geboren te
[geboorteplaats]
op
[geboortedatum]
,
adres:
[adres]
.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is er een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te Rotterdam door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- te negeren dat
[aangeefster]
vooraf heeft gezegd dat zij geen vaginale penetratie wilde zonder condoom en/of
- onverhoeds en/of stiekem/heimelijk de condoom van zijn penis af te halen en vervolgens onverhoeds en/of
- stiekem zijn penis zonder condoom in de vagina van
[aangeefster]
te brengen, houden en/of bewegen die
[aangeefster]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster]
, te weten het brengen, bewegen en/of houden van zijn penis in de vagina van die
[aangeefster]
zonder hierbij een condoom om zijn penis te hebben;
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te Rotterdam door (een) feitelijkhe(i)d(en), een ander, te weten
[aangeefster]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten het hebben van onbeschermde seks met verdachte, door
- te negeren dat
[aangeefster]
vooraf had gezegd dat zij geen (vaginale) penetratie wilde zonder condoom en/of
- ( vervolgens) onverhoeds en/of stiekem/heimelijk het condoom van zijn penis af te halen en vervolgens onverhoeds en/of stiekem zijn penis zonder condoom in de vagina
[aangeefster]
te brengen, houden en/of bewegen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De advocaat-generaal heeft – overeenkomstig het overgelegde schriftelijke requisitoir – gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de aangifte wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte en door een Whatsappgesprek waaruit genoegzaam kan worden afgeleid dat de verdachte het condoom heeft afgedaan en hij aangeefster vervolgens vaginaal heeft gepenetreerd.
De verdediging heeft – conform de overgelegde schriftelijke pleitnota - vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op een date consensuele seks had met de verdachte, onder de voorwaarde dat de verdachte een condoom zou gebruiken als hij haar vaginaal zou penetreren. Op een gegeven moment merkte aangeefster dat de verdachte geen condoom meer om zijn penis had terwijl zij ‘achterlangs’ vaginaal werd gepenetreerd. Zij is één minuut boos geweest daarover en daarna zijn aangeefster en de verdachte met haar instemming weer verder gegaan met condoom. Tot slot heeft aangeefster orale seks gehad met de verdachte, dit was met haar instemming zonder condoom. Aangeefster heeft verklaard dat zij een gezellige avond heeft gehad en met een goed gevoel weg ging. Nadien heeft zij zich gerealiseerd dat de vaginale seks zonder condoom tegen haar wens was.
De verdachte ontkent stellig dat het condoom af is geweest tijdens de vaginale seks.
In het dossier bevindt zich een Whatsappbericht van 2 september 2021 waarin aangeefster (in het Nederlands) aan de verdachte appt dat zij de seks de afgelopen donderdag erg fijn vond en dat zij toch even voor de zekerheid aan hem wil vragen of hij geen soa heeft “gezien je toch stiekem die condoom had afgedaan”.
Dat uitgangspunt van aangeefster, dat de verdachte het condoom tegen haar wil onverhoeds en stiekem/heimelijk, heeft afgedaan, vindt niet zonder meer bevestiging in het antwoord van de verdachte op 4 september 2021 waarin hij zegt “Ok I thought you felt it”; de verdachte heeft verklaard dat hij nauwelijks Nederlands sprak ten tijde van het tenlastegelegde en dat hij Google Translate heeft gebruikt voor dat appje terwijl de interpretatie van die woorden, tegen de achtergrond van de ontkenning van de verdachte, niet eenduidig is. Dat geldt evenzeer voor het appje van de verdachte waarin hij, zo begrijpt het hof, zegt dat je ook een soa kunt krijgen van orale seks: daaruit kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat de verdachte daarmee erkent dat er vaginale seks heeft plaatsgevonden zonder condoom.
Voor het overige omvat het dossier uit andere bron dan aangeefster geen aanknopingspunt voor het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof komt daarom niet toe aan de vraag of het tenlastegelegde is te kwalificeren als verkrachting in de zin van artikel 242 of als dwang in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft
[aangeefster]
zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair bewezenverklaarde en subsidiair bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van € 4.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op.