2.1.
ECW is een onderneming die op Agriport A7 en op Het Grootslag in Andijk geothermische warmte, ook wel aardwarmte genoemd, produceert. Deze aardwarmte levert ECW door aan haar klanten, die actief zijn in de (grootschalige) glastuinbouw.
2.2.
De productie van aardwarmte gebeurt door een combinatie van een productie- of oppompput én een injectieput, gezamenlijk een doublet genoemd.
Het water met een temperatuur van 85 ? wordt uit de productieput omhoog gepompt. Vervolgens wordt de energie/warmte uit/van dat water afgegeven aan het warmtetranssportsysteem. Het afgekoelde water (ca 35 ?) gaat vervolgens via de injectieput weer terug de grond in.
2.3.
ECW had reeds een injectieput GT-01 gerealiseerd. In 2017 wilde ECW de bijbehorende productie- of oppompput GT-06 realiseren (project boring “Middenmeer-GT-06”, hierna: het project). De afstand tussen GT-01 en GT-06 diende 920 meter te zijn. Deze afstand is relevant voor de zogenoemde doorbraaktijd. Dit is de tijd die verstrijkt tot het moment dat het afgekoelde water de temperatuur van het warme water bij de productieput met 1 ? doet dalen.
2.4.
De boring van GT-06 werd gedaan aan de hand van een boorplan. Het boorplan was ontworpen door Well Engineering Partners. Het boorplan voorzag in een boring in een afwijkende J-vorm, met een onderverdeling in 6 secties.
Elke sectie bestaat uit 1) het realiseren van een boorgat in de aarde, 2) het inbrengen van een metalen buis (casing of liner genoemd) en 3) het afwerken van de ingebrachte buis (afdichten en cementeren). Bij iedere nieuwe sectie wordt een nieuwe buis ingebracht, van een steeds kleinere diameter. Uitgangspunt is dat de diameter van de laatste sectie (die tot in het waterreservoir reikt) zo groot mogelijk is. Hoe groter de diameter, hoe hoger het rendement.
2.5.
ECW had het bedrijf KCA Deutag Drilling GmbH als aannemer ingeschakeld. Volgens de planning zou het project aanvangen op 7 mei 2017 en klaar zijn op 3 juli 2017.
2.6.
De werkzaamheden voor de boring zijn gestart op 7 mei 2017. De secties 1 tot en met 3 zijn succesvol afgerond. Aansluitend hieraan is op 21 mei 2017 gestart met sectie 4. Hiervoor diende een 14 inch gat te worden geboord waar een 11? inch liner zou worden ingebracht waarna de afwerking kon plaatsvinden.
2.7.
Na een succesvolle realisatie van de boorgang, is de liner ingebracht. Deze liner diende tot een diepte van 2.864 meter te komen maar liep op 17 juni 2017 definitief vast op 2.265 meter (hierna: het 1e incident).
2.8.
Vervolgens zijn zes herstelopties uitgewerkt. ECW heeft gekozen voor de optie waarbij het bovenste deel van de voor sectie 4 gebruikte liner werd losgesneden en teruggehaald, er een smallere liner, namelijk van 9? inch, zou worden geplaatst tot het beoogde eindpunt van de 11 ? inch liner en de boring verder werd afgerond met buizen met een kleinere diameter voor secties 5 en 6.
2.9.
Het terughalen van de liner conform de beschreven optie is niet geheel gelukt. De buis kon slechts deels worden teruggenomen. Het gebruikte gereedschap is beschadigd en deels in het boorgat achtergebleven. Het in de grond achtergebleven gereedschap kon niet worden losgewerkt met wrikken (ook wel “jarren” genoemd). Het achtergebleven gereedschap is met dynamiet afgeschoten, waarna de boorstang omhoog is gehaald. Ook de boorstang was beschadigd. Het boorgat is afgedicht en gecementeerd op 2.265 meter. Dit is afgerond op 24 juli 2017.
2.10.
Vervolgens is gezocht naar een nieuwe oplossing. Er is voor gekozen om vanuit het vastgelopen punt in sectie 4 een sidetrack S1 te boren waarbij het eindpunt licht afwijkend was ten opzichte van het ontwerp (iets dichter bij de injectieput).
2.11.
Het boorgat van sidetrack S1 is succesvol geboord tot een diepte van 2.781 meter. Op 9 augustus 2017 is aangevangen met het aanbrengen van de smallere 9? inch liner in het boorgat. Op 11 augustus 2017 liep de nieuwe liner vast op 2715 meter. Vervolgens is deze liner opgehaald. (hierna: het 2e incident).
2.12.
Op 21 augustus 2017 is vervolgens aangevangen met het alternatieve boortraject van sidetrack S2. Geboord is in een S-vorm in plaats van de voorheen geplande J-vorm. Sectie 4 is uiteindelijk op 15 september 2017 succesvol afgerond door middel van sidetrack S2 met een kleinere diameter van de liner (namelijk 9 ? inch) dan oorspronkelijk gepland (namelijk 11 ? inch). In de periode van 15 september tot en met 30 september 2017 zijn secties 5 en 6 succesvol uitgevoerd, zij het met liners met een kleinere diameter dan aanvankelijk was gepland. Daarnaast zijn de oppompput en de injectieput dichter bij elkaar komen te liggen dan was gepland. Hierdoor nam het rendement af (door snellere vermenging van het op te pompen warme water met afgekoeld terug te pompen water).
