Rechtbank Noord-Holland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBNHO:2025:14298

Op 5 December 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 15.223885.23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBNHO:2025:14298. De plaats van zitting was Haarlemmermeer.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
15.223885.23
Datum uitspraak:
5 December 2025
Datum publicatie:
5 December 2025

Indicatie

Golf van geweld tussen twee rivaliserende groepen in Purmerend en Middenbeemster. De verdachte is medeplichtig aan een aanslag op een woning in Purmerend. De verdachte heeft als chauffeur opgetreden. De medeverdachte heeft op de woning geschoten en heeft een vuurwerkbom voor de voordeur tot ontploffing gebracht. Gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15.223885.23 (P)

Uitspraakdatum: 5 december 2025

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 en 15 oktober 2025 en 21 november 2025 (sluiting onderzoek) in de zaak tegen:

[de verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie

mr. C.J. Booij en mr. S.P. Visser (hierna in enkelvoud: de officier van justitie) en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1
Tenlastelegging

Aan de verdachte (hierna ook: [de verdachte] ) is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan het volgende:

feit 1 (incident 2)

het medeplegen van het voorbereiden van moord en/of doodslag en/of zware mishandeling (met voorbedachten rade) op [persoon 1] en/of [persoon 2] in Middenbeemster en Purmerend in de periode van 11 tot en met 12 april 2023;

feit 2 (incident 2)

primair:

het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting in Purmerend op 12 april 2023, waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;

subsidiair:

medeplichtigheid aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing en/of brandstichting in Purmerend op 12 april 2023, waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;

feit 3 (incident 2)

primair:

het medeplegen van bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [persoon 1] , met enig misdrijf tegen het leven gericht in Purmerend op 12 april 2023;

subsidiair:

medeplichtigheid aan het medeplegen van bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

[persoon 1] , met enig misdrijf tegen het leven gericht in Purmerend op 12 april 2023.

De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2
Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3
Inleiding In april 2023 vinden in een week tijd meerdere geweldsincidenten plaats in Middenbeemster en Purmerend. Nadat op 11 april 2023 een schietpartij op de openbare weg plaatsvindt, worden er meerