Rechtbank Noord-Holland, wraking bestuursrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:13984

Op 26 November 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een wraking procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is C15/371951 KG RK 25-760, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:13984. De plaats van zitting was Alkmaar.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C15/371951 KG RK 25-760
Datum uitspraak:
26 November 2025
Datum publicatie:
1 December 2025

Indicatie

In de kern komt de wrakingsgrond erop neer dat verzoekster het niet eens is met de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling in de hoofdzaak te verplaatsen naar een ander moment. Dit is een rechterlijke procesbeslissing, die niet met succes aan een wrakingsverzoek ten grondslag kan worden gelegd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]

Wrakingskamer

zaaknummer / rekestnummer: C15/371951 KG RK 25-760

Beslissing van 26 november 2025

Op het verzoek tot wraking ingediend door:

[verzoekster],

wonende te Hoorn,

verzoekster,

Het verzoek is gericht tegen:

mr. I.M. Ludwig,

hierna te noemen: de rechter.

Procesverloop

1
Procesverloop
1.1

Verzoekster heeft op 20 november 2025 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuur Algemeen, aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 25/4926 BRP, hierna te noemen: de hoofdzaak.

1.2.

Op 21 november 2025 heeft de griffie van het team Bestuur Algemeen de wrakingskamer geinformeerd dat de mondelinge behandeling in de hoofdzaak op 25 november 2025 geen doorgang zal vinden.

1.3.

Verzoekster heeft desgevraagd bij bericht van 21 november 2025 verklaard haar verzoek te handhaven.

1.4.

De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2
Het standpunt van verzoeker
2.1

Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. De rechter heeft in de hoofdzaak een zitting gepland op een door verzoekster aangegeven verhinderdag (25 november 2025). Daarbij komt dat de rechter de zitting op die dag heeft verplaatst van 15:15 uur naar 13:00 uur. Dit terwijl verzoekster in een eerder stadium al had aangegeven dat zij op dat moment al een zitting had bij een andere rechtbank. Gelet op deze handelwijze staat voor verzoekster vast dat de rechter de datum en tijdstip heeft vastgesteld om verzoekster een eerlijk proces met hoor en wederhoor te onthouden en ervoor te zorgen dat de eis van verzoekster in de hoofdzaak zal worden afgewezen. De door de rechter genomen (proces)beslissing is dusdanig onbegrijpelijk dat deze niet anders kan worden gezien dan als blijk van grove partijdigheid.

Overwegingen

3
De beoordeling
3.1

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan een partij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Beslissend daarvoor is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.

3.2

In de kern komt de wrakingsgrond erop neer dat verzoekster het niet eens is met de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling in de hoofdzaak te verplaatsen van 25 november 2025 om 15:15 uur naar 13:00 uur op dezelfde datum. Dit is een rechterlijke procesbeslissing, die niet met succes aan een wrakingsverzoek ten grondslag kan worden gelegd. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Wraking is namelijk geen verkapt rechtsmiddel tegen - de verzoeker onwelgevallige - (procedurele) beslissingen van de rechter. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de procedurele beslissing.

3.3.

De wrakingskamer volgt niet het standpunt van verzoekster dat de procesbeslissing niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter. Het dossier bevat daarvoor geen aanwijzingen.

3.4

Gelet op het voorgaande wijst de wrakingskamer het verzoek tot wraking af, omdat het kennelijk ongegrond is.

Beslissing

4
Beslissing

De rechtbank

4.1

wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,

4.2

beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,

4.3

beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. N. Boots, voorzitter, mr. J.H. Gisolf en mr. I.H. Lips, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025.

griffier voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.