3.5.
[appellante]
heeft haar standpunt ter zitting van dit hof aanvullend als volgt toegelicht.
De twee (kleine) schulden aan het CJIB en ING zijn inmiddels (op de dag voor de zitting) door de boekhouder (privé) betaald. Met het Pensioenfonds en
[Stichting]
is een regeling getroffen, inhoudende dat zij instemmen met vernietiging van het faillissement als
[appellante]
hun € 33.867,96 betaalt (dat zijn de premies inclusief het honorarium van de advocaat).
[appellante]
had aan de curator verzocht om de schuld ineens te voldoen uit de boedel. Er is nog niet daadwerkelijk aan de aanvragers betaald, dus alleen de regeling is getroffen. De reden dat de schulden zijn ontstaan is dat de heer
[bestuurder]
, de bestuurder van
[appellante]
, door privé-omstandigheden (met zijn ex-partner) dusdanig was ‘afgegleden’ dat hij niet goed meer in de gaten had wat wanneer betaald moest worden, terwijl er wel geld in de onderneming binnenkwam. Inmiddels zijn de privé-problemen opgelost en gaat het weer goed met hem. Ondanks dat het momenteel een ‘trage’ periode is, draait
[appellante]
een omzet van minimaal
€ 50.000,-- per maand. Het voorstel dat
[appellante]
aan de Belastingdienst heeft gedaan is dan ook redelijk en die schuld, die volgens de boekhouder van
[appellante]
ongeveer € 100.000,00 (in plaats van € 182.811,00) bedraagt, zou binnen twaalf maanden afbetaald kunnen zijn, aldus
[appellante]
.