GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.319.232
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 9865471)
arrest van 13 augustus 2024
Rotine B.V.
die is gevestigd in Gendringen
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: Rotine
advocaat: mr. R. de Lange
Speedco B.V.
die is gevestigd in Bergeijk
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: Speedco
advocaat: mr. G.A. Verstijnen
tussen partijen staat het volgende vast
2.1
Partijen hebben in april 2017 een overeenkomst met elkaar gesloten om samen replica-cilinderkoppen voor een (vintage) Porsche 356-motor te laten maken en deze te verkopen. Rotine zou de engineering verzorgen en de nodige opdrachten aan bedrijven geven. Speedco zou de tijd en kosten van Rotine vergoeden en zou uiteindelijk de cilinderkoppen verkopen. De winst zou door partijen worden gedeeld.
2.2
In de verdere loop van 2017 heeft Rotine een siliconenmodel van een originele Porsche 356-cilinderkop laten maken en bedrijven opdrachten gegeven om daarmee een gietstuk te maken waarmee de replicakoppen zouden kunnen worden gefabriceerd. De gietstukken bleken niet goed bruikbaar. Intussen had Speedco aan Rotine al vergoedingen betaald tot een totaalbedrag van € 13.000 exclusief btw.
2.3
Op 20 november 2017 heeft Rotine aan Speedco € 11.110 terugbetaald, maar Speedco heeft dit bedrag meteen weer terug laten boeken naar de bankrekening van Rotine.
in eerste aanleg
3.1
Speedco heeft op 29 april 2022 Rotine gedagvaard voor de kantonrechter. In hoofdzaak heeft zij twee vorderingen tegen Rotine ingesteld: één tot betaling van € 11.100 plus rente en incassokosten en één tot afgifte van twee replica’s van carters van een Porsche 547-motor, dit laatste onder oplegging van dwangsommen en met de vaststelling dat niet nakoming van de veroordeling onrechtmatig is. Ook heeft zij een proceskostenvergoeding gevorderd.
3.2
Ondanks het feit dat Rotine bij advocaat is verschenen en er op haar verzoek een termijn voor verweer is verleend, heeft zij (binnen die termijn) geen verweer ingediend. De kantonrechter de vorderingen van Speedco bij eindvonnis van 31 augustus 2022 grotendeels toegewezen en Rotine veroordeeld in de proceskosten.
4
De beoordeling in hoger beroep
de geldvordering
4.1
Speedco baseert haar geldvordering van € 11.100 in hoofdsom primair op de stelling dat Rotine wanprestatie heeft gepleegd door het project inzake de productie van replica’s van cilinderkoppen van de Porsche 356-motor met een ander dan Speedco voort te zetten, althans dit eenzijdig project te beëindigen zonder dat het bruikbare cilinderkoppen had opgeleverd. Rotine heeft dit tegengesproken in haar memorie van grieven onder 6 (in reactie op alinea 10 van de dagvaarding in eerste aanleg). Volgens haar is het project waarop de samenwerking zag en waarvoor Speedco had (aan)betaald, het maken van cilinderkoppen met gebruik van siliconenmodellen, namelijk gestaakt. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft Rotine nader toegelicht dat Speedco in het najaar van 2017 weigerde om verdere kosten van het project voor te schieten, waarna zij het project heeft laten liggen.
4.2
Naar het oordeel van het hof is de geldvordering ongegrond. Speedco heeft niet feitelijk onderbouwd dat Rotine het project (met een ander) heeft voortgezet. De directeur/ eigenaar van Speedco heeft op de zitting in hoger beroep toegelicht dat hij aannam dat Rotine het project met een ander had voortgezet, maar heeft voor zijn verdenking geen feitelijke redenen opgegeven. Speedco heeft bovendien niet afdoende betwist dat het niet mogelijk is gebleken om met het door partijen beoogde procedé bruikbare cilinderkoppen te maken. Zij stelt ook niet (gemotiveerd) dat Rotine gehouden was om dit vervolgens met gebruikmaking van een meer traditioneel procedé te proberen en dat zij, Speedco, de kosten daarvan had willen betalen. Het hof concludeert daarom met Rotine dat het project is mislukt. Dat deze mislukking het gevolg is van fouten van Rotine, is gesteld noch gebleken.
4.3
De directeur/eigenaar van Speedco heeft ter zitting in hoger beroep verklaard teleurgesteld te zijn in verwachtingen die Rotine had opgewekt over de (snelle) resultaten en de (lage) kosten van het door Rotine bedachte procedé. Naar het oordeel van het hof kunnen ook deze verwijten, voor zover al bedoeld als tweede grondslag, de vordering niet dragen. Er is onvoldoende gebleken van uitlatingen waarmee Rotine zich op een resultaat en een termijn heeft vastgelegd en Speedco stelt ook te weinig om te kunnen concluderen dat zij door Rotine is misleid.
