Hoge Raad, cassatie strafrecht overig
ECLI:NL:HR:2024:731
Op 11 June 2024 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 22/03449, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:731.
Indicatie
Verduistering (art. 321 Sr) en witwassen (art. 420bis.1.a Sr) van geldbedrag (€ 189.485,75). Ontbrekende (pagina van) pleitnota in hoger beroep. Volledige versie van pleitnota die in p-v van tz. in h.b. is vermeld, ontbreekt bij stukken die aan HR zijn gezonden. N.a.v. een door raadsman o.g.v. art. 4.3.5.3 Procesreglement HR gedaan verzoek is bij hof nadere informatie ingewonnen. O.g.v. die informatie moet worden aangenomen dat volledige versie van die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. HR kan daardoor niet nagaan of op tz. andere verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan die in ’s hofs uitspraak zijn besproken.
Volgt vernietiging en terugwijzing.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/03449
Datum 11 juni 2024
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 september 2022, nummer 21-005411-21, in de strafzaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte.
Procesverloop
1
Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Overwegingen
2
Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat de volledige versie van de pleitnota die op de terechtzitting in hoger beroep door de raadsvrouw van de verdachte aan het hof is overgelegd, zich niet bij de stukken bevindt.
2.2
Volgens het proces-verbaal van die terechtzitting heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt onder meer in:
“De raadsvrouw pleit overeenkomstig een op schrift gestelde pleitnota waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Deze pleitnota zal aan dit proces-verbaal worden gehecht.”
2.3
De volledige versie van de pleitnota die in het proces-verbaal is vermeld, ontbreekt bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden. Naar aanleiding van een door de raadsman op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij het hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat de volledige versie van die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. De Hoge Raad kan daardoor niet nagaan of op de terechtzitting andere verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan die in de uitspraak van het hof zijn besproken. Het cassatiemiddel slaagt daarom.
3
Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.
Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2024.