Rechtbank Noord-Holland, bodemzaak civiel recht overig

ECLI:NL:RBNHO:2022:12682

Op 19 January 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland een bodemzaak procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/15/309138 / HA ZA 20-692, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2022:12682. De plaats van zitting was Haarlem.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/15/309138 / HA ZA 20-692
Datum uitspraak:
19 January 2022
Datum publicatie:
11 November 2025

Indicatie

Vervoerrecht, IPR. Gecombineerd vervoer van een partij garnalen van Noorwegen via Nederland naar China. Na ontvangst bleek dat de partij garnalen deels nier meer in goede staat waren. Verzekeraar spreekt vervoerders/expediteurs aan. Vraag of sprake is van vervoersovereenkomst dan wel expeditie-overeenkomst kan in het midden blijven, omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat niet is komen vast te staan dat de schade is opgetreden in de periode dat Kloosterboer en/of Daalimpex voor de zending verantwoordelijk was en ook niet dat er door Kloosterboer, Daalimpex of VCL een fout is gemaakt tijdens de opslag en het vervoer van de garnalen. Vorderingen worden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer / rolnummer: C/15/309138 / HA ZA 20-692

Vonnis van 19 januari 2022

in de zaak van

de vennootschap naar het recht van Denemarken

CODAN FORSIKRING A/S,

gevestigd te Frederiksberg C, Denemarken,

eiseres,

advocaten mr. V.R. Pool te Rotterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

KLOOSTERBOER INTERNATIONAL FORWARDING IJMUIDEN B.V.,

gevestigd te IJmuiden,

gedaagde,

advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DAALIMPEX VELSEN B.V.,

gevestigd te Velsen,

gedaagde,

advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VERO CONTAINER LOGISTICS B.V.,

gevestigd te Zeewolde,

gedaagde,

advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam.

Partijen zullen hierna Codan, Kloosterboer, Daalimpex en VCL genoemd worden. Kloosterboer en Daalimpex zullen gezamenlijk worden aangeduid als Kloosterboer c.s.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 14 juli 2021

de akte houdende overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van Codan

de akte overlegging producties van Kloosterboer c.s.

het productieoverzicht van Codan met als bijlage productie 34

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

In 2019 heeft Ocean Seafood A/S (Hierna: Ocean Seafood) een partij garnalen verkocht aan het in China gevestigde Fuhwa Trading Co. Ltd. (hierna: Fuhwa). De koopprijs bedroeg USD 457.428,75.

2.2.

Voor het vervoer van de partij garnalen vanuit Tromsø in Noorwegen via Nederland naar Qingdoa in China heeft Ocean Seafood het in Denemarken gevestigde Combi Shipping A/S (hierna: Combi Shipping) ingeschakeld. Voor het vervoer van IJmuiden naar Qingdao heeft Combi Shipping vervolgens Kloosterboer dan wel Daalimpex opdracht gegeven. Voor het vervoer van Velsen naar Rotterdam heeft Kloosterboer dan wel Daalimpex VCL opdracht gegeven.

2.3.

Op de Bill of Lading die Combi Shipping heeft verstrekt staat als transporttemperatuur vermeld “minus 25 degrees C.”

2.4.

