RECHTBANK OVERIJSSEL
locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/310987 / FA RK 24-529
beschikking van 8 november 2024
[de vrouw]
,
verder te noemen: de vrouw,
wonende te
[woonplaats 1]
,
verzoekster,
advocaat: mr. J.C.F. Kooijmans,
[de man]
,
verder te noemen: de man,
wonende te
[woonplaats 2]
,
belanghebbende,
advocaat: mr. T.H. Westerhof-Dijkstra.
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 29 februari 2024;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 24 juni 2024;
- een F9-formulier van 30 september 2024 met producties van de zijde van de man;
- een aanvullend verweerschrift met producties, binnengekomen op 7 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
de vrouw, bijgestaan door mr. Kooijmans, en
de man, bijgestaan door mr. Westerhof-Dijkstra.
1.3.
De rechtbank heeft daarna de vrouw nog tot 18 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld te reageren op de stukken van de man van 7 oktober 2024. De vrouw heeft, met instemming van de man, op 7 november 2024 schriftelijk gereageerd.
5.1.
Tussen de man en de vrouw is niet langer in geschil de vraag of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, nu zij onweersproken heeft gesteld dat haar goederen niet langer onder bewind staan.
Behoefte van [minderjarige 1]
en [minderjarige 2]
5.2.
De man en de vrouw zijn het erover eens dat de behoefte van
[minderjarige 1]
en
[minderjarige 2]
per
1 januari 2024 € 1.249,- per maand bedraagt, dat is € 625,- per kind per maand.
Draagkracht van de man
Inkomen
5.3.
Voor het inkomen van de man gaat de rechtbank uit van het gemiddelde resultaat uit onderneming over de jaren 2021-2023. Uit de overgelegde jaarrekeningen blijkt dat er in 2023 een resultaat was van € 77.948,-, in 2022 een resultaat van € 76.102,- en in 2021 een resultaat van € 77.441,-. Het gemiddelde resultaat is dan € 76.164,- per jaar.
Netto besteedbaar inkomen
5.4.
Rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de (belasting)tarieven van 2024 berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man op € 4.463,- per maand.
5.5.
Tussen de man en de vrouw is in geschil of rekening gehouden moet worden met schulden in verband met de verwijtbaarheid en de vermijdbaarheid daarvan en zo ja, met welk bedrag.
5.6.
Volgens vaste jurisprudentie moet bij de draagkracht rekening gehouden worden met schulden van de onderhoudsplichtige, ook als daar niet op wordt afgelost, tenzij:
de schulden na het vaststellen van de onderhoudsplicht onnodig zijn aangegaan (HR 29 september 1978, NJ 1979/143);
de tot onderhoud verplichte de mogelijkheid heeft zich van de schuld waar het om gaat, te bevrijden of voor de voldoening daarvan een regeling te treffen (HR 29 september 1978, NJ 1979/143);
het gaat om zware financiële lasten die de onderhoudsplichtige louter voor zijn/haar eigen huisvesting op zich heeft genomen op een ogenblik waarop hij/zij wist dat de beslissing over de alimentatie voor zijn/haar kinderen aanstaande was (HR 2 mei 1980, NJ 1980/442 en HR 21 november 1980, NJ 1981/345) en in het verlengde hiervan;
een (tweede) lening het totaal van de woonlasten van de onderhoudsplichtige op een niveau brengt dat, gezien de omstandigheden van het geval, onredelijk hoog is (HR 20 oktober 1995, NJ 1996/91);
betalingen leiden tot vermogensvorming bij de onderhoudsplichtige (HR 15 juli 1985, NJ 1986/398 en HR 20 oktober 1995, NJ 1996/91).
5.7.
Uit de door de man overgelegde stukken blijkt een schuld bij Next Finance uit 2014, die op 13 mei 2024 nog € 19.333,21 bedroeg en waarvoor een betalingsvoorstel is gedaan voor een aflossing van een totaalbedrag van € 12.500,- te voldoen in maandelijkse termijnen van € 500,- per maand, voor het eerst te betalen op uiterlijk 30 juni 2024. Verder blijkt uit de stukken een belastingschuld van € 139.886,- per 30 juni 2024, bestaande uit diverse aanslagen over de periode van 31 december 2015 tot en met 2 augustus 2024. Daarnaast lost de man met een bedrag van € 118,51 per maand af op een zakelijke schuld aan de gemeente Zwolle. Ten slotte heeft de man nog diverse betalingsachterstanden met betrekking tot zijn vaste lasten en onbetaalde rekeningen (voor onvoorziene uitgaven), zowel zakelijk als privé. Naar het oordeel van de rechtbank is, op de schuld aan het CJIB na, niet gebleken dat de man de schulden onnodig is aangegaan en dat de man zich van al deze schulden kan bevrijden, ook niet wat de gestegen personeelskosten betreft omdat het noodzakelijk is dat de werkzaamheden in de goedlopende onderneming worden voortgezet. Gelet op de hoogte van de schuldenlast, zelfs als geen rekening wordt gehouden met de recent ontstane schulden en de onvoorziene uitgaven, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de financiële situatie van de man zeer zorgelijk is en dat de man op dit moment juridisch gezien geen draagkracht heeft voor het betalen van enige bijdrage ten behoeve van
[minderjarige 1]
en
[minderjarige 2]
.
5.8.
Tegelijkertijd heeft de rechtbank geconstateerd dat de man zichzelf een salaris uitkeert van € 2.648,55 per maand, welk inkomen fors lager is dan zijn netto besteedbaar inkomen van € 4.463,- per maand. Het salaris is precies gelijk aan zijn maandelijkse (te verwachten) lasten, terwijl deze lasten volgens het overzicht van de man (productie 19) hoger zijn, nog zonder rekening te houden met onvoorziene uitgaven. Hierdoor komt de man blijkbaar iedere maand geld tekort en worden de financiële problemen van de man alleen maar groter. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een verwijtbare keuze van de man. Van de man mag als onderhoudsplichtige voor vier kinderen verwacht worden dat hij verantwoordelijke financiële keuzes maakt en dat hij rekening houdt met deze onderhoudsplicht. De rechtbank acht het gelet op het voorgaande redelijk om aan de zijde van de man rekening te houden met een minimale draagkracht van € 50,- per maand ten behoeve van
[minderjarige 1]
en
[minderjarige 2]
.
Draagkracht van de vrouw
Inkomen
5.9.
Voor het inkomen van de vrouw gaat de rechtbank uit van de jaaropgaaf 2023 omdat dit het inkomen is inclusief eventuele extra’s. Een eventuele loonsverhoging met ingang van 1 juli 2024 is niet van dien aard dat de draagkracht van de vrouw hierdoor substantieel zou toenemen. Uit de jaaropgaaf 2023 blijkt een inkomen van € 20.866,-.
Netto besteedbaar inkomen
5.10.
Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting, het kindgebonden budget inclusief éénouderkop en de (belasting)tarieven van 2024 berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op € 2.550,- per maand.
5.11.
De rechtbank berekent de draagkracht van de vrouw dan als volgt: 70% van
[2.550 - (0,3 x 2.550 + 1.270)]
. Hieruit volgt een bedrag van € 360,- per maand.
Gezamenlijke draagkracht en aandeel van de ouders
5.12.
De gezamenlijke draagkracht bedraagt dan € 410,- (50 + 360) per maand. Omdat de behoefte van
[minderjarige 1]
en
[minderjarige 2]
groter is dan de gezamenlijke draagkracht, kan het maken van een draagkrachtvergelijking achterwege blijven.
5.13.
Uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, blijkt dat tussen de man en
[minderjarige 1]
geen omgang is en dat
[minderjarige 2]
sporadisch naar de man gaat. Gelet hierop zal de rechtbank, net als de vrouw, rekening houden met een zorgkorting van 5%, dat is afgerond € 62,- per maand.
5.14.
Nu de draagkracht van de ouders van in totaal € 410,- per maand onvoldoende is om volledig in de behoefte van
[minderjarige 1]
en
[minderjarige 2]
van € 1.249,- per maand te voorzien, is er een tekort aan draagkracht van € 839,- per maand. Dit betekent dat de man de hiervoor berekende zorgkorting niet kan verzilveren, nu het tekort aan draagkracht meer dan twee keer zo groot is als de zorgkorting waar de man recht op heeft.
5.15.
Gelet op al het voorgaande bedraagt de door de man ten behoeve van
[minderjarige 1]
en
[minderjarige 2]
te betalen bijdrage € 50,- per maand. De rechtbank zal deze bijdrage opleggen met ingang van heden omdat bij een eerder ingangsdatum direct een nieuwe schuld ontstaat. Het meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.