Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Hoger beroep Insolventierecht

20 juni 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:2022

Op 20 juni 2024 heeft de Gerechtshof 's-Hertogenbosch een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van insolventierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.341.332_01, bekend onder ECLI code ECLI:NL:GHSHE:2024:2022. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch. De betrokken advocaat was mr. J.M. van der Linden te Leiden..

Soort procedure
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
200.341.332_01
Datum uitspraak
20 juni 2024
Datum gepubliceerd
20 juni 2024
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

Uitspraak : 20 juni 2024

Zaaknummer : 200.341.332/01

Zaaknummer eerste aanleg :

[insolventienummer]

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante]
,

wonende te

[woonplaats]
,

appellante,

hierna te noemen:

[appellante]
,

advocaat: mr. J.M. van der Linden te Leiden.

1
Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 mei 2024.

2
Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 15 mei 2024, heeft

[appellante]
het hof verzocht voormeld vonnis te vernietigen en alsnog primair te beslissen de schuldsaneringsregeling te beëindigen, met verlening van de schone lei, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.

2.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- mr. Van der Linden (

[appellante]
is niet verschenen);

- mevrouw

[bewindvoerder]
, de bewindvoerder.

2.3.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 mei 2024;

- het formulier met bijlagen van de advocaat van

[appellante]
d.d. 6 juni 2024, ingekomen ter griffie op 7 juni 2024;

- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 6 juni 2024, ingekomen ter griffie op 12 juni 2024, tevens overgelegd (en gekopieerd) ter zitting van dit hof.

3
De beoordeling

3.1.

Bij vonnis van 4 mei 2021 is ten aanzien van

[appellante]
de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.

3.2.

Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat

[appellante]
toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft hiertoe als volgt overwogen:

“2.5. De rechtbank heeft aan de hand van de tabel boedelbijdragen vastgesteld dat er

geen sprake meer is van een achterstand op de boedelrekening en dat er sprake van een

surplus van ongeveer € 450. De boedelachterstand die er was, is gecompenseerd doordat de

rechter-commissaris toestemming heeft gegeven om (een deel van) de terugvorderingen

huurtoeslag en zorgtoeslag 2022 voor een bedrag van € 1.572.- ten laste van de boedel te

brengen. De schulden staan echter nog wel open bij de Belastingdienst en staan naar het

oordeel van de rechtbank aan toekenning van de schone lei in de weg.

2.6.

Het verweer van de saniet dat de nieuwe schulden niet zijn ontstaan door

overbesteding of verkeerde keuzes in de omgang met geld treft geen doel. Zoals hiervoor

overwogen zijn de terugvorderingen van de Belastingdienst immers feitelijk onbetaald

gebleven omdat deze ondanks daartoe verleende toestemming van de rechter-commissaris

niet uit de boedel konden worden betaald. vanwege de daarop bestaande achterstand.

Immers, als de boedel op peil zou zijn geweest op het moment van de terugvorderingen

zouden er geen nieuwe schulden zijn ontstaan. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank

dat de vergelijking met de uitspraak van de rechtbank Den Haag niet opgaat.

2.7.

De eerdere boedelachterstand is ontstaan doordat er enerzijds gedurende een lange

periode structureel te weinig is afgedragen en anderzijds de saniet een ontvangen nabetaling

van huur- en zorgtoeslag in september 2022 heeft besteed aan onder meer een nieuw bed.

Dat bedrag van ongeveer € 2.000 had destijds aan de boedel afgedragen moeten worden.

Een en ander maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een toerekenbare

tekortkoming die niet buiten beschouwing gelaten kan worden, Deze tekortkoming kan met

een verlenging van de looptijd hersteld worden. waardoor saniet na aflossing van de nieuwe

schulden alsnog de schone lei kan verkrijgen.”

De rechtbank heeft op grond van een en ander geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan

[appellante]
geen “schone lei” is verleend.