2.13.
Voorafgaand aan de start van de werkzaamheden heeft ECW haar tussenpersoon Rabobank Westland (hierna: Rabobank) benaderd voor het afsluiten van een verzekering. Daartoe heeft Rabobank Aon als verzekeringsmakelaar benaderd.
2.14.
In het kader van het overleg tussen partijen over de af te sluiten verzekering zijn onder meer de volgende berichten tussen partijen gewisseld.
Op 2 maart 2017 heeft Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., thans: NN (waar hierna wordt gesproken over NN wordt daarmee ook Delta Lloyd bedoeld), een offerte met handgeschreven aantekeningen aan Aon gestuurd.
Aon heeft bij e-mailbericht van 21 maart 2017 de volgende 4 vragen gesteld aan NN:
“Met referte naar onderstaande aanbieding voor ECW Netwerk heb ik nog een viertal vragen ter verduidelijking en correct interpreteren van de offerte.
Komende donderdag zitten we bij relatie om alle offertes te bespreken. Vandaar nog even deze mail.
• Voor het project deductible van EUR 1 mio (optie 1) worden de twee boringen tezamen als 1 project gezien? Toch niet twee aparte projecten?
• Met betrekking tot het niet meeverzekeren van het lost in hole risico. Bij een vastloper is er geen dekking voor het equipment (boorkop), maar wel voor de eventuele kosten van sidetrack/schade aan casings, etc?
• Fishing kosten zijn meeverzekerd tot een tweetal pogingen met max waarde per stuk EUR 100.000,00. Hoe zit dit met het eigen risico? Is dit een extra kosten dekking?
Stel fishing lukt wel. Verder geen schade. Wordt dan EUR 100.000,00 uitbetaald? Want deze kosten zitten altijd onder het eigen risico. Graag verduidelijking over de mogelijke ontstane situaties.
Stel fishing lukt niet. Verder geen schade. Wordt dan EUR 100.000,00 uitbetaald?
Stel fishing lukt niet. Schade is nieuwe sidetrack boren en casings verloren. EUR 100.000,00 uitbetaald plus kosten van sidetrack en casings (minus aftrek eigen risico).
• Is jarren ook meeverzekerd (net zoals fishing)? Of kan dit nog toegevoegd worden?
Ik verneem graag de antwoorden op bovenstaand vooraleer we met klant in gesprek gaan.”
NN heeft bij e-mailbericht van eveneens 21 maart 2017, als volgt geantwoord:
“- Het project eigen risico geldt voor het totale project, dus productie en injectie boring.
- Bij een vastloper zijn de fishing kosten min of meer schade ter voorkoming en vermindering, worden in overleg met verzekeraar gemaakt. Materiële schade door fishing aan de boorgang en aan casings valt ook onder de dekking.
De boorkop en boorstang zijn eigendom van de boorder, zijn equipment, en dit is niet verzekerd.
- Fishing kosten vallen onder het boor eigen risico of onder het project eigen risico.
Als de fish lukt dan wordt bij een project eigen risico het kostenbedrag van het eigen risico afgetrokken of valt onder het eigen risico per gebeurtenis.
Als de fish niet lukt worden de kosten hiervan opgeteld bij het schadebedrag.
- Er zijn meerdere manieren om een fish los te krijgen met verschillende soorten gereedschappen, in overleg met de verzekeraar kunnen deze kosten gemaakt worden. Je kunt het ook met explosieven op blazen, hier zijn wij niet zo'n voorstander van.
Als de boorder een lost in hole verzekering heeft zijn hieronder de fishing kosten uitgesloten maar de schade aan de boorgang door het fishen is weer wel verzekerd. Het ligt er ook aan of de boorder op een lump sum werkt of day rate en wat hierover contractueel wordt vast gelegd. Een fish kan ook veroorzaakt worden door het afbreken van een boorstang en dergelijke. Dit ligt dan aan het materiaal van de boorder of men gaat over de capaciteit van de boortoren. Moet de opdrachtgever opkomen voor fouten van de boorder?
Als je nog vragen of bemerkingen hebt hoor ik graag.”
2.15.
Tussen ECW en NN is op 15 mei 2017 een CAR-projectverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen.
2.16.
NN heeft het ingenieurs- en architectenbureau Sweco aangesteld als risk manager bij de uitvoering van het project. Sweco werd daarvoor betaald door NN.
2.17.
De polis luidt - voor zover relevant - als volgt.
Sectie I
EUR 10.177.621,00 op het werk als maximum per gebeurtenis
inclusief werken door derden.
Bovengenoemd bedrag kan als volgt worden verdeeld:
EUR 5.772.621,00 op boorgerelateerde werkzaamheden;
EUR 4.405.000,00 op niet boorgerelateerde werkzaamheden;”
(…)
Alle activiteiten ten behoeve van de realisatie van het aardwarmteproject Doublet MDM-GT-06 van verzekeringnemer gesitueerd te Middenmeer inclusief de boringen van de putten, de hierbij op te stellen werktuigbouwkundige- en elektrotechnische installaties, leidingen en kabels en andere hieraan gerelateerde voorzieningen, geen uitgezonderd.
