Datum uitspraak: 28 juni 2024
23/3291 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, in verbinding met de artikelen 8:108 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van deCentraleRaad van Beroep van 22 september 2023, 22/365
[appellante]
uit
[woonplaats]
, Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
OVERWEGINGEN
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Het ingediende verzoekschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 19 december 2023 is appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 19 januari 2024 is aan appellante nogmaals de gelegenheid geboden de gronden van het verzoek om herziening in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk wordt behandeld.
Bij brieven van 10 januari 2024 (binnengekomen op 31 januari 2024) en 22 februari 2024 (binnengekomen op 6 maart 2024) heeft appellante laten weten het griffierecht te hebben betaald, en heeft zij de Raad nogmaals verzocht de uitspraak te herzien.
Dat wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen gronden waaruit blijkt waarom appellante het niet eens is met de uitspraak van de Raad.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het verzoek om herziening is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid vanA.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.