Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig vreemdelingenrecht
ECLI:NL:RBDHA:2025:21119
Op 11 November 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL25.28733, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:21119. De plaats van zitting was Groningen.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
de minister van Asiel en Migratie.
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 2 mei 2024.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. (Voetnoot 1)
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk?
2. Nederland is op 19 december 2024 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de aanvraag van 2 mei 2024, nadat eisers niet tijdig was overgedragen aan de Kroatische autoriteiten. Eiseres heeft de minister bij brief van 7 mei 2025 in gebreke gesteld en vervolgens op 30 juni 2025 beroep ingediend. (Voetnoot 2)
3. Op 7 mei 2025 was de minister echter nog niet in gebreke om op de aanvraag van eiseres te beslissen. De beslistermijn van 6 maanden liep in beginsel tot 19 juni 2025, nu Nederland op 19 december 2024 verantwoordelijk was geworden. Daar komt bij dat met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, de minister een Besluit- en Vertrekmoratorium (Voetnoot 3) (BVM) heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Op het moment van indienen van de ingebrekestelling was het door de minister ingestelde BVM nog in werking, waardoor de minister niet kon beslissen op de aanvraag. Ook om die reden is de ingebrekestelling prematuur ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen voldoet niet aan de vereisten (Voetnoot 4) voor het indienen van zo’n beroep. De overige gronden behoeven geen verdere bespreking meer.
4. De rechtbank merkt op dat eiseres de minister opnieuw in gebreke kan stellen, nu het BVM inmiddels is geëindigd.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Beslissing
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van O.T. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Voetnoot
Voetnoot 1
Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Voetnoot 2
Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
Voetnoot 3
Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (Stscrt. 2024, 41538).
Voetnoot 4
Artikel 6:12 van de Awb.