De garnalen zijn in de periode 31 mei tot en met 22 juni 2019 gevangen en aan boord van het schip gekookt, ingevroren en in plastic binnenzakken in dozen verpakt waarna deze in het vriesruim van het schip zijn bewaard. De dozen met garnalen zijn op 24 juni 2019 in Tromsdalen in Noorwegen gelost en opgeslagen en vervolgens zijn de dozen vervoerd naar een terminal in Tromsø. Vanuit daar is de zending op 28 juni 2019 met het schip mv “Kvitnos” (hierna: Kvitnos) naar IJmuiden gevaren waar de dozen met garnalen op 4 juli 2019 door Kloosterboer in ontvangst zijn genomen en een aantal dagen zijn opgeslagen in vriescellen. Op 9 juli 2019 is de zending per vrachtwagen naar het koelhuis van Daalimpex in Velsen vervoerd waar de dozen op 12 juli 2019 in reefer containers van de rederij Evergreen zijn geladen. De reefer containers zijn vervolgens door wegvervoerder Van der Kolk per vrachtwagen vanaf het koelhuis van Daalimpex naar de terminal van TMA in Velsen gebracht. Vanuit Velsen zijn de reefer containers op 15 juli 2019 om 18.15 uur met een binnenvaartschip door VCL naar Rotterdam vervoerd waar zij op 16 juli 2019 in de ochtend zijn aangekomen. Zowel tijdens het wegvervoer als tijdens het vervoer per binnenschip waren de reefer containers niet op stroom aangesloten. In de haven van Rotterdam zijn de reefer containers op enig moment weer op de stroom aangesloten. Op 18 juli 2019 zijn de reefer containers aan boord van een zeeschip geladen voor het vervoer naar Qingdao waar het schip met de containers op 22 augustus 2019 is aangekomen. In China zijn de dozen vervoerd naar en opgeslagen in een koelhuis van Fuhwa. Na aankomst in China bleek dat bij een deel van de garnalen ijsvorming en blokvorming was ontstaan.

2.5.

Vanaf het moment dat de reefer containers op 12 juli 2019 zijn opgehaald bij Daalimpex tot het moment dat ze zijn afgeleverd in de haven van Rotterdam zijn er geen temperatuurgegevens van de containers beschikbaar.

2.6.

Codan is een in Denemarken gevestigde verzekeraar. De zending garnalen was door Ocean Seafood bij Codan verzekerd. Codan heeft een bedrag aan schadevergoeding uitgekeerd aan Fuhwa.

2.7.

Op 7 oktober 2021 heeft een medewerker van de terminal in Tromsø de volgende e-mail gestuurd aan de advocaat van Codan:

“Real Viking discharged it’s cargo on June 24th 2019, and the cargo was shipped with the reefer «Kvitnos« on June 28th 2019.

[…]

The temperature log shows that all cargo had been stored in good condition until loading onto Kvitnos.

We can confirm that all cargo discharged from Real Viking was in good condition when discharging operation went as normal and there hasn’t been any irregularities when the goods were stored here.

The attached waybill shows that there were no remarks from Kvitnos when loading […]

2.8.

In opdracht van Codan heeft Batterman + Tillery Global Marine (hierna: Batterman + Tillery) op 21 januari 2020 een rapport opgesteld over de vermeende oorzaak van de schade aan de partij garnalen. Voor zover van belang houdt het rapport het volgende in:

[…]

7. CAUSE OF DAMAGE

[…] According to the enclosed temperature recordings from the four containers, the respective cooling units had been set to -25.0°C.

[…]

The stuffed containers (stuffing date 12 July 2019) were delivered on 16 July 2019 to the

terminal in Rotterdam by barge. The temperature recordings of the containers began on

17 July or 18 July 2019. It had to be noted here that the return air temperature rose

significantly up to about -9.0°C between being disconnected from the power supply and

being loaded onto the ocean vessel.

In the opinion of the Undersigned, this cannot be attributed to the ambient, prevailing

temperatures at this time. 1f the goods had been adequately cooled to -18.0°C or colder,

the temperature of the goods could not have increased so drastically in such a brief

period of time.

The Undersigned presumed that the cargo had not been adequately cooled prior to arrival at the terminal in Rotterdam on 16 July 2019. It also had to be noted that

container EMCU 542 190-4 was connected to the power supply at around 11.00 h on

16 July 2019 and that significantly high temperatures as warm as -8.41°C had been

recorded before that time.

From 12 to 16 July 2019, the cargo was in the custody of Kloosterboer International Forwarding IJmuiden B.V. until it was handed over to the terminal where the containers

were connected to the power supply and their cooling units switched on.

The Undersigned was unable to state whether the cargo had excessive temperature at the time of container stuffing or whether it warmed up inside the containers during transport by barge. It has to be noted, however, that Kloosterboer International Forwarding IJmuiden B.V. was unable to prove that the cargo was properly cooled in their custody.

Insufficient refrigeration of the goods after delivery to the premises of Kloosterboer

International Forwarding IJmuiden B.V. on 12 July 2019 and prior to arrival of the containers at the terminal in Rotterdam on 16 July 2019 was thus to be deemed the cause

of the damage.

[…].”