Fishen en jarren
De kosten van fishing en jarren overeenkomstig Aanvullende verzekeringsvoorwaarde 3.
Eigen risico
Sectie I. Sectie II en Sectie III
Project deductible van EUR 1.000.000,00 met een working franchise per gebeurtenis van:
EUR 10.000,00 voor niet boorgerelateerde werkzaamheden en;
EUR 25.000,00 voor de boorgerelateerde werkzaamheden.
Iedere schade dient separaat te worden gemeld. Het project deductible wordt gevuld door de vastgestelde schade hierin op te nemen zonder hiervan een separaat eigen risico af te trekken.
Indien de EUR 1.000.000,00 project deductible is bereikt en een eventuele nieuwe schade doet zich voor, dan gelden voor deze schades geen separate eigen risico's.
(…)
Voor zover sprake mocht zijn van tegenstrijdigheden in de tekst van de
hiervoor van toepassing verklaarde voorwaarden gelden de volgende
voorrangsregels:
- clausules gaan vóór verzekeringsvoorwaarden;
- aanvullende verzekeringsvoorwaarden gaan vóór verzekeringsvoorwaarden
en clausules.
Tegenstrijdigheden in bepalingen van gelijke rangorde worden niet ten
nadele van de verzekerde uitgelegd.
2.18.
Van de verzekeringsovereenkomst maken de K 070-01 Voorwaarden Constructie “All Risks” verzekering (hierna: de algemene voorwaarden) onderdeel uit. Deze voorwaarden zien op bouwprojecten in het algemeen. Deze voorwaarden luiden onder meer als volgt:
3.1.
ECW vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht te verklaren dat NN gehouden is dekking te verlenen onder de
CAR-polis voor:
a. de schade/kosten in verband met het eerste incident ad € 3.999.353,82
(vordering I);
b. de schade/kosten in verband met het tweede incident ad
€ 1.808.992,54 (vordering II),
alsmede:
primair:
c. de kosten verband houdende met het realiseren van het herstel in
oude toestand ad € 14.592.567,50 (vordering III.A.); en
d. de kosten en het financieel nadeel tot aan realisatie van het herstel
in oude toestand ad € 11.829.162 (vordering IV.A.),
subsidiair:
e. de kosten van het realiseren van een binnenbuis en verhoogde
operationele kosten ad € 9.190.000,00 (vordering III.B.); en
f. het blijvend financieel nadeel verbonden aan alternatief herstel, inclusief ad
€ 28.594.481,00 (vordering IV.B.),
het voorgaande onder aftrek van het resterende project-eigen risico van € 1 miljoen en het reeds door NN betaalde voorschot van € 1 miljoen.
2. NN te veroordelen tot betaling van een bedrag van:
a. de schade/kosten in verband met het eerste incident ad € 3.999.353,82
(vordering I);
b. de schade/kosten in verband met het tweede incident ad
€ 1.808.992,54 (vordering II),
alsmede:
primair:
c. de kosten verband houdende met het realiseren van het herstel in
oude toestand ad € 14.592.567,50 (vordering III.A.); en
d. de kosten en het financieel nadeel tot aan realisatie van het herstel
in oude toestand ad € 11.829.162,00 (vordering IV.A.),
subsidiair:
e. de nader vast te stellen kosten van het realiseren van een binnenbuis
en verhoogde operationele kosten (vordering III.B.); en
f. het nader vast te stellen blijvend financieel nadeel verbonden aan
alternatief herstel (vordering IV.B.),
deze bedragen onder e. en f. te begroten tot een voorschot gelijk aan het onder III.A. en IV.A. primair gevorderde bedrag van in totaal € 26.421.729,50 en NN te veroordelen tot betaling daarvan,
althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, althans de onder d., e. en f. genoemde schade/kosten toe te wijzen nader op te maken bij staat,
waarbij het voorgaande toegewezen dient te worden onder aftrek van het resterende project-eigen risico van € 1 miljoen, althans een in goede justitie door uw rechtbank te bepalen resterend eigen risico, en het reeds door NN betaalde voorschot van € 1 miljoen,
de hierboven onder a. tot en met f. genoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2018, althans vanaf 10 december 2020, althans vanaf de dag van dagvaarding,
3. NN te veroordelen in de proceskosten van deze procedure, alsmede in de nakosten, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis, indien de proceskosten binnen die termijn niet zijn betaald.
3.2.
Het verweer van NN strekt tot afwijzing van de vorderingen in conventie en tot veroordeling van ECW bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, te verhogen met rente en nakosten.
3.3.
NN vordert in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om ECW te veroordelen tot betaling aan NN van € 1.000.000,00 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 juli 2023 tot aan de datum van volledige voldoening, met veroordeling van ECW in de kosten van het geding in reconventie, te verhogen met rente en nakosten.
3.4.
