlijke omstandigheden, zodat het hof kan vaststellen dat in de gegeven (bekende) omstandigheden het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was.
Het controleren op de naleving van regels (beroepsgrond 3)
3.9.1.
De kantonrechter heeft overwogen dat, als er al vanuit zou moeten worden gegaan dat ook het overtreden van de bij
[de werkgever]
geldende (gedrags)regels door
[de werknemer]
aan het gegeven ontslag ten grondslag is gelegd, onvoldoende is gebleken dat
[de werkgever]
(regelmatig) controleert of de regels daadwerkelijk worden nageleefd en de niet-naleving daarvan überhaupt, laat staan telkens, met een ontslag op staande voet sanctioneert.
3.9.2.
Het hof begrijpt dat beroepsgrond 3 tegen deze overweging is gericht. Aangezien het hof van oordeel is dat overtreding van (gedrags)regels niet voldoende kenbaar was voor
[de werknemer]
als zelfstandige reden voor het ontslag op staande voet, is deze beroepsgrond niet meer relevant. Voor zover de kantonrechter heeft bedoeld dat dit een omstandigheid is die meeweegt bij de beoordeling van de dringende reden (het wegnemen van goederen), is de beroepsgrond wél relevant en slaagt die beroepsgrond. Het hof is van oordeel dat het voor
[de werknemer]
zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat het wegnemen van goederen tot ontslag op staande voet zou leiden. Dat moet ook zonder een gedragsregel of instructie duidelijk zijn. Er kan bij
[de werknemer]
geen enkele twijfel over hebben bestaan dat de (in dit geval) waardevolle inhoud van de pakketjes (3 Apple iPhones, 2 Samsung Galaxy, 1 Seagate IronWolf, met een totale waarde van € 2.572,99), niet weggenomen mocht worden.
3.9.3.
Het hof is hiervoor (bij de beoordeling van beroepsgrond 2) al ingegaan op wat
[de werknemer]
verder nog naar voren heeft gebracht in reactie op beroepsgrond 3 (verzegeling; trailernummer). Dat hoeft dus hier niet meer (opnieuw) aan de orde te komen.
De vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de billijke vergoeding en de transitievergoeding (beroepsgrond 4)
3.10.1.
De kantonrechter heeft de verzoeken van
[de werknemer]
toegewezen.
[de werkgever]
is veroordeeld tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Aangezien het hof een ander oordeel heeft over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet, slaagt deze grief. Het hof zal deze verzoeken van
[de werknemer]
alsnog afwijzen en hem veroordelen tot terugbetaling.
3.10.2.
Het oordeel van het hof over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet, betekent niet automatisch dat
[de werknemer]
geen recht heeft op een transitievergoeding. Het hof overweegt hierover dat het van oordeel is dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Zoals hiervoor al is overwogen, zijn er door
[de werknemer]
nieuwe mobiele telefoons verdwenen die
[de werkgever]
voor haar klanten moest vervoeren.
[de werkgever]
heeft het woord diefstal of verduistering niet willen gebruiken, maar daar komt het wel op neer. Dat is ernstig verwijtbaar handelen.
3.10.3.
Het hof kan uit de processtukken van
[de werknemer]
niet afleiden dat hij een beroep heeft gedaan op het zogenoemde ‘luizengaatje’ (artikel 7:673 lid 8 BW).
[de werkgever]
is in haar beroepschrift daar wel op ingegaan. Zij heeft aangevoerd dat dit niet aan de orde kan zijn. Het hof is het daarmee eens. Niet valt in te zien dat er omstandigheden zijn (welke?) die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om geen transitievergoeding aan
[de werknemer]
toe te kennen.
De proceskosten (beroepsgrond 5)