Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep civiel recht overig
ECLI:NL:GHAMS:2024:1595
Op 11 June 2024 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.292.172/01, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2024:1595. De plaats van zitting was Amsterdam.
Advocaat:
mr. W.P Wijers te Amsterdam;mr. E.R Meerdink te Amsterdam;mr. M.H.R.N.Y Cordewener te Amsterdam;mr. W Heemskerk te 's-Gravenhage;mr. S.J.H.M Berendsen te Amsterdam
Indicatie
Vervolg op ECLI:NL:GHAMS:2024:451. Terugverwijzing ter verdere afdoening naar de rechtbank. Dit past bij de gemaakte processuele afspraken. Los daarvan is het zich hier voordoende geval, waarin de Stichting in eerste aanleg ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar op de voet van artikel 3:305a (oud) BW ingestelde collectieve vorderingen, op één lijn te stellen met het geval waarin een uitzondering op het verbod op terugverwijzing is aanvaard omdat ten onrechte ontslag van instantie is verleend. Er is op louter processuele gronden niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak en dit is een duidelijk omschreven en in de praktijk goed te hanteren geval waarin uitzondering op het verbod op terugverwijzing gerechtvaardigd is.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.292.172/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/646912 / HA ZA 18-416
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 juni 2024
STICHTING ELCO FOUNDATION,
gevestigd te Amsterdam,
appellante, tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. W.P. Wijers te Amsterdam,
1
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam,
en de rechtspersonen naar buitenlands recht
2. LLOYDS BANK PLC,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
advocaat: mr. M.H.R.N.Y. Cordewener te Amsterdam,
gevestigd te Zürich, Zwitserland,
4. UBS SECURITIES JAPAN CO. LTD,
gevestigd te Tokyo, Japan,
advocaat: mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
advocaat: mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam,
geïntimeerden, tevens incidenteel appellanten.
Partijen worden de Stichting en Rabobank c.s. genoemd. Geïntimeerden 2 tot en met 5 worden tezamen aangeduid als Lloyds c.s.
De Stichting voert een collectieve actie tegen Rabobank c.s. over gestelde beïnvloeding van rentebenchmarks. Het hof komt tot een deels andere beslissing over de rechtsmacht en de ontvankelijkheid van de Stichting in haar vorderingen en verwijst de zaak terug naar de rechtbank ter verdere afdoening.
2
Het geding in hoger beroep
Bij tussenarrest van 5 maart 2024 (het tussenarrest) heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het verdere verloop van de procedure.
Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
akte uitlating voortzetting procedure van de Stichting;
de gezamenlijke aktes uitlating procesverloop van Rabobank c.s.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Overwegingen
3.1
De Stichting voert een collectieve actie op de voet van artikel 3:305a (oud) BW over gestelde beïnvloeding van rentebenchmarks. De vorderingen A tot en met C zijn ingesteld tegen Rabobank en de vorderingen D en E tegen Lloyds c.s.
In het tussenarrest is geoordeeld dat de rechtbank Amsterdam rechtsmacht heeft ten aanzien van vordering D en dat de collectieve actie wat betreft de vorderingen A, B en D voldoet aan de in artikel 3:305a (oud) BW gestelde ontvankelijkheidseisen. Gezien deze voorgaande beoordeling kunnen vonnissen I en II waartegen het hoger beroep is gericht niet geheel in stand blijven. Om praktische redenen zullen de vonnissen worden vernietigd en zal een nieuw dictum worden geformuleerd.
3.2
Het hof zal de zaak ter verdere afdoening terugverwijzen naar de rechtbank. Terugverwijzing past bij de door de rechtbank respectievelijk het hof geaccordeerde processuele afspraken die partijen in eerste aanleg en in hoger beroep hebben gemaakt. Deze afspraken strekken ertoe dat de behandeling en beoordeling van deze zaak vooralsnog is beperkt tot de in het tussenarrest behandelde voorvragen van processuele aarden dat pas wordt toegekomen aan behandeling van het materiële geschil nadat over deze voorvragen is beslist.
Los daarvan is het zich hier voordoende geval, waarin de Stichting in eerste aanleg ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar op de voet van artikel 3:305a (oud) BW ingestelde collectieve vorderingen, op één lijn te stellen met het geval waarin een uitzondering op het verbod op terugverwijzing is aanvaard omdat ten onrechte ontslag van instantie is verleend. Er is op louter processuele gronden niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. Dit is voorts een duidelijk omschreven en in de praktijk goed te hanteren geval waarin uitzondering op het verbod op terugverwijzing gerechtvaardigd is.
Dat dit leidt tot een langere procedure dan als het hof de zaak aan zich houdt en het materiële geschil in één feitelijke instantie wordt afgedaan, leidt niet tot een ander oordeel. Anders dan de Stichting betoogt, doet dit geen afbreuk aan de door de wetgever met de collectieve actie boogde efficiëntie en doelmatigheid, die ziet op de gebundelde afdoening van vorderingen in één collectieve actie in twee feitelijke instanties.
3.3
Het hof ziet tot slot aanleiding om het door Rabobank c.s. gevraagde cassatieverlof te verlenen.
3.4
Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. De rechtbank zal in het te zijner tijd te wijzen eindvonnis moeten beslissen over de proceskosten in eerste aanleg.
Beslissing
vernietigt de vonnissen waarvan beroep
verklaart de rechtbank Amsterdam bevoegd om kennis te nemen van vordering D;
verklaart de rechtbank Amsterdam onbevoegd om kennis te nemen van vordering E;
verklaart de Stichting ontvankelijk in de vorderingen A, B en D
verklaart de Stichting niet-ontvankelijk in vordering C;
verwijst de zaak terug naar de rechtbank ter verdere afdoening met inachtneming van hetgeen in dit arrest en het tussenarrest is overwogen en beslist;
verleent verlof om cassatie in te stellen;
bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten in hoger beroep dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.