Het verweer van ECW in reconventie strekt tot afwijzing van de vorderingen van NN, met veroordeling van NN bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente over die kosten vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Voor zover niet reeds elders in de polis bepaald, wordt overeengekomen dat eveneens onder de dekking
van onderhavige verzekering zijn begrepen de kosten en/of uitgaven in verband met het vastlopen en/of
vastzitten en/of verlies en/of beschadiging e.d. van buizen, pijpen, "wash-over pipes", boorpijpen,
boorequipment enz. gebruikt bij een doorpersing en/of boring e.d. ten gevolge van onder andere:
A. fouten en/of gebreken in de produkt voerende pijp,
B. fouten en/of gebreken in het gebruikte materieel,
C. objecten in de grond,
D. foutieve beslissingen.
E. een grondsamenstelling die, het vereiste bodemonderzoek in aanmerking genomen, redelijkerwijs niet
als voorzienbaar kan worden beschouwd.
Dit artikel kent een hele ruime (aanvullende) dekkingsomschrijving. Uit het gebruik van de woordcombinatie “onder andere” kan worden opgemaakt dat de opsomming onder A tot en met E niet limitatief is bedoeld. Het zijn voorbeelden ter illustratie, waarbij uit de gebruikte voorbeelden kan worden opgemaakt dat ook schade als gevolg van door de verzekerde gemaakte fouten bij de uitvoering van het werk onder de dekking vallen. Anders dan NN stelt, is het dus niet zo dat uit deze bewoordingen volgt dat voor dekking is vereist dat komt vast te staan dat er sprake is van een concrete foute beslissing en/of een onvoorziene grondsamenstelling.
Daarnaast kan uit het gebruik van de woorden “in verband met” worden afgeleid dat alle kosten en/of uitgaven die verband houden met kort gezegd het vastlopen onder de dekking vallen. Er worden geen strenge eisen gesteld aan het verband tussen het vastlopen enerzijds en de uitgaven en kosten anderzijds.
Tot slot wordt gebruik gemaakt van de afkortingen: “e.d.” en “enz.”. Ook dit duidt erop dat een ruime dekking is beoogd.
4.8.
De stelling van NN dat voor dekking van deze kosten tevens sprake moet zijn van materiële schade of verlies van het werk, nu dat volgt uit art. 15 algemene voorwaarden, wordt gepasseerd. Voor een dergelijke uitleg is geen enkel aanknopingspunt te vinden in de (bewoordingen van de) verzekeringsvoorwaarden.
4.9.
NN heeft ter onderbouwing van de door haar voorgestane beperktere uitleg van artikel 2 gewezen op het overleg dat tussen partijen heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst, alsmede op de door haar gestelde omstandigheden dat Aon nimmer aan NN heeft medegedeeld dat de aanvullende voorwaarden de door haar voorgestane ruime dekking zouden beogen en dat zo’n ruime dekking haaks staat op de gebruikelijke onder een CAR-verzekering geboden dekking. Terzake overweegt de rechtbank als volgt. Uit overweging 4.6 volgt reeds dat en waarom in deze zaak veel betekenis toekomt aan de bewoordingen van de verzekeringsovereenkomst. Desalniettemin kan het zo zijn dat uit tussen partijen gevoerd overleg voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst volgt dat partijen een bepaalde bedoeling hadden die niet (voldoende) tot uitdrukking komt in de bewoordingen. Dit moet dan wel vast komen te staan. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De rechtbank heeft ter zitting concrete nadere vragen aan NN gesteld in verband met haar hierop gerichte stellingen en de gemotiveerde betwisting hiervan door ECW (onder meer in de conclusie van antwoord in reconventie). NN heeft naar aanleiding daarvan geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat partijen een andere bedoeling hadden dan uit de duidelijke bewoordingen van artikel 2 blijkt. De offerte van maart 2017 met handgeschreven tekst en de e-mails van 21 maart 2017) zijn, ook als deze in onderling verband worden gelezen, veel te vaag om daar de door NN voorgestane gevolgtrekking op te baseren.
4.10.
Uit artikel 2 aanvullende voorwaarden volgt aldus onder meer dat, in aanvulling op eerder in de verzekeringsovereenkomst opgenomen dekkingsomschrijvingen, alle kosten in verband met het vastlopen en/of vastzitten en/of verlies en/of beschadiging (en meer, zie “e.d.”) bij een boring onder de dekking van de verzekering vallen, ongeacht de oorzaak van het vastlopen en/of vastzitten.
4.11.
Bovenstaande uitleg leidt tot het volgende oordeel ten aanzien van de gevorderde kosten.
de gevorderde kosten in verband met vastlopen op 17 juni en 11 augustus 2017
4.12.
Uit de hiervoor weergegeven uitleg van artikel 2 volgt dat de kosten die door ECW worden gevorderd in verband met het vastlopen op 17 juni en op 11 augustus 2017 onder de dekking van de verzekering vallen. Dat, zoals NN stelt, op 11 augustus 2017 (het tweede incident) geen sprake was van vastlopen omdat het mogelijk was om het boorequipment op te halen, baat NN niet. De nieuw ingebrachte 9? inch liner die die dag gebruikt werd bij de boring kwam vast te zitten en moest worden opgehaald. De hiermee gemoeide schade en kosten zijn schade en kosten “in verband met het vastlopen en/of vastzitten e.d. van buizen, pijpen, "wash-over pipes", boorpijpen, boorequipment enz. gebruikt bij een boring”.
