PROCESVERLOOP
CIZ heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 30 september 2021 heeft CIZ het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. H.H. Jansen verzocht CIZ te veroordelen in de proceskosten.
CIZ heeft gereageerd op het verzoek om veroordeling in de proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Aangezien de rechtbank in de aangevallen uitspraak een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Volgens CIZ moet een proceskostenveroordeling in hoger beroep achterwege worden gelaten, omdat CIZ aanleiding heeft gezien het hoger beroep in te trekken naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 23 juli 2021 (waaronder ECLI:NL:CRVB:2021:1689).
In geval van intrekking door het bestuursorgaan wordt in beginsel een proceskostenveroordeling uitgesproken. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
In wat CIZ heeft aangevoerd, is geen bijzondere omstandigheid gelegen op grond waarvan een uitzondering moet worden gemaakt.
De Raad ziet daarom aanleiding CIZ te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor zover betrokkene ook verzoekt om vergoeding van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging van rechtsbijstand, wijst de Raad deze af. In de bijlage bij het Bpb is namelijk een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegekend. In vergoeding van de te betalen eigen bijdragen is daarbij niet voorzien. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Omdat het CIZ heeft toegestemd om de reiskosten van € 17,40 in beroep ook te vergoeden, zal de Raad deze kosten toewijzen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat CIZ de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 776,40 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J. Otten, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2022.
(getekend) K.R. van Renswoude