3.3.
[appellante]
kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake meer van een boedelachterstand, maar zelfs van een surplus. Met betrekking tot de nieuwe schulden aan de Belastingdienst van € 1.918,-- (terugvorderingen huur- en zorgtoeslag 2022) heeft
[appellante]
voor wat betreft de zorgtoeslag een betalingsregeling getroffen van € 20,-- per maand.
[appellante]
stelt dat deze nieuwe schulden haar niet verweten kunnen worden, gezien de complexiteit van de regelgeving in samenhang met de hoge leeftijd van
[appellante]
. Daarnaast zijn deze nieuwe schulden aan de Belastingdienst niet ontstaan door overbesteding of verkeerde keuzes in de omgang met geld.
[appellante]
verwijst in dit verband naar ECLI:NL:RBDHA:2021:691. Het gebeurt regelmatig dat de Belastingdienst pas na afloop van één of meerdere jaren definitief kan bepalen op hoeveel toeslag iemand recht heeft. Dan kan het zo zijn dat iemand toeslag moet terugbetalen. Ter zitting heeft de advocaat van
[appellante]
, toen de bewindvoerder verklaarde dat
[appellante]
niet al haar inkomsten aan de Belastingdienst heeft opgegeven waardoor de huur- en zorgtoeslag te hoog zijn berekend, nog expliciet verwezen naar de eerste zin van r.o. 3.8.4. van een uitspraak van dit hof, ECLI:NL:GHSHE:2022:4456: ‘
De schulden zijn ontstaan door de wisselende inkomsten van [appellant 1]
. Dit is niet verwijtbaar, (…)’
[appellante]
is dan ook van mening dat onder deze omstandigheden niet gesteld kan worden dat de nieuwe schulden aan de Belastingdienst verwijtbare nieuwe schulden zijn. Volgens
[appellante]
komt haar primair de schone lei toe. Subsidiair, in het geval het hof van oordeel is dat deze schulden wel aan
[appellante]
zijn te verwijten, dan is
[appellante]
van mening dat haar op grond van artikel 354 lid 2 Fw de schone lei toekomt, omdat de nieuwe schulden van een geringe betekenis zijn danwel gezien hun bijzondere aard buiten beschouwing moeten blijven.