4.3.2
Bewijsoverweging incident 5 (explosie [adres 1] [adres 2] in Purmerend 17 april 2023)
Inleiding
Op 17 april 2023 omstreeks 01:15 uur heeft een explosie plaatsgevonden bij twee woningen, gelegen aan de [adres 1] [adres 2] in Purmerend. Voor de voordeur van de woning op [adres 1] is een ’Vuurwerk-Brandstof-Combinatie’ (hierna: vuurwerkbom) geplaatst en tot ontploffing gebracht. Vervolgens is er brand in deze woning ontstaan. Ten tijde van het incident waren drie personen in de woning op [adres 1] aanwezig: de bewoonster, haar dochter en de vriend van de bewoonster (hierna ook: de bewoners). De brand bij de voordeur was van dien aard dat de bewoners daar niet naar buiten konden. De brandweer heeft de bewoners via een ladder, aan de achterkant van het huis, naar buiten geholpen. De bewoners hadden rook ingeademd en moesten ter controle naar het ziekenhuis. In de woning op [adres 2] woonde [persoon 1] met zijn moeder. Ook aan deze woning is brandschade ontstaan.
[de verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn aangemerkt als verdachten van het teweegbrengen van de explosie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat [de verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen en aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing en brandstichting bij de woningen aan [adres 1] [adres 2] te Purmerend, waarbij levensgevaar voor de bewoners is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in de tapgesprekken waarop het Openbaar Ministerie zich baseert alleen wordt gesproken over vage plannen, maar dat deze nooit zijn uitgevoerd en dat het vooral jongenspraat en stoere taal betreft. Er is geen ondersteunend forensisch of technisch bewijs voor de ten laste gelegde feiten. [de verdachte] moet daarom van deze feiten worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [de verdachte] , samen met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht, terwijl daarvan levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Hieronder wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden..
Inhoud van afgeluisterde gesprekken
Op 14 april 2023 om 14.44 uur belt [medeverdachte 1] met [naam 1] en een persoon genaamd [naam 2] . [medeverdachte 1] vertelt [naam 2] over de aanslag met de vuurwerkbom op zijn woning in Middenbeemster in de nacht van 13 op 14 april 2023 (incident 4). [medeverdachte 1] zegt dat daarom “die andere torries” nodig zijn en dat “we voor onszelf [moeten] knokke”. Hij vraagt of [naam 2] geen “niffotje” heeft die hij “naar daar” kan sturen. [medeverdachte 1] merkt op dat hij nooit zoiets zal vragen maar dat hij dit niet pikt omdat “er geen weg terug meer [is]”. [medeverdachte 1] stelt dat het “over en weer aan het gaan [is]” en zegt dat [naam 2] moet bedenken hoe hij het “gaat fixen”. [naam 2] antwoordt dat hij maar een mogelijkheid heeft en dat hij zijn zus gaat vragen.
Op 14 april 2023 om 19.01 uur belt [medeverdachte 3] naar [de verdachte] en vraagt de deur open te maken voor “ [voornaam medeverdachte 1] ” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ), omdat hij daar beneden is. [de verdachte] vraagt of hij al beneden is en [medeverdachte 3] zegt op “ja man”.
Op 15 april 2023 is [medeverdachte 1] door de politie aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de schietpartij op 11 april 2023 in Middenbeemster (incident 1).
Op 16 april 2023 om 00:36 uur belt [de verdachte] naar [medeverdachte 3] . [de verdachte] zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij zojuist “E (fon)” heeft gesproken en dat hij zegt: “die ding moet je gewoon laten lukken”. [medeverdachte 3] antwoordt daarop: “Die bom toch?”. [de verdachte] bevestigt dat. [medeverdachte 3] zegt dat hij “genoeg mannetjes” heeft en vraagt wanneer ze het willen doen. [de verdachte] zegt daarop “tamara” of “maandag” (16 of 17 april 2023, toevoeging rechtbank). [de verdachte] voegt daaraan toe: “Gelijk grote he broer, R1 is het die is met schakelaar die is definitely beter”. Volgens [medeverdachte 3] is de beste plek om het te geven bij “Lely”, niet bij de bussen maar bij de parkeerplaats.
