Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Hoger beroep Strafrecht overig

13 november 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:3547

Op 13 november 2024 heeft de Gerechtshof 's-Hertogenbosch een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van strafrecht. Het zaaknummer is 20-001535-23, bekend onder ECLI code ECLI:NL:GHSHE:2024:3547. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
20-001535-23
Datum uitspraak
13 november 2024
Datum gepubliceerd
13 november 2024
Uitspraak

Parketnummer : 20-001535-23

Uitspraak : 13 november 2024

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 31 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-024852-22 tegen:

[verdachte]
,

geboren te

[geboorteplaats]
op
[geboortedatum]
,

thans verblijvende in P.I. Lelystad te Lelystad.

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het impliciet primair tenlastegelegde (het medeplegen van moord), het impliciet subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘het medeplegen van doodslag’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van het voorarrest.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij 1]
hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 25.464,15, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De verdachte is veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken proceskosten, tot heden begroot op nihil.

Voorts is de benadeelde partij

[benadeelde partij 2]
niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

Tevens heeft de rechtbank beslist op het beslag.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op het beslag en, in zoverre opnieuw rechtdoende, geen beslissing zal nemen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.

De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging bepleit dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 27 januari 2022 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,

[slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven heeft beroofd, door met een (vuur)wapen een schot/kogel af te vuren in (de richting van) de rug/hals van die
[slachtoffer]
, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer]
is overleden.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem impliciet primair tenlastegelegde moord, omdat aan het dossier onvoldoende aanknopingspunten zijn te ontlenen om te kunnen vaststellen dat de verdachte tezamen met de medeverdachte met voorbedachte raad

[slachtoffer]
van het leven heeft beroofd.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag zal bewezen verklaren. Daartoe heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat op grond van het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opdracht heeft gegeven aan de medeverdachte om te schieten. De advocaat-generaal heeft gewezen op de verklaring van getuige

[getuige 1]
, die betrouwbaar is en ook bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Getuige
[getuige 1]
heeft tegen familieleden van het slachtoffer, bij zijn verhoor bij de politie en bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris telkens uitvoerig verklaard dat de verdachte de opdracht heeft gegeven aan medeverdachte
[medeverdachte]
om te schieten. De verklaringen vinden bevestiging in de de auditu-verklaringen van familieleden over wat getuige
[getuige 2]
heeft verklaard aan hen, inhoudende dat de verdachte heeft gezegd dat medeverdachte
[medeverdachte]
moest schieten. Het is onwaarschijnlijk dat de getuigen
[getuige 1]
en
[getuige 2]
na het incident contact hebben gehad met elkaar en de verklaring over de rol van de verdachte op elkaar hebben afgestemd. Volgens de advocaat-generaal is gelet op deze omstandigheden sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de verdachte de opdrachtgever was en medeverdachte
[medeverdachte]
de schutter. De verklaringen van de verdachte en medeverdachte
[medeverdachte]
dat er geen opdracht is gegeven zijn ongeloofwaardig. Er was op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Concluderend is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het medeplegen van doodslag, aldus de advocaat-generaal.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota aangevoerd dat de verdachte weliswaar met het slachtoffer had afgesproken op de parkeerplaats in Goes en daar aanwezig was bij het schietincident als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden, maar dat hij geen opdracht heeft gegeven aan medeverdachte

[medeverdachte]
om te schieten. Dat de verdachte opdracht zou hebben gegeven volgt in rechtstreekse zin enkel uit de verklaring van getuige
[getuige 1]
, die partijdig is en inconsistent heeft verklaard over wat er voor en tijdens het schietincident is geroepen. Daarnaast handelde hij volgens de verdediging vanuit zijn eigen belang, wat maakt dat behoedzaam met zijn verklaringen moet worden omgegaan, temeer omdat de verklaringen geen steun vinden in het dossier. Ook de verklaringen van de getuigen
[getuige 2]
,
[getuige 3]
en
[getuige 3]
, die ter plaatse waren, bieden geen steun. De de auditu-verklaringen met de strekking dat getuige
[getuige 2]
wel zou hebben verklaard over de vermeende opdracht zijn onbetrouwbaar, met name nu
[getuige 2]
zelf bij zijn verhoren heeft verklaard dat hij niets heeft gehoord. Ook uit objectief bewijs, te weten de camerabeelden van de
[naam bedrijf]
, is niet gebleken dat een opdracht tot schieten is gegeven door de verdachte. Uit de bewijsmiddelen kan ook overigens niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van een samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Ook het (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer ontbreekt. De verdachte dient bij gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Het hof overweegt als volgt.