2.9.

In opdracht van VCL heeft Van Ameyde Marine (hierna: Van Ameyde) op 11 januari 2021 een rapport opgesteld over de vermeende oorzaak van de schade aan de partij garnalen en commentaar geleverd op het rapport van Batterman + Tillery. Voor zover van belang houdt het rapport het volgende in:

[…]

The condition of the prawns with a large part of block frozen/caked prawns indicates that the prawns must have been subject to relatively high temperatures for quite some period on time or the other.

[…]

Batterman + Tillery issued an expert statement […] dated on the 21st of January 2020.

[…]

On basis of increased air temperatures, during short stoppages of the reefer containers, they conclude that the cargoes had not been adequately pre-cooled prior to stuffing.

In our opinion, such an increase in return air temperatures is a quite normal phenomenon for containers with deep frozen cargo when the operation of the reefer unit is stopped for short usual operational reasons, such as short transport, loading, discharging, etc.

When the reefer units of the containers were restarted, the supply air and return temperatures quickly reached the required levels, which is an indication that the temperatures of the cargoes in the containers must have been in line with the quickly reached air temperature.

If the temperature of the cargo had been considerably higher, it would upon restarting of the reefer units have taken much longer to reach a return air temperature of less than -20°C.

[…]

7.5

Summary

What can be seen from the above records is that when the units are switched off the

supply air and return air temperatures are rising immediately, even after the units have

been in operation continuously longer than a month (see 22nd August 2019, green).

This means that the cargo temperature does not have a direct influence on the

temperatures indicated by the supply and return air sensors during the periods the reefer

unit is not in operation.

When the units are switched on again, the supply air and return air temperatures very

quickly reach the required temperatures again (red), which proves that the cargo must

have been deep frozen.

On page 12 of their expert statement, Batterman + Tillery draw the conclusion that “there

was apparently no cooling this period” and this on basis of some higher temperatures

shown on the downloads.

On basis of the information mentioned on the previous pages of this letter, it is clear that

that the conclusion from Batterman + Tillery does not stand.

In the hypothetical situation that the cargo temperatures had been much higher at that

time (16th July 2019), which, given the ice formation in the cartons noted in China, should

have been close to zero degrees or even higher, it would after connecting the reefer

containers to electrical supply and started, have taken at least several days or possibly

more than a week or so before the return air temperatures had decreased to acceptable

levels at the time.

[…]

The temperature rise in a not operating reefer container with insulation that is in good condition will be very restricted, but depends on the kind of cargo, the cargo temperature and the ambient weather conditions

As mentioned earlier in this letter, the influence of heat from ambient weather conditions during the period from the 15th to the 16th July 2019 was restricted.

[…]

Summarizing the above particulars, we arrive at the conclusion that the cargoes of prawns, carried in the subject four containers, were exposed to too high temperatures one time or the other, but the allegation that this must have occurred during the period from the 4th to the 16th July 2019 and more specific from the 12th to the 16th July 2019 is not in line with the information know to date.”

2.10.

Op 27 oktober 2021 heeft de heer Yu Wenzi de volgende schriftelijke verklaring afgelegd:

[…] I am a surveyor working with Huatai Surveyors & Adjusters Company (Qingdao Office). […]

I was instructed as a surveyor by Codan to investigate the cause of the damage to a consignment of prawns and the amount of damage. The consignment was carried from Norway via the Netherlands to China in four containers […]. The consignment was discharged in China on 22 August 2019 at about 0300GMT hours.

These containers were picked up on 22 August 2019 at the terminal at about 23.00 hours local Chinese time and delivered to the consignee the following morning around 7.00 hours local time. Upon inspection by the consignee it appeared that part of the consignment was block frozen and/of caked and/of frosted.