De rechtbank heeft bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt voortgezet en heeft voorts op de voet van artikel 349a Fw de termijn van de schuldsaneringsregeling gewijzigd en vastgesteld op vier jaar of zoveel korter als nodig is om de nieuwe schulden te betalen, derhalve tot maximaal 4 mei 2025.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de

[appellante]
met ingang van 7 mei 2024 maandelijks een boedelbijdrage voldoet ter hoogte van het salaris van de bewindvoerder.

3.3.

[appellante]
kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.

Er is geen sprake meer van een boedelachterstand, maar zelfs van een surplus. Met betrekking tot de nieuwe schulden aan de Belastingdienst van € 1.918,-- (terugvorderingen huur- en zorgtoeslag 2022) heeft

[appellante]
voor wat betreft de zorgtoeslag een betalingsregeling getroffen van € 20,-- per maand.
[appellante]
stelt dat deze nieuwe schulden haar niet verweten kunnen worden, gezien de complexiteit van de regelgeving in samenhang met de hoge leeftijd van
[appellante]
. Daarnaast zijn deze nieuwe schulden aan de Belastingdienst niet ontstaan door overbesteding of verkeerde keuzes in de omgang met geld.
[appellante]
verwijst in dit verband naar ECLI:NL:RBDHA:2021:691. Het gebeurt regelmatig dat de Belastingdienst pas na afloop van één of meerdere jaren definitief kan bepalen op hoeveel toeslag iemand recht heeft. Dan kan het zo zijn dat iemand toeslag moet terugbetalen. Ter zitting heeft de advocaat van
[appellante]
, toen de bewindvoerder verklaarde dat
[appellante]
niet al haar inkomsten aan de Belastingdienst heeft opgegeven waardoor de huur- en zorgtoeslag te hoog zijn berekend, nog expliciet verwezen naar de eerste zin van r.o. 3.8.4. van een uitspraak van dit hof, ECLI:NL:GHSHE:2022:4456: ‘De schulden zijn ontstaan door de wisselende inkomsten van
[appellant 1]
. Dit is niet verwijtbaar, (…)’

[appellante]
is dan ook van mening dat onder deze omstandigheden niet gesteld kan worden dat de nieuwe schulden aan de Belastingdienst verwijtbare nieuwe schulden zijn. Volgens
[appellante]
komt haar primair de schone lei toe. Subsidiair, in het geval het hof van oordeel is dat deze schulden wel aan
[appellante]
zijn te verwijten, dan is
[appellante]
van mening dat haar op grond van artikel 354 lid 2 Fw de schone lei toekomt, omdat de nieuwe schulden van een geringe betekenis zijn danwel gezien hun bijzondere aard buiten beschouwing moeten blijven.

3.4.

De bewindvoerder heeft het volgende aangevoerd.

[appellante]
heeft in september 2022 nabetalingen ontvangen van de Belastingdienst inzake huur-

en zorgtoeslag ten bedrage van in totaal € 1.973,--. Zij heeft dat bedrag niet naar de boedelrekening overgemaakt, maar heeft het besteed aan een nieuw bed. De Belastingdienst heeft in augustus 2023 bedragen (huur-en zorgtoeslag van in totaal € 1.918,-) teruggevorderd en toen kon

[appellante]
die terugvordering niet betalen omdat het geld was opgemaakt. Volgens de bewindvoerder is sprake van verwijtbare nieuwe schulden. Als
[appellante]
de regels, die ze zelf heeft getekend bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling, had gelezen, had ze kunnen weten dat de nabetalingen de boedel toebehoorden en hadden de terugvorderingen ook vanuit de boedel betaald kunnen worden, aldus de bewindvoerder.
[appellante]
betaalde regelmatig te weinig aan de boedel, waardoor er een boedelachterstand was. Doordat de RC toestemming heeft gegeven om de terugvordering van de Belastingdienst ten laste van de boedel te brengen was er geen boedelachterstand meer, maar wel een openstaande schuld bij de Belastingdienst van € 1.918,-- (terugvordering huur- en zorgtoeslag). Van die schuld is inmiddels € 80,-- betaald via een betalingsregeling betreffende de zorgtoeslag (4 x € 20,--). Voor wat betreft de huurtoeslag is nog geen betalingsregeling afgesproken. De bewindvoerder blijft bij haar mening dat eerst de achterstanden bij de Belastingdienst moeten worden ingelopen alvorens de schone lei aan kan worden toegekend. Zij verzoekt het hof dan ook de uitspraak van de rechtbank te handhaven.

