Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de brief van de inspecteur van 3 augustus 2021. De inspecteur stelt in deze brief dat (de voormalig gemachtigde van) belanghebbende het bezwaarschrift heeft ingetrokken, omdat er geen fiscaal belang bij de bezwaren is. De rechtbank merkt deze brief aan als een schriftelijke weigering een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 6:2 aanhef en letter a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepen zien op het bezwaarschrift tegen de (vermeende) navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2005 tot en met 2009 met aanslagnummers
[aanslagnummer]
H.57,
[aanslagnummer]
H.67,
[aanslagnummer]
H.77,
[aanslagnummer]
H.87 en
[aanslagnummer]
H.97.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat ze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Zijn de beroepen te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de brief van de inspecteur 3 augustus 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 14 september 2021.
4.1.
Belanghebbende heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op de poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 13 december 2023 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beroepen eerder op de post zijn gedaan. De beroepen zijn dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende is pas op 11 december 2023 bekend geworden met de brief van 3 augustus 2021, tijdens een afspraak met de gemachtigde op kantoor. Belanghebbende is het er niet mee eens dat de inspecteur de brief niet rechtstreeks aan haar heeft toegezonden, terwijl belanghebbende elk ander bericht van de belastingdienst in deze zaak wel heeft ontvangen.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat deze reden de overschrijding niet verschoonbaar maken. Niet in geschil is dat belanghebbende gedurende de bezwaarprocedure is bijgestaan door de voormalige gemachtigde,
[naam]
van
[b.v.]
en dat de brief van 3 augustus 2021 door deze persoon en/of dit kantoor zijn ontvangen. De vraag is of de inspecteur de brief ook naar belanghebbende had moeten sturen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit artikel 6:17 van de Awb volgt dat als een belanghebbende zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde de correspondentie inzake de processtukken aan de gemachtigde moet worden toegezonden. De inspecteur was dan niet gehouden om de brief ook aan belanghebbende toe te zenden. Het was aan de toenmalige gemachtigde om belanghebbende tijdig op de hoogte te brengen van deze brief. Dat de inspecteur belanghebbende in deze procedure op eerdere momenten ook zou hebben gemaild, zoals belanghebbende stelt, leid niet tot een ander oordeel.
5.2
Er is geen sprake van niet aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheden die tot gevolg hadden dat het beroepschrift na de termijn is ingediend. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Uit vaste rechtspraak komt naar voren dat het processuele handelen van de gemachtigde voor rekening komt van degene die de behartiging van haar belangen aan hem heeft toevertrouwd. Dat geldt ook voor de overschrijding van de rechtsmiddeltermijn. Niet is gebleken dat de toenmalige gemachtigde in de onmogelijkheid verkeerde om tijdig een beroepschrift in te dienen.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 1 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.