[…]

Although it is my understanding that the containers were not connected to power between discharge and delivery, this should not be considered the cause of the damage as this was only a short period of time without the containers being connected to power. […]

3
Het geschil
3.1.

Codan vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

voor recht te verklaren dat Kloosterboer en/of Daalimpex zich jegens Combi Shipping had(den) verbonden als vervoerder en aansprakelijk is/zijn jegens Codan voor de door Codan geleden schade en gemaakte kosten, vermeerderd met wettelijke rente, nader op te maken bij staat;

voor recht te verklaren dat VCL als vervoerder is opgetreden ten aanzien van het vervoer over de binnenwateren in de periode 12 juli tot en met 16 juli 2019 en dat VCL jegens Codan aansprakelijk is voor de door Codan geleden schade en gemaakte kosten, vermeerderd met wettelijke rente, nader op te maken bij staat;

Kloosterboer, Daalimpex en VCL, althans één van hen, te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding en van de nakosten.

3.2.

Codan legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Kloosterboer c.s. en/of VCL als vervoerder op grond van artikel 8:42 BW aansprakelijk is voor de schade omdat de schade tijdens dit vervoer is ontstaan. Volgens Codan is zij bij wege van subrogatie in de rechten van Fuhwa Trading is getreden en heeft zij bovendien van Ocean Seafood, Ocean Prawns en Combi Shipping last om de vorderingen geldend te maken. .

3.3.

Kloosterboer c.s. en VCL betwisten de vorderingen en voeren aan dat Codan geen vorderingsrecht jegens hen geldend kan maken, zij niet als vervoerder maar als expediteur zijn opgetreden en zij ook overigens niet voor de vermeende schade aansprakelijk zijn.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Overwegingen

4
De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.

Omdat Codan in het buitenland gevestigd is, hebben de vorderingen een internationaal karakter en moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Vo Brussel I bis), omdat gedaagden woonplaats hebben in Nederland

4.2.

Ten aanzien van het op de onderhavige vorderingen toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. Voor zover de grondslag van de vorderingen een tekortkoming in de nakoming van een vervoersovereenkomst dan wel expeditie overeenkomst is, moet het toepasselijke recht worden vastgesteld aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Vo Rome I). Op grond van artikel 5 lid 2 sub b Vo Rome I (in geval van een vervoersovereenkomst) dan wel artikel 4 lid 1 sub b Vo Rome I (in geval van een expeditie overeenkomst) is Nederlands recht van toepassing, omdat gedaagden hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Voor zover de Fenex-voorwaarden van toepassing zijn, is op grond van artikel 3 lid 1 Vo Rome I ook Nederlands recht van toepassing, omdat in de Fenex-voorwaarden een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen.

4.3.

Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op onrechtmatige daad moet het toepasselijke recht worden vastgesteld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Vo Rome II). Nu niet is gesteld, noch gebleken, dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is ingevolge artikel 4 Vo Rome II het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. De gestelde directe schade – te weten ijsvorming op de garnalen – heeft zich volgens de stellingen van Codan voorgedaan tijdens het vervoertraject in Nederland, zodat op de vordering ook in geval van onrechtmatige daad Nederlands recht van toepassing is.

Aansprakelijkheid gedaagden?

4.4.

Codan legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de zending garnalen door Kloosterboer in goede staat en op de juiste temperatuur in ontvangst is genomen, maar tijdens het aan Kloosterboer c.q. Daalimpex opgedragen vervoer niet de juiste temperatuur is gehandhaafd met als gevolg dat schade aan (een gedeelte van) de garnalen is ontstaan in de vorm van ijsvorming en blokvorming en de garnalen niet in goede staat bij koper Fuhwa zijn aangekomen. Codan houdt Kloosterboer en/of Daalimpex als vervoerder(s) op grond van artikel 8:42 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor de schade. In het geval Kloosterboer en/of Daalimpex zijn opgetreden als expediteur(s) is VCL als vervoerder aansprakelijk voor de schade vanwege een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de vervoersovereenkomst dan wel op grond van onrechtmatige daad, aldus Codan.

4.5.

Partijen verschillen van mening over de vraag of de overeenkomst tussen Combi Shipping en Kloosterboer en/of Daalimpex moet worden aangemerkt als een vervoersovereenkomst of als een expeditie-overeenkomst. Dat kan echter in het midden blijven, omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat niet is komen vast te staan dat de schade is opgetreden in de periode dat Kloosterboer en/of Daalimpex voor de zending verantwoordelijk was en ook niet dat er door Kloosterboer, Daalimpex of VCL een fout is gemaakt tijdens de opslag en het vervoer van de garnalen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

4.6.

