Rechtbank Den Haag, voorlopige voorziening vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2025:20912

Op 4 November 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een voorlopige voorziening procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL25.12905, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:20912. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL25.12905
Datum uitspraak:
4 November 2025
Datum publicatie:
7 November 2025

Indicatie

Geen griffierecht betaald beroep niet-ontvankelijk

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.12905

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Orhan),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker om het beroep tegen het besluit van verweerder van 14 maart 2025 in Nederland te mogen afwachten.

Overwegingen

1. In deze zaak worden partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoeker heeft namelijk het griffierecht niet betaald. De voorzieningenrechter kan de zaak daarom niet inhoudelijk behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.

2. De indiener van een verzoek om voorlopige voorziening moet griffierecht betalen. Dit volgt uit artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald (artikelen 8:82, derde lid, en 8:41, vijfde lid, van de Awb). Het hele bedrag moet binnen de gestelde termijn bijgeschreven zijn op de rekening van de rechtbank of binnen die termijn betaald zijn op de griffie van de rechtbank.

3. Als het griffierecht niet of niet op tijd wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Dit volgt uit de artikelen 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb. Dat is alleen anders als voor het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven.

4. Bij aangetekend verzonden brief van 11 april 2025 is verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit de track & trace gegevens van PostNL is gebleken dat de brief op het adres van de gemachtigde van verzoeker is bezorgd, waarbij is aangetekend voor ontvangst.

5. Verzoeker heeft het griffierecht niet betaald en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht.

6. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van

C.A.A.W. van der Heijden, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

04 november 2025

Documentcode: [Documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.