4.13.
Onder de gedekte kosten vallen ook de kosten die zijn gemaakt voor het aanleggen van de twee sidetracks in verband met het vastlopen. ECW heeft gemotiveerd uiteengezet dat in het geval van vastzitten een gebruikelijke optie is om – in plaats van de voor de verzekeraar duurdere optie van het geheel verlaten van de boorgang – een aftakking (sidetrack) te maken van de reeds gerealiseerde boorgang. Door NN is weliswaar in de processtukken herhaaldelijk als verweer gevoerd dat de kosten van een sidetrack niet onder de dekking vallen, maar niet dat het aanleggen van een sidetrack ongebruikelijk is in geval van vastlopen. Ter zitting heeft NN alsnog betwist dat het aanbrengen van een sidetrack in geval van vastlopen gebruikelijk is. NN kon dit standpunt vervolgens ter zitting desgevraagd niet nader onderbouwen, bijvoorbeeld door aan te geven wat dan wel gebruikelijke alternatieven zijn in geval van vastlopen. Een dergelijke kale betwisting is in de gegeven omstandigheden (veel) te mager.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het hier niet gaat om een kostenpost die ongebruikelijk is en oordeelt in verband hiermee dat ECW evenmin redelijkerwijs had moeten begrijpen dat die, ondanks de duidelijke bewoordingen in artikel 2, buiten de dekking viel.
4.14.
NN heeft nog aangevoerd dat ECW er gelet op de e-mailwisseling tussen partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de kosten van de aanleg van een sidetrack gedekt zouden zijn. NN voert in dit verband aan dat Aon voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met zoveel woorden heeft gevraagd of de kosten van de sidetracks onder de dekking vallen en het antwoord van NN daarop niet bevestigend was (zie de e-mailberichten van 21 maart 2017).
4.15.
ECW heeft in reactie hierop aangevoerd dat duidelijk was dat lost of hole (waarmee zij bedoelt: het verloren gaan van de tot dan toe gerealiseerde boring (in brede zin)) was meeverzekerd. ECW wijst in dit verband op de e-mail van 21 maart 2017 van Aon aan NN, waarin onder meer staat: “Stel fishing lukt niet. Schade is nieuwe sidetrack boren en casings verloren. EUR 100.000,00 uitbetaald plus kosten van sidetrack en casings (minus aftrek eigen risico).” Daarop antwoordde NN dat de fishing-kosten bij een vastloper min of meer zijn ter voorkoming en vermindering van schade, alsook dat als de fish niet lukt, de kosten daarvan worden opgeteld “bij het schadebedrag”. Hiermee bevestigde NN in de visie van ECW dat de kosten van een sidetrack en casings als gedekte kosten worden gezien bij een vastloper. Dit is, aldus ECW, ook de gebruikelijke uitleg ter beurze zoals die bij het sluiten van de CAR-polis gelding had en zoals die tegenwoordig explicieter in de clausule wordt genoemd.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. De correspondentie waaraan partijen refereren blinkt niet uit in helderheid en daaruit kunnen, zoals de standpunten van partijen ook laten zien, verschillende conclusies worden getrokken. In ieder geval ligt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand om uit deze voor meerdere uitleg vatbare mailwisseling de verstrekkende conclusie te trekken dat ECW er – in weerwil van de bewoordingen van artikel 2 van de aanvullende voorwaarden – niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de kosten van het aanleggen van een sidetrack onder de dekking vielen. In dit verband neemt de rechtbank ook in aanmerking dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, het aanleggen van sidetracks niet ongebruikelijk is in geval van vastlopen van een boring en in de door ECW ten behoeve van NN opgestelde risico-assessments het maken van een sidetrack als reëel risico voor NN wordt genoemd. Onder die omstandigheden had NN, als zij de kosten van het aanleggen van sidetracks niet onder de dekking had willen laten vallen, dit voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst expliciet kenbaar dienen te maken aan ECW en/of, hetgeen nog logischer zou zijn, dit moeten (doen) opnemen in de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst door middel van een andere formulering van artikel 2 dan wel door middel van het opnemen van een voor ECW duidelijke uitsluiting van de dekking die volgt uit dit artikel.
4.17.
Tegen de achtergrond van het voorgaande worden de deelvorderingen beoordeeld.
I. schade/ kosten in verband met het 1e incident (waaronder aanleg sidetrack S1) ad € 3.999.353,82
4.18.
Deze deelvordering zal volledig worden toegewezen. De deelvordering bestaat uit de navolgende onderdelen:
1) € 2.862.826,31: kosten alternatief herstel (herstel gat, vastlopen boorequipment, fishing/jarren)
2a) € 270.649.18: verlies van boorequipment.
2b) € 548.092.83: de voor het alternatief herstel benodigde materialen.
2c) € 317.785,50: kosten in verband met de liner lap repair.
Post 1) ziet op de kosten in verband met vastlopen en/of vastzitten van de liner en het aanleggen van sidetrack S1. Deze kosten vallen, zoals gezegd, onder de ruime dekkingsomschrijving van artikel 2. De rechtbank ziet, ondanks de door NN daartegen op onderdelen gevoerde verweren, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het gevorderde bedrag. De expertisebureaus van beide partijen, Coen en BosBoon, zijn het over de hoogte van dit bedrag eens.
Ook de posten 2a, 2b en 2c vallen onder de ruime dekkingsomschrijving van artikel 2. Deze bedragen zijn daarnaast deugdelijk onderbouwd door ECW, die zich daarbij beroept op de bevindingen in het Coen-rapport. Nu NN de hoogte van deze bedragen niet gemotiveerd heeft betwist, en de bedragen de rechtbank ook niet bovenmatig voorkomen, zullen deze gevorderde kostenposten ook worden toegewezen.
II. schade/kosten in verband met het tweede incident (waaronder aanleg sidetrack S2) ad € 1.808.992,54
4.19.
De rechtbank zal ook deze deelvordering volledig toewijzen. De kosten waarvan ECW hier vergoeding vordert, bestaan uit twee onderdelen:
1) € 1.628.305,07: kosten alternatief herstel (uittrekken liner, cementpluggen en sidetrack, inbrengen liner)
2) € 188.834,47: extra materiaalkosten.
Post 1 ziet op kosten met betrekking tot het aanbrengen van sidetrack S2. Deze kosten vallen, zoals al is geoordeeld, onder de ruime dekking van artikel 2. De expertisebureaus van beide partijen, Coen en BosBoon, zijn het eens over de hoogte van dit bedrag. Voor wat betreft het door BosBoon in mindering gebrachte bedrag van € 8.147,00 in verband met een door ECW verkregen korting voor herstel boortoren heeft Coen in haar rapport toegelicht hoe dit bedrag in haar berekeningen over de verschillende evenementen is verwerkt. NN is hier verder in haar verweer niet expliciet op ingegaan, hetgeen wel op haar weg lag, zodat de rechtbank van de juistheid van het gehele bedrag van € 1.628.305,07 uitgaat.
Ook post 2 valt onder de ruime dekkingsomschrijving van artikel 2. BosBoon heeft deze kostenpost niet begroot en Coen wel. Nu NN de hoogte van dit bedrag niet gemotiveerd heeft bestreden en dit bedrag de rechtbank ook niet bovenmatig voorkomt, zal ook deze gevorderde kostenpost worden toegewezen.
4.20.
De rechtbank acht de door ECW gekozen handelwijze (aanbrengen van wederom een sidetrack) in de gegeven omstandigheden alleszins redelijk. Op 11 augustus 2017 liep de liner opnieuw vast en toen die alsnog losgetrokken kon worden, bleek er klei aan de buis te zitten en bleken er delen beschadigd/afgebroken. Op dat moment was bovendien de marge tussen de oude achtergebleven liner en de nieuw in te brengen liner maar circa 1,38 cm. Deze omstandigheden maakten, zo begrijpt de rechtbank, dat de kans op opnieuw vastlopen aanzienlijk was. Om die reden is ervoor gekozen om een nieuwe sidetrack te maken met een S-vorm in plaats van een J-vorm. In het Coen-rapport (blz. 26) en het tweede BosBoon-rapport (blz. 7 en verder) valt steun te vinden voor de keuze van ECW om voor een nieuwe sidetrack te kiezen om te voorkomen dat de boor wederom definitief kwam vast te zitten.
III.A. (primair) kosten realiseren herstel in oude toestand ad € 14.592.567.50
4.21.
ECW onderbouwt haar vordering tot vergoeding van de kosten van het herstel van de put in oude toestand naar de rechtbank begrijpt als volgt. Gelet op het bepaalde in artikel 17.1 van de algemene voorwaarden heeft de verzekerde recht op zodanig herstel (als reparatie mogelijk is) of vervanging van het werk dat zij daardoor het werk krijgt dat verzekerde heeft beoogd te verzekeren. Verzekerde hoeft geen genoegen te nemen met een herstel/vervanging waardoor zij een mindere versie van het werk krijgt dan bij aanvang was verzekerd. ECW heeft nu wel een mindere versie. Dit komt omdat zij heeft geluisterd naar Sweco. Als zij dat niet had gedaan dan had zij niet doorgemodderd met de put op de oude locatie maar zou zij elders een nieuwe put hebben geslagen. Dan zou ECW nu wel een goede put hebben gehad, met een goed rendement als voorzien in de plannen. Elders een nieuwe put slaan was weliswaar duurder maar ook gedekt onder de verzekering. Omdat Sweco een hulppersoon van NN is, is het handelen van Sweco aan NN toe te rekenen.
De gestelde schade wordt gevorderd 1) in de vorm van herstel van restschade c.q. materiële schade, en 2) als nakoming van de verplichting van NN tot herstel in oude toestand. In beide gevallen wordt de schade begroot op de kosten verbonden aan het realiseren van een nieuwe put.
Voor zover een dergelijk herstel niet eveneens vergoeding impliceert van de tot aan het schade-evenement nog niet gerealiseerde putdelen (secties 5 en 6 en een deel van sectie 4) geldt dat de kosten daarvan voor vergoeding in aanmerking komen op basis van een toerekenbare tekortkoming van NN door niet uit te keren op basis van herstel in de oude toestand.
4.22.
Deze deelvordering zal door de rechtbank worden afgewezen.
Anders dan ECW in haar schriftelijke processtukken deed voorkomen, bleek ter zitting naar aanleiding van daarop gerichte vragen van de rechtbank dat ECW er iedere keer zelf voor heeft gekozen om door te gaan met de boring op basis van een bepaalde alternatieve wijze op het moment dat de boring vastliep. Weliswaar heeft Sweco ook elke keer haar visie hierover gegeven, maar dat laat de eigen verantwoordelijkheid van ECW onverlet. ECW was een professionele partij met een boormeester en een aannemer aan haar zijde die haar van deskundig advies konden voorzien. Onder die omstandigheden kan ECW zich niet aan het einde van de rit, als het eindresultaat blijkt tegen te vallen, gerechtvaardigd op het standpunt stellen dat zij het toch anders had gewild en dat zij alsnog op kosten van NN in die positie dient te worden gebracht. De door ECW gestelde grondslagen voor deze vordering slagen niet.
Aan NN kan in dit verband evenmin met succes worden tegengeworpen, zoals ECW aanvoert, dat Sweco heeft verzwegen dat de kosten van elders opnieuw beginnen eveneens onder de dekking van de verzekering vielen. Het lag niet op de weg van Sweco om ECW van juridisch advies te voorzien. Sweco is immers een door NN ingeschakeld technisch adviesbureau.
Hier komt bij dat ECW zelf werd bijgestaan door verzekeringsmakelaar Aon en haar assurantietussenpersoon Rabobank.
De slotsom is dan ook dat NN geen dekking hoeft te verlenen als ware gekozen voor het realiseren van een nieuwe put op een andere locatie.
4.23.
ECW beroept zich er in het kader van deze deelvordering nog op dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat geen dekking wordt verleend als ware gekozen voor een nieuwe, goede put op een andere locatie. Dit beroep faalt. De lat om te oordelen dat van een dergelijke onaanvaardbaarheid sprake is, ligt hoog en wordt in dit geval niet gehaald. De rechtbank verwijst voor de onderbouwing hiervan naar hetgeen zij hiervoor onder 4.21 heeft overwogen.
III.B. (subsidiair) extra kosten verbonden aan het realiseren van een binnenbuis (€ 813.500,00 en de verhoogde, jaarlijkse operationele kosten (in totaal verspreid over 30 jaar) ad € 8.340.000,00.
4.24.
Nu de primaire vordering is afgewezen, komt de rechtbank toe aan de subsidiaire vordering. Hieraan legt ECW het volgende ten grondslag. ECW lijdt blijvend nadeel door het alternatief herstel. Er waren meerdere alternatieve herstelopties, die zowel goedkoper als duurder voor verzekeraar en verzekerde hadden kunnen uitpakken. Het gaat niet aan om de verzekerde louter met de nadelen op te zadelen. Een verzekeringsovereenkomst is gebaseerd op de goede trouw en die brengt met zich dat partijen zich over en weer laten leiden door de redelijkheid en billijkheid. Dat leidt in dit geval ertoe dat NN ECW niet zonder compensatie mag laten voor de serieuze nadelen die zij ondervindt van de keuze voor een vorm van alternatief herstel waarmee in belangrijke mate is afgeweken van de put zoals zij die had verzekerd. Dit betekent dat NN ECW dient te compenseren voor de extra kosten waaronder de jaarlijkse, verhoogde operationele kosten.
4.25.
Deze vordering zal worden afgewezen. De rechtbank herhaalt haar oordeel dat het voor risico van ECW zelf blijft dat zij heeft gekozen voor doorgaan met het aanbrengen van een put op de oude locatie. In dat oordeel ligt besloten dat niet toewijsbaar zijn de gestelde financiële nadelen van ECW die het gevolg zijn van door haar zelf gemaakte keuzes.
IV.A (primair) kosten/financieel nadeel tot aan realisatie herstel in oude toestand ad € 11.829.162,00.
4.26.
ECW stelt: “In verband met de weigering door NN om haar uitkeringsverplichting niet te begroten op basis van herstel in oude toestand ziet ECW zich geconfronteerd met een aanzienlijk rendementsverlies en extra onderhoudskosten. Dat rendementsverlies zou ECW niet hebben geleden in het geval NN haar verplichtingen onder de CAR-polis direct correct zou zijn nagekomen. Aldus lijdt ECW door dat verzuim van NN voor vergoeding in aanmerking komende gevolgschade.”
4.27.
Deze deelvordering zal worden afgewezen. De rechtbank begrijpt deze vordering, mede gelet op hetgeen is verwoord in 2.41 van de spreekaantekeningen van ECW, aldus dat ECW vergoeding vordert van de schade die zij lijdt omdat NN ten onrechte geen dekking heeft verleend op basis van herstel in de oude toestand. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft NN geen verplichting tot het verlenen van dekking op basis van herstel in de oude toestand, zodat er ook geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming op basis waarvan NN schadevergoeding is verschuldigd aan ECW.