Artikel 8:42 lid 1 BW bepaalt dat indien de gecombineerd vervoerder de zaken niet zonder vertraging ter bestemming aflevert in de staat waarin hij hen heeft ontvangen en niet is komen vast te staan, waar de omstandigheid, die het verlies, de beschadiging of de vertraging veroorzaakte, is opgekomen, hij voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is, tenzij hij bewijst, dat hij op geen der delen van het vervoer, waar het verlies, de beschadiging of de vertraging kan zijn opgetreden, daarvoor aansprakelijk is. De stelplicht en bewijslast van de goede staat van de garnalen bij ontvangst door Kloosterboer en het niet afleveren in dezelfde staat als waarin deze zijn ontvangen, ligt bij Codan.

4.7.

Volgens Codan kan de goede staat van de garnalen bij aankomst in IJmuiden worden afgeleid uit het feit dat de temperatuur van de garnalen gedurende de vangstperiode niet hoger dan -25°C is geweest (productie C22), de garnalen blijkens de opgemaakte inspectierapporten op 24 juni 2019 in goede staat in Tromsø zijn gearriveerd (productie C24), tijdens het vervoer van de garnalen met de Kvitnos van Tromsø naar IJmuiden de juiste temperatuur in de containers is gehandhaafd (productie C26) en de garnalen bij ontvangst door Kloosterboer een juiste temperatuur hadden (productie C3). Kloosterboer c.s. en VCL hebben er echter op gewezen dat er niet van uit kan worden gegaan dat de lading zich bij in ontvangstneming in goede staat bevond en de ‘frosting’ zeer wel eerder kan zijn ontstaan. Dit verweer slaagt. Bij de ontvangst van de garnalen in IJmuiden is bij wijze van steekproef de temperatuur van slechts één doos garnalen gemeten en geen van de dozen is opengemaakt om de staat van de garnalen zelf te bekijken. Een inspectierapport zoals in Tromsø is in IJmuiden dus niet opgemaakt. Uit het temperatuuroverzicht (productie C26) blijkt bovendien dat de temperatuur in de container bij vertrek van de Kvitnos -15,8°C bedroeg en op 1 juli om 01:29 uur zelfs -6,3°C. Anders dan Codan stelt is tijdens het vervoer met de Kvitnos dus niet steeds de juiste temperatuur gehandhaafd. Omdat geen visuele inspectie van de garnalen heeft plaatsgevonden bij aankomst in IJmuiden kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de garnalen bij ontvangst door Kloosterboer in goede staat waren en ook niet dat de garnalen in een slechtere staat zijn afgeleverd in China.

4.8.