3.5.

Het hof komt tot de volgende beoordeling.

3.5.1.

Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.

3.5.2.

Onder de omstandigheid dat sprake was van een achterstand in de betaling van afdrachten aan de boedel -zo blijkt (ook) uit de waarschuwingsbrief van 12 december 2022- heeft

[appellante]
in september 2022 nabetalingen inzake de huur- en zorgtoeslag (HT € 1.304,--/ZT € 669,--) ontvangen. Ten onrechte, immers in strijd met haar informatieverplichting, heeft
[appellante]
toen nagelaten deze nabetalingen aan de bewindvoerder te melden en heeft zij van het bedrag een bed aangeschaft. Zodoende is het bedrag ten onrechte niet gebruikt om de boedel op peil te brengen.

Toen de Belastingdienst in augustus 2023 een bedrag van in totaal € 1.918,-- terugvorderde, is door de rechter-commissaris toestemming verleend om deze terugvorderingen tot een bedrag van € 1.572,-- ten laste van de boedel te brengen. In zoverre is reeds toen rekening gehouden met de complexiteit van de regels (i.h.b. inzake toeslagen en bijvoorbeeld in geval van wisselende inkomsten) van de Belastingdienst. Dit heeft ertoe geleid dat (rekenkundig) de boedelachterstand was gecompenseerd, zodat van een boedelachterstand geen sprake meer was (en ook nu niet is). Feitelijk zijn echter de terugvorderingen van de Belastingdienst onbetaald gebleven, zodat sprake was en is van een nieuwe schuld.

Gelet op deze gang van zaken is naar het oordeel van het hof

[appellante]
toerekenbaar tekortgeschoten in de op grond van de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar rustende informatieverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan.

Als

[appellante]
-overeenkomstig haar informatieplicht- de nabetalingen (van in totaal € 1.973,--) had gemeld aan de bewindvoerder, had die ervoor kunnen zorgen dat de nabetalingen op de boedelrekening werden gestort, zodat de boedelrekening ‘op peil’ was geweest en de terugvorderingen (totaal € 1.918,--) – die met toestemming van de rechter-commissaris grotendeels ten laste van de boedel mochten worden gebracht- ook werkelijk uit de boedel voldaan hadden kunnen worden. Alsdan was er nu geen sprake geweest van de huidige nieuwe schuld.

3.5.3.

Op grond van het voorgaande en gelet op hetgeen de bewindvoerder heeft aangevoerd, stelt het hof vast dat

[appellante]
toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het hof ziet geen aanleiding om op de voet van artikel 354 lid 2 Fw te bepalen dat deze tekortkomingen gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijven.

Het hof ziet dan ook reden om de schuldsaneringsregeling nog niet te beëindigen onder toekenning van de schone lei, maar voort te zetten en de verlenging op de wijze zoals door de rechtbank is bepaald in stand te laten. In de verlenging kan

[appellante]
de tekortkomingen herstellen, waardoor zij na aflossing van de nieuwe schulden -waarmee zij volgens mededeling van de bewindvoerder ook al gestart is, zelfs met een extra bijdrage- alsnog de schone lei kan verkrijgen.

3.6.

Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4
De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers - van Vollenhoven, J.I.M.W. Bartelds en T. van Malssen en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2024.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158