4.4
Omdat geen sprake is geweest van een tekortkoming door Rotine heeft Speedco de overeenkomst niet kunnen ontbinden. Er is dan - gezien de opzet van de samenwerking - geen reden om Rotine iets te laten terugbetalen: met het mislukken van het project is Speedco haar inleg kwijt en Rotine de door haar ingebrachte uren.
de vordering tot afgifte van twee carters
4.5
Speedco heeft gevorderd dat Rotine haar twee carters afgeeft, omdat deze eigendom van Speedco zouden zijn. Deze vordering is noch in de dagvaarding, noch in de memorie van antwoord nader toegelicht. Speedco heeft in eerste aanleg, ondanks haar verplichting om de rechter volledig en juist in te lichten, voor de rechtbank verzwegen dat een vordering tot afgifte van deze twee carters al is afgewezen in een vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 december 2019. Niet in geschil is dat dit vonnis inmiddels onherroepelijk is. Rotine heeft zich in hoger beroep in deze zaak op het standpunt gesteld dat het oordeel van de rechtbank gezag van gewijsde heeft. Speedco heeft in haar memorie van antwoord alleen herhaald dat de carters haar eigendom zijn, en heeft daar niet uitgelegd waarom dit standpunt van Rotine onjuist zou zijn. Het hof stelt vast dat Speedco in deze procedure geen relevante andere feiten heeft aangevoerd over de carters dan die kenbaar zijn uit het vonnis van 19 december 2019. Dat Speedco zich als eigenaar beschouwt (waarop zij de vordering baseert), lijkt ook de juridische grondslag te zijn geweest in het vonnis van 19 december 2019: het hof leest daarin dat Speedco exclusieve rechten pretendeerde ten aanzien van de carters. De afwijzing van dat standpunt door de rechtbank heeft inderdaad gezag van gewijsde. Voor zover Speedco nu een andere (juridische) grondslag zou hebben bedoeld aan te voeren, is dat voor het hof onvoldoende duidelijk geworden. Ook los van het gezag van gewijsde geldt dat het hof, mede in het licht van het genoemde vonnis, niet inziet waarom Speedco eigenaar zou zijn geworden van de carters. In dat vonnis lijkt hooguit een leveringsverplichting van Rotine te zijn aangenomen (die Rotine wilde nakomen, maar Speedco weigerde de carters te ontvangen). Dat Speedco, ondanks dat geen levering heeft plaatsgevonden, eigenaar is geworden van de carters, is niet onderbouwd.
4.6
Het hof zal ook deze vordering daarom afwijzen.
de slotsom en de proceskosten
4.7
De grief slaagt. De geldvordering mist een deugdelijke grondslag, de daaraan verbonden nevenvorderingen dus ook. De vorderingen met betrekking tot de carters zijn evenmin toewijsbaar. Het hof zal het vonnis dan ook vernietigen en opnieuw beslissen.
4.8
Speedco wordt in het ongelijk gesteld. Daarom zal het hof haar veroordelen in de kosten van de procedures bij de kantonrechter en het hof. Rotine klaagt erover dat Speedco in strijd met voorschriften van behoorlijke procesvoering heeft gehandeld, maar heeft daaraan geen bijzondere gevolgen verbonden. Het hof ziet geen reden om op dit verwijt nader in te gaan. In eerste aanleg worden de kosten van Rotine die door Speedco moeten worden vergoed dan ook begroot op nihil omdat Rotines gemachtigde in eerste aanleg geen proceshandelingen heeft verricht en Rotine ook geen griffierecht heeft hoeven betalen. In hoger beroep gaat het aan de zijde van Rotine om:
- € 103,33 aan kosten van het uitbrengen van de dagvaarding in hoger beroep
- € 783 aan griffierecht en
- € 2.428 wegens advocaatkosten tot aan dit arrest, dit overeenkomstig het liquidatietarief (twee punten, tarief II hoger beroep) en
- € 178 wegens nakosten van de advocaat, eveneens overeenkomstig het liquidatietarief.
4.9
Het totaal van de door Speedco aan Rotine te betaling proceskostenvergoeding bedraagt € 3.492,33. Dit bedrag moet binnen veertien dagen na vandaag worden betaald. Blijft betaling binnen deze termijn uit, dan is Speedco vanaf het verlopen van de termijn de wettelijke rente verschuldigd over het bedrag van € 3.492,33. Indien dit arrest vóór de betaling aan Speedco wordt betekend, is Speedco bovendien een bedrag van € 92 wegens aanvullende nakosten verschuldigd, te verhogen met de kosten van deze betekening, dit laatste als ten minste veertien dagen zijn verstreken nadat Speedco is aangeschreven tot betaling.
4.10
De proceskostenveroordelingen kunnen ook ten uitvoer worden gelegd indien tegen dit arrest cassatieberoep wordt ingesteld (uitvoerbaarheid bij voorraad).
Het hof
5.1
vernietigt het vonnis van 31 augustus 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, zaaknummer 9865471;
5.2
wijst de vorderingen van Speedco alsnog af;
5.3
veroordeelt Speedco in de kosten van de beide instanties en begroot de door haar aan Rotine te vergoeden proceskosten op € 3.492,33, te betalen binnen veertien dagen na vandaag en te verhogen met de wettelijke rente over het openstaande bedrag met ingang van de vijftiende dag na vandaag;
5.4
veroordeelt Speedco indien de betaling van de proceskostenvergoeding niet binnen veertien dagen na vandaag plaatsvindt en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden tevens in aanvullende nakosten, die het hof begroot op € 92, te vermeerderen met de kosten van de betekening, dit laatste als ten minste veertien dagen waren verstreken na aanschrijving van Speedco tot betaling;
5.5
verklaart de veroordelingen onder 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, F.W.J. Meijer en S.M. Kingma en is in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 13 augustus 2024.