Vaststelling van de feiten

Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.

Op 27 januari 2022 hebben de verdachte en het (latere) slachtoffer

[slachtoffer]
met elkaar afgesproken. Het initiatief daartoe ging uit van het slachtoffer
[slachtoffer]
. De aanleiding voor de afspraak was een conflict rondom hun ex-vriendinnen.

De verdachte en het slachtoffer hebben elkaar op 27 januari 2022 uiteindelijk rond 22.30 uur op de parkeerplaats Het Schenge in Goes getroffen. De verdachte is daar met medeverdachte

[medeverdachte]
in zijn auto naartoe gegaan.
[slachtoffer]
is samen met zijn vrienden
[getuige 1]
en
[getuige 3]
gekomen. Nadat
[slachtoffer]
en de verdachte zijn uitgestapt, lopen zij naar elkaar toe.
[slachtoffer]
begint de verdachte meteen te slaan. De verdachte verweert zich niet. In de tussentijd zijn nog twee vrienden van
[slachtoffer]
aan komen rijden, te weten
[getuige 2]
en
[getuige 3]
.
[getuige 1]
en
[getuige 3]
stappen tegen het einde van het gevecht uit de auto’s.
[slachtoffer]
keert na afloop van het gevecht de rug naar de verdachte en loopt weg. Medeverdachte
[medeverdachte]
, die in de tussentijd eveneens is uitgestapt, haalt op dat moment zijn vuurwapen tevoorschijn en schiet op korte afstand in de richting van de weglopende
[slachtoffer]
. Hij wordt daarbij in zijn rug geraakt.
[slachtoffer]
is later die avond als gevolg van het schot in zijn rug overleden.

Medeverdachte

[medeverdachte]
heeft bekend dat hij zijn doorgeladen vuurwapen uit zijn broeksband pakte en eenmaal heeft geschoten in de richting van het slachtoffer
[slachtoffer]
.

Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat medeverdachte

[medeverdachte]
de schutter is geweest.

Medeplegen?

Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord/doodslag op het slachtoffer

[slachtoffer]
.

Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander, gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, is van belang de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

Uit het procesdossier volgt dat de getuigen

[getuige 2]
,
[getuige 3]
en
[getuige 3]
na het overlijden van het slachtoffer nog diezelfde nacht door de politie zijn gehoord. Getuige
[getuige 1]
heeft twee dagen na het incident via WhatsApp voor het eerst informatie aan de politie verstrekt over het schietincident, waarna hij vijf dagen later is gehoord door de politie. De genoemde getuigen zijn daarnaast ook op een later moment in het onderzoek gehoord door de rechter-commissaris.

De bij het schietincident aanwezige

[getuige 2]
is direct na het incident en nog voor zijn verhoor bij de politie samen met de politie naar de plaats delict gereden. Aldaar heeft de getuige aangewezen waar de verdachte, medeverdachte
[medeverdachte]
en het slachtoffer stonden. Getuige
[getuige 2]
heeft verklaard dat hij “bam bam” hoorde en het slachtoffer toen naar hem riep dat hij was beschoten. Bij zijn eerste verhoor bij de politie, diezelfde nacht, heeft
[getuige 2]
verklaard dat hij zag dat een schietbeweging werd gemaakt en dat hij een knal hoorde. Slachtoffer
[slachtoffer]
kwam daarop aanrennen naar zijn auto en riep “ik ben geraakt, ik ben geraakt, breng me naar het ziekenhuis, ik ga dood”.
[getuige 2]
is toen naar het ziekenhuis gereden met het slachtoffer, terwijl hij de politie aan de lijn had. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft getuige
[getuige 2]
op de vraag of hij tegen familieleden van
[slachtoffer]
zou hebben gezegd dat door de verdachte “schiet hem” is gezegd, verklaard dat hij zich dit echt niet kan herinneren.
[getuige 2]
heeft verder verklaard, net als bij de politie, dat de verdachte en het slachtoffer al met elkaar ruzie hadden toen hij aan kwam, dat er ineens werd geschoten en dat het slachtoffer riep dat hij was geraakt. Op de vraag of hij nog iemand anders dan het slachtoffer ervoor heeft horen roepen, heeft de getuige verklaard dat hij dat niet meer weet.

Het dossier bevat naast de verklaringen van

[getuige 2]
bij de politie en de rechter-commissaris ook de auditu-verklaringen (zogenaamde “van horen zeggen”-verklaringen) van onder meer
[getuige 5]
,
[getuige 6]
,
[getuige 7]
en
[getuige 8]
.
[getuige 2]
zou in de periode na het incident tegen deze familieleden van
[slachtoffer]
hebben verteld dat de verdachte “schiet hem” zou hebben gezegd tegen de medeverdachte. Het hof stelt vast dat
[getuige 2]
in zijn verhoor bij de politie zeer kort na het schietincident niets heeft verklaard over het door de verdachte tegen de medeverdachte zeggen “schiet hem”. Ook niet toen hij met de politie naar de plek van het schietincident is gereden en daar heeft verteld wat er is voorgevallen. Nadat
[getuige 2]
door de rechter-commissaris is geconfronteerd met de verklaringen van de familieleden heeft hij verklaard dat hij zich echt niet kan herinneren dat hij dit tegen hen heeft gezegd. Gelet hierop is het hof van oordeel dat aan de eigen verklaringen van
[getuige 2]
meer gewicht moet worden toegekend dan aan de de auditu-verklaringen van de vier hierboven genoemde familieleden, waardoor deze laatste verklaringen niet bruikbaar zijn voor het bewijs.

De bij het schietincident aanwezige getuige

[getuige 3]
heeft verklaard dat hij mensen zag vechten, dat hij uit de auto stapte en er op dat moment werd geschoten. Hij hoorde iemand zeggen dat hij was geraakt. Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft
[getuige 3]
verklaard dat hij zag dat
[slachtoffer]
(het hof:
[slachtoffer]
)
met hem meeliep richting de auto en dat hij op dat moment een knal hoorde.
[slachtoffer]
zei “ik ben geraakt”. Op de vraag of hij behalve
[slachtoffer]
iemand iets heeft horen roepen, heeft getuige
[getuige 3]
verklaard dat hij dit niet heeft gehoord.

De bij het schietincident aanwezige getuige

[getuige 3]
heeft bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zag dat het slachtoffer en de verdachte aan het vechten waren, dat
[slachtoffer]
terugliep naar de auto en dat hij toen een knal hoorde, gevolgd door
[slachtoffer]
die riep dat hij was geraakt.
[getuige 3]
heeft verder verklaard dat er geschreeuwd is, maar dat hij niet weet wat er is gezegd.

De bij het schietincident aanwezige getuige

[getuige 1]
heeft voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie via WhatsApp-berichten verteld dat ‘
[verdachte]
’, de verdachte, tegen zijn vriend, medeverdachte
[medeverdachte]
, zou hebben gezegd “wtf doe je schiet hem” en dat hij,
[getuige 1]
, vanaf dat moment niks meer heeft meegekregen. Bij zijn verhoor bij de politie heeft
[getuige 1]
verklaard dat de verdachte “wtf doe je schiet hem” zou hebben gezegd en dat de medeverdachte direct schoot. Later in het verhoor heeft
[getuige 1]
verklaard dat de verdachte ook nog zou hebben gezegd “maak het af”. Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft
[getuige 1]
verklaard dat het enige dat de verdachte heeft gezegd is “schiet hem”. In hetzelfde verhoor heeft
[getuige 1]
op een later moment verklaard dat de verdachte zou hebben gezegd “what the fuck doe je, schiet hem” en dat hij het heel hard schreeuwde.

Het hof concludeert dat

[getuige 1]
verklaringen heeft afgelegd die er in de kern op neerkomen dat de verdachte woorden heeft gebruikt met de strekking dat er op het slachtoffer
[slachtoffer]
moest worden geschoten door medeverdachte
[medeverdachte]
.

Het hof hecht waarde aan de verklaringen van getuigen

[getuige 2]
,
[getuige 3]
en
[getuige 3]
, die direct na het incident afzonderlijk van elkaar zijn verhoord en daarbij niets hebben verklaard over het door de verdachte tegen medeverdachte
[medeverdachte]
zeggen/roepen ”schiet hem” noch hebben verklaard dat de verdachte voorafgaand aan het schot iets zou hebben geschreeuwd waaruit zou moeten blijken dat die
[medeverdachte]
moest schieten.

Ook de verdachte en medeverdachte

[medeverdachte]
hebben ontkend dat de verdachte tegen
[medeverdachte]
zou hebben geroepen “schiet hem”.

Al het voorgaande brengt met zich dat alleen de verklaringen van

[getuige 1]
overblijven als bewijsmiddel voor de door de verdachte gebruikte woorden erop neerkomend dat medeverdachte
[medeverdachte]
op het slachtoffer moest schieten. Het hof acht deze enkele verklaringen van de getuige
[getuige 1]
onvoldoende voor een bewezenverklaring van het medeplegen van de tenlastegelegde moord/doodslag op
[slachtoffer]
.

Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt geen ander steunbewijs voor de door de getuige

[getuige 1]
afgelegde verklaringen. Met betrekking tot de audiovisuele opnames van de nabij de plaats delict gelegen
[naam bedrijf]
overweegt het hof in het bijzonder dat op deze opnames voorafgaand aan het schot is te horen “hee hee hee rustig aan” en na het schot “stoppen, stoppen, ik ben geraakt”. Er zijn geen woorden te horen met de strekking zoals door getuige
[getuige 1]
genoemd. Wat er ook zij van de stelling van de advocaat-generaal dat op deze audiovisuele opnames mogelijk niet alle geluid is opgenomen, de opnames bieden daarmee geen steun aan de verklaring van de getuige
[getuige 1]
, integendeel.

Daarbij komt, zo overweegt het hof ten overvloede, dat indien wel voldoende bewijs voor de door

[getuige 1]
verklaarde bewoordingen van de verdachte in het dossier voorhanden zou zijn, dit nog niet zonder meer met zich brengt dat er daarmee is voldaan aan de voor het medeplegen van moord/doodslag vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

Conclusie

Nu gelet op wat het hof hiervoor heeft overwogen onvoldoende bewijs aanwezig is voor zowel het plegen als het medeplegen van het aan de verdachte tenlastegelegde moord/doodslag, zal het hof de verdachte integraal vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij 2]

De benadeelde partij

[benadeelde partij 2]
heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade.

De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij

[benadeelde partij 2]
in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij 1]

De benadeelde partij

[benadeelde partij 1]
heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 27.144,00 aan materiële schade (begrafeniskosten/kosten van lijkbezorging) en immateriële schade (affectieschade).

Deze vordering valt uiteen in:

Reiskosten benadeelde € 242,30(vlucht Antalya-Amsterdam)

Reiskosten zus € 201,00(vlucht Amsterdam-Elazig)

Reiskosten benadeelde en vier naasten € 2.100,00(vlucht Amsterdam-Elazig)

Gebedsdienst en imam in Turkije € 500,00

Rouwmaaltijd € 1.466,23

Kosten grafsteen € 2.534,53

Bloemen uitvaart Turkije € 100,00 +

Subtotaal € 7.144,00

Affectieschade € 20.000,00 +

Totaal € 27.144,00

Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 25.464,15, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij

[benadeelde partij 1]
in haar vordering niet worden ontvangen.

Voorlopige hechtenis

Nu het hof de verdachte integraal zal vrijspreken, zal het hof het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang opheffen.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij 2]

verklaart de benadeelde partij

[benadeelde partij 2]
niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;

veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij 1]

verklaart de benadeelde partij

[benadeelde partij 1]
niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;

veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.

Aldus gewezen door:

mr. A. Muller, voorzitter,

mr. M.L.P. van Cruchten en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,

en op 13 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158