[medeverdachte 3] zegt tegen [de verdachte] dat [naam 3] hem heeft “gesnapt” (de rechtbank begrijpt: een bericht via Snapchat gestuurd). [de verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] aan [naam 3] moet laten weten dat “die man geveegd [is]”. [de verdachte] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 3] : “wij moeten die shit gaan regelen”. [de verdachte] vraagt of [medeverdachte 3] iemand met een “VC” heeft, waarop [medeverdachte 3] antwoordt dat [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) dat eigenlijk regelt en dat hij het ook voor “Z” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) “fikste”. [medeverdachte 3] zegt verder: “Hij fikste al die mannen met waggies, alles fikste hij” en: “Mooi broer, we gaan dit sowieso fiksen broer”.
Ongeveer een uur na het voorgaande gesprek belt [de verdachte] opnieuw naar [medeverdachte 3] . Dit gesprek houdt, voor zover relevant, het volgende in:
[medeverdachte 3] hij (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) zegt, voor wanneer?
[de verdachte] zeg hem voor morgen of overmorgen
[de verdachte] (…) die FRA (de rechtbank begrijpt: vuurwerkbom) ligt al klaar bij die chappie in Purmerend
[medeverdachte 3] Die wat?
[de verdachte] FRA 3
(…)
[de verdachte] die ligt in Pur moet opgehaald worden
[medeverdachte 3] Die FRA ligt klaar in Pur
[de verdachte] Moet opgehaald worden
[medeverdachte 3] Je bedoelt die dingetje die bom
[de verdachte] ja man
[medeverdachte 3] Broer die appel is beter eigenlijk NTV, Ik dacht was appel a broer
[de verdachte] Die appel komt dinsdag
De verbalisant merkt in het betreffende proces-verbaal op dat hem ambtshalve bekend is dat met een “appel" een handgranaat of een soortgelijk explosief wordt bedoeld.
Op 16 april 2023 om 22:36 uur belt [medeverdachte 3] met [neef van medeverdachte 3] (volgens de raadsman een neef van [medeverdachte 3] ). [medeverdachte 3] vertelt dat die “torie” helemaal “fokt op” is en dat “die chappies” nu samen zijn en zijn richting op komen. [medeverdachte 3] zegt ook dat er “kanker gekke dingen” zijn aangeschaft. In reactie op de opmerking van zijn neef “Maar ik zou wel op je hoede blijven”, zegt [medeverdachte 3] dat hij het niet zelf gaat doen. Ongeveer tien minuten na dit gesprek (om 22:46 uur) maakt [medeverdachte 3] met Snapchat een foto van station Amsterdam Lelylaan. De telefoon van [medeverdachte 3] (telefoonnummer eindigend op-3077) registreert omstreeks dit tijdstip ook een verbinding in de directe omgeving van Station Amsterdam -Lelylaan. Op 17 april om 00:24 uur wordt in de telefoon van [medeverdachte 3] , in de Snapchat-applicatie, een afbeelding opgeslagen met locatie nabij station Amsterdam -Lelylaan.
Een half uur later, om 00.54 uur, belt [medeverdachte 3] met [de verdachte] en zegt dat de “actie” vandaag moet en dat hij de schuld krijgt als er niets gebeurt. [medeverdachte 3] zegt dat zijn werk klaar is. Om 01.16 uur vindt de explosie bij de woningen aan de [adres 1] [adres 2] in Purmerend plaats.
Op 17 april 2023 om 16:17 uur belt een onbekend gebleven persoon met [de verdachte] en zegt dat hij “die torie” heeft gezien. [de verdachte] reageert bevestigend en zegt dat hij daarom “nog steeds dingen aan het regelen” is. Op 18 april 2023 (om 00:59 uur) belt [de verdachte] naar [medeverdachte 3] en zegt dat hij het nieuws heeft gezien en dat de twee huizen niet de goede waren (“2 osso’s zijn niet de goeie toch?”).
Uit onderzoek is gebleken dat de vuurwerkbom inderdaad bij de verkeerde woning is geplaatst, aangezien de bewoners van de woning aan [adres 1] geen enkele betrokkenheid hebben bij de overige aan deze zaak gerelateerde incidenten. Uit het dossier volgt dat het de bedoeling was om de vuurwerkbom bij de woning van [persoon 1] (op [adres 2] ) tot ontploffing te brengen.