Ook de conclusie van Codan dat de temperatuur van de partij garnalen in de periode 12 tot en met 16 juli 2019 te hoog was, kan niet worden gevolgd. Temperatuuroverzichten van de periode 12 tot en met 16 juli 2019 ontbreken, zodat niet kan worden vastgesteld wat de werkelijke temperatuur in containers is geweest. Niet in geschil is echter dat de reefer containers in ieder geval tijdens het door VCL geregelde transport over de weg van het koelhuis van Daalimpex naar de binnenvaartterminal van TMA op 12 juli en gedurende het vervoer per binnenvaartschip van 15 juli tot 16 juli 2019 niet op de stroom waren aangesloten. Volgens Codan is als gevolg hiervan de temperatuur van de garnalen zodanig verhoogd dat schade in de vorm van ijsvorming is ontstaan. Codan baseert dat op het rapport van Battermann + Tillery (zie 2.8). Daarin schrijft de deskundige dat in de periode 17 en 18 juli 2019 de “return air temperature” van de containers na het loskoppelen van de stroom snel is gestegen, wat naar zijn mening te wijten is aan het niet adequaat koelen van de garnalen voorafgaand aan het laden op het vrachtschip. Volgens Battermann + Tillery is dit niet adequaat koelen de oorzaak van de schade aan de garnalen. Kloosterboer c.s. en VCL stellen echter dat een zending opeengepakte diepgevroren garnalen ook op het moment dat niet wordt gevroren slechts zeer langzaam in temperatuur stijgt, ook als de container niet wordt gevroren. De korte rit van Daalimpex in Velsen naar de TMA-terminal in Velsen en het nachtelijke vervoer per binnenschip van 15 juli 18.15 uur tot 16 juli in de ochtend zonder dat de reefer containers gekoeld worden is daarom geen enkel probleem. Volgens Kloosterboer c.s. gebeurt dit al 20 jaar zonder problemen op deze manier en heeft ook een eerder in opdracht van Combi Shipping uitgevoerd transport van garnalen op dezelfde manier plaatsgevonden. Codan heeft dat niet weersproken. Kloosterboer c.s. en VCL verwijzen voor de onderbouwing van dit verweer naar het rapport van Van Ameyde Marine (hierna: Van Ameyde) waarin staat dat de conclusie van Batterman + Tillery geen stand houdt (zie 2.9). Van Ameyde licht toe dat een verhoging van de return air temperature een heel normaal verschijnsel is bij containers met diepgevroren cargo wanneer de operatie van de reefer unit kort wordt gestopt voor operationele redenen zoals kort transport en laden en lossen. Van Ameyde schrijft dat toen de reefer units weer werden opgestart de “supply air temperature” en de “return air temperature” snel weer de vereiste niveaus bereikten wat bewijst dat de lading diepgevroren moet zijn geweest en dat temperatuur van de lading in de containers in lijn moet zijn geweest met de snel bereikte luchttemperatuur. De stelling van Kloosterboer c.s. en VCL dat de periode waarin de reefer containers niet op de stroom waren aangesloten te kort was om de temperatuur van de partij garnalen significant te laten stijgen wordt bovendien met zoveel woorden bevestigd door de (door Codan overgelegde) verklaring (zie 2.10) van de onderzoeker die de partij garnalen na aankomst in China heeft onderzocht. Hij schrijft dat de containers op 22 augustus 2019 om 3.00 uur GMT zijn gelost, om 23.00 lokale tijd uur zijn opgehaald bij de terminal en de volgende morgen om 7.00 uur lokale tijd zijn afgeleverd bij de geadresseerde. Al die uren zijn de containers niet op de stroom aangesloten geweest, maar dat kan volgens de onderzoeker niet de oorzaak van de schade zijn geweest, omdat de tijd zonder stroom daar te kort voor was.

Uit het vorenstaande volgt dat Codan onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat Kloosterboer c.s. en/of VCL fouten hebben gemaakt bij het vervoer van de garnalen waardoor de schade is opgetreden. De gevorderde verklaring voor recht dat zij aansprakelijk zijn voor de schade zal daarom worden afgewezen. Bij die stand van zaken heeft Codan ook geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat Kloosterboer en/of Daalimpex zich jegens Combi Shipping had(den) verbonden als vervoerder en de verklaring voor recht dat voor recht te verklaren dat VCL als vervoerder is opgetreden. De vorderingen zullen wat dat deel betreft eveneens worden afgewezen.

4.9.

Gelet op het vorenstaande kan de vraag of Codan, die zelf immers geen partij bij enige overeenkomst is, een vorderingsrecht jegens Kloosterboer c.s. en/of VCL geldend kan maken, buiten beschouwing blijven.

Proceskosten

4.10.

Codan zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Anders dan door VCL gevorderd, zal de rechtbank voor de advocaatkosten aansluiten bij het tarief voor zaken van onbepaalde waarde, mede omdat daar bij het door partijen betaalde griffierecht ook vanuit is gegaan en VCL daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt.

4.11.

De kosten aan de zijde van zowel Kloosterboer c.s. als VCL worden begroot op:

- griffierecht 667,00

- salaris advocaat 1.126,00 (2 punten × tarief € 563,00)

Totaal € 1.793,00

4.12.

De door Kloosterboer c.s. gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zullen ook worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.

Beslissing

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt Codan in de proceskosten, aan de zijde van Kloosterboer c.s. tot op heden begroot op € 1.793,00, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt Codan in de proceskosten, aan de zijde van VCL tot op heden begroot op € 1.793,00,

5.4.

veroordeelt Codan in de na dit vonnis aan de zijde van Kloosterboer c.s. ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Codan niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.5.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. (Voetnoot 1)

Voetnoot

Voetnoot 1

type: 977

coll: