Hoge Raad, cassatie strafrecht overig

ECLI:NL:HR:2024:1223

Op 8 October 2024 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 22/01882, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:1223.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
22/01882
Datum uitspraak:
8 October 2024
Datum publicatie:
13 September 2024
Formele relaties:
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:1028
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2022:3605

Indicatie

Profijtontneming, w.v.v. uit productie van en handel in valse bankbiljetten.

Geen middelen ingediend, betrokkene n-o. Samenhang met 22/01755 P, 22/01779 P, 22/01788 P, 22/01849 P, 22/01883, 22/01896 en 22/01897 P.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/01882 P

Datum 8 oktober 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2022, nummer 21-003408-20, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste

van

[betrokkene],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,

hierna: de betrokkene.

Procesverloop

1
Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

Overwegingen

2
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de betrokkene een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de betrokkene niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering).

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.