Juridisch kader medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de deelnemer aan het strafbare feit van voldoende gewicht moet zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Bij de beoordeling of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. Het gaat erom dat de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict tenminste een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Conclusie
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde tapgesprekken het volgende af. Nadat in de nacht van 13 op 14 april 2023 een vuurwerkbom bij zijn woning in Middenbeemster tot ontploffing is gebracht (incident 4), is [medeverdachte 1] uit op wraak. Op 14 april 2023 komen [medeverdachte 1] (“ [voornaam medeverdachte 1] ”), [de verdachte] en [medeverdachte 3] bij elkaar. Omdat [medeverdachte 1] op 15 april 2023 door de politie is aangehouden, gaan [medeverdachte 3] en [de verdachte] het verder regelen (“die man is geveegd, wij moeten die shit gaan regelen”). [medeverdachte 3] en [de verdachte] bespreken vervolgens welke bom geregeld en gebruikt moet worden (R1 met schakelaar; VC; FRA; appel (handgranaat)) en wat de beste plek is om de bom aan de uitvoerder(s) te geven, volgens [medeverdachte 3] bij station Lelylaan. [medeverdachte 3] en [de verdachte] bespreken op 16 april 2023 dat het morgen of overmorgen moet gebeuren en dat de bom (“FRA”) klaar ligt bij iemand in Purmerend en daar opgehaald moet worden. De personen die de aanslag met de vuurwerkbom moeten uitvoeren, ontmoeten [medeverdachte 3] een uur voorafgaand aan de explosie bij station Amsterdam Lelylaan. Er zijn “kanker gekke” dingen aangeschaft en de actie moet diezelfde dag uitgevoerd worden, aldus [medeverdachte 3] .
De in de tapgesprekken genoemde datum voor het plaatsen van de bom, het tijdstip en de locatie van de ontmoeting met de uitvoerders, passen bij het onderhavige delict. Dat het in de gesprekken tussen [de verdachte] en [medeverdachte 3] steeds gaat over de aanstaande ontploffing bij de woning aan [adres 1] in Purmerend wordt verder bevestigd door de omstandigheid [de verdachte] en [medeverdachte 3] een dag na de aanslag bespreken dat de bom mogelijk bij de verkeerde woning tot ontploffing is gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het voorgaande de conclusie dat [medeverdachte 3] en [de verdachte] voldoende nauw en bewust met elkaar (en met de uitvoerders) hebben samengewerkt en dat zij een organiserende en sturende rol hebben gehad bij het teweegbrengen van de ontploffing. Zij hebben immers een vuurwerkbom en uitvoerders geregeld.
Hoewel [de verdachte] de vuurwerkbom niet zelf voor de woning heeft geplaats en aangestoken, is zijn bijdrage aan het teweegbrengen van de ontploffing essentieel geweest en dus van zodanig gewicht dat hij als medepleger moet worden aangemerkt.
Forensisch onderzoek
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de vuurwerkbom heeft bestaan uit een Cobra (zwaar vuurwerk) en flessen motorbenzine. Als gevolg van de explosie is brand en daarmee schade ontstaan aan de woningen op [adres 1] [adres 2] en aan de goederen die zich in deze woningen bevonden. In de woning op [adres 1] waren ten tijde van de ontploffing drie personen aanwezig. In deze woning heeft brand gewoed. Gelet op de omvang van de brand aan de voorzijde van de woning konden de bewoners niet via de voordeur vluchten. De bewoners moesten door een raam op een plat dak klimmen, waarna zij door de brandweer naar beneden zijn geholpen. Branduitbreiding in de woning had kunnen plaatsvinden. Er is dus gemeen gevaar voor personen en goederen ontstaan.
Partiële vrijspraak voorbereidingshandelingen
Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat [de verdachte] en [medeverdachte 3] de brandstichting hebben voorbereid door een vuurwerkbom te verwerven en/of voorhanden te hebben. Dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde feit is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier echter onvoldoende bewijs dat [de verdachte] (samen met een ander) voorbereidingen heeft getroffen om een moord, doodslag of zware mishandeling (met voorbedachten rade) te plegen. Uit het dossier blijkt niet dat het opzet van [de verdachte] hierop gericht was. Hierbij weegt de rechtbank mee dat uit de overige bewijsmiddelen volgt dat het de bedoeling was dat [persoon 1] zich bedreigd en geïntimideerd zou voelen. De rechtbank zal [de verdachte] daarom van de hiervoor genoemde voorbereidingshandelingen vrijspreken.