RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
zaaknummer: 5256950 AV EXPL 16-43 wh/1031
Kort geding vonnis van 3 augustus 2016
de stichting
Stichting De Alliantie,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen De Alliantie,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.F. Birnie,
[gedaagde]
,
wonende te
[woonplaats]
,
verder ook te noemen
[gedaagde]
,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
2
De overwegingen van de kantonrechter
2.1.
De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering.
2.2.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door De Alliantie wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
2.3.
De Alliantie vordert ontruiming van het gehuurde en veroordeling van
[gedaagde]
tot betaling van de huurachterstand.
Aan haar vordering legt De Alliantie ten grondslag dat
[gedaagde]
ernstige overlast veroorzaakt en een huurachterstand van 5 maanden heeft.
[gedaagde]
is niet op de zitting verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen
[gedaagde]
verstek is verleend.
2.4.
Nu geen verweer wordt gevoerd en de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, wordt de gevorderde ontruiming toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor ontruiming wordt gesteld op 14 dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde huurachterstand, incassokosten en toekomstige huurtermijnen worden eveneens toegewezen.
2.5.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. Gelet op het feit dat de verhuurder met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming reeds een titel heeft om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan, dient zij te onderbouwen op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. Voor zo ver De Alliantie aan haar vordering tot het opleggen van een dwangsom ten grondslag legt dat zij de dwangsom wenst aan te wenden om de extra kosten die met een ontruiming gemoeid op de huurder te verhalen, wijst de kantonrechter deze af, omdat het al dan niet opleggen van een dwangsom het (eventuele) recht op schadevergoeding onverlet laat en de dwangsom niet bedoeld is als voorschot op schadevergoeding.
2.6.
De Alliantie heeft tevens een vergoeding voor de kosten voor de ontruiming van het gehuurde gevorderd. De kantonrechter is van oordeel dat dit onderdeel van de vordering afgewezen dient te worden. Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake; dit zijn immers kosten die ná het ontruimingsvonnis (mogelijk) worden gemaakt. Ten tijde van het ontruimingsvonnis staat immers nog niet vast of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja, in welke omvang. De Alliantie zal derhalve een afzonderlijke executoriale titel moeten verwerven voor het verhaal van de executiekosten, bestaande uit een veroordeling tot betaling van die kosten.
2.7.
[gedaagde]
zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- dagvaarding € 94,08
- griffierecht € 471,00
- salaris gemachtigde € 400,00
Totaal € 965,08
2.8.
De nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
veroordeelt
[gedaagde]
om de onroerende zaak aan de
[adres]
te
[woonplaats]
met al wie en al wat zich daarin vanwege
[gedaagde]
bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van De Alliantie te stellen;
veroordeelt
[gedaagde]
om tegen bewijs van kwijting te betalen aan De Alliantie:
1e. € 2.323,67 ter zake van achterstallige huur tot en met juli 2015 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2016 over dit bedrag tot de dag van voldoening;
2e. € 336,96 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
3e. € 467,12 voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 augustus 2016 en de daadwerkelijke ontruiming;
veroordeelt
[gedaagde]
tot betaling van de proceskosten aan de zijde van De Alliantie, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 965,08, waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt
[gedaagde]
, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door De Alliantie volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.