IV.B. (subsidiair) het blijvend financieel nadeel verbonden aan alternatief herstel ad € 28.594.481,00
4.28.
Voor het geval de primaire vorderingen onder III.A en IV.A zijn afgewezen en NN mocht volstaan met een uitkering op basis van alternatief herstel, is ECW van oordeel dat zij recht heeft op een compensatie van het blijvend financiële nadeel dat is verbonden aan het alternatieve herstel. Ook voor deze vordering geldt dat het financieel nadeel betreft dat het gevolg is van de keuze van ECW om door te gaan met het realiseren/aanbrengen van een put op de oorspronkelijk beoogde locatie. De rechtbank heeft daarover al geoordeeld bij deelvordering III. B en zij herhaalt dat oordeel hier.
4.29.
Slotsom is dat van de hoofdvorderingen van ECW (in beginsel) toewijsbaar zijn de hoofdvorderingen I ad € 3.999.353,82 en II ad € 1.808.992,54. Samen komt dit neer op € 5.808.346,36.
Tussen partijen is niet in geschil dat op dit bedrag in mindering strekken het eigen risico van € 1.000.000,00 alsmede het reeds door NN aan ECW betaalde voorschot van eveneens € 1.000.000,00. Na aftrek van deze bedragen resteert een bedrag van € 3.808.346,36.
4.30.
Op het polisblad is ten aanzien van het verzekerde bedrag voor sectie I (€ 10.177.621,00) onderscheid gemaakt tussen boorgerelateerde werkzaamheden (€ 5.772.621,00) en niet-boorgerelateerde werkzaamheden (€ 4.405.000,00). NN stelt zich op het standpunt dat de dekking is gemaximeerd tot (130% van) de verzekerde som voor boorgerelateerde werkzaamheden. Omdat, zo stelt NN, de werkelijke kosten niet meer belopen dan de begrote kosten, bestaat geen aanspraak op een hogere dekking dan 100%. ECW voert verweer tegen deze stellingname.
4.31.
Wat er ook zij van deze stellingen van NN, uit het bovenstaande blijkt dat het bedrag waarvoor NN dekking dient te verlenen na aftrek van het eigen risico € 4.808.346,36 bedraagt. Dit is lager dan het verzekerd bedrag voor boorgerelateerde werkzaamheden en valt dus volledig onder de dekking.
4.32.
ECW vordert wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag, primair, gelet op het bepaalde in artikel 10.3.4 algemene voorwaarden, vanaf 13 mei 2018 (vier weken nadat BosBoon haar tweede schaderapport uitbracht), subsidiair vanaf 10 december 2020 (datum aansprakelijkstelling) of meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding.
4.33.
NN voert als verweer aan dat pas op 10 december 2020 om dekking is verzocht binnen vier weken na 10 december 2020, zodat pas op die dag de wettelijke rente is gaan lopen, indien het gevorderde toewijsbaar mocht zijn.
4.34.
De rechtbank oordeelt als volgt. De primaire vordering is niet toewijsbaar. ECW stelt zelf dat in het tweede schaderapport van BosBoon nog niet alle schadeposten waren opgenomen. Daarin ligt de erkenning besloten dat toen nog niet alle noodzakelijke gegevens beschikbaar waren. Dat is wel een vereiste volgens artikel 10.3.4 algemene voorwaarden.
In lijn met het verweer van NN, zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van 4 weken na 10 december 2020, dus 8 januari 2021.
de gevorderde verklaringen voor recht
4.35.
De rechtbank zal de gevorderde verklaringen voor recht afwijzen nu niet is gesteld of gebleken wat het belang is bij toewijzing hiervan naast de vordering onder II.
4.36.
NN is deels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ECW worden begroot op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 8.519,00
- salaris advocaat € 8.714,00 (2 pnt × tarief VIII ad € 4.357,00)
- nakosten € 173,00 (plus verhoging als vermeld in beslissing)
Totaal € 17.512,73
4.37.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.38.
Het vonnis zal, zoals gevorderd, (zoveel mogelijk) uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.39.
In het oordeel van de rechtbank in conventie ligt reeds besloten dat het door NN aan ECW betaalde voorschot niet terugbetaald hoeft te worden door ECW aan NN. De vordering in reconventie van NN wordt dan ook afgewezen.
4.40.
NN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van ECW. Deze kosten worden begroot op:
- salaris advocaat € 3.502,00 (½ x 2 pnt × tarief VII ad € 3.502,00)
- nakosten € 173,00 (plus verhoging als vermeld in beslissing)
Totaal € 3.675,00
4.41.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.42.
De proceskostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.1.
veroordeelt NN tot betaling aan ECW van € 3.808.346,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt NN in de proceskosten van € 17.512,73, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als NN niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet NN € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt NN in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.6.
wijst het gevorderde af,
5.7.
veroordeelt NN in de proceskosten van ECW van € 3.675,00 , te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als NN niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet NN € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.8.
veroordeelt NN in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker, mr. K.A. Baggerman en mr. E.J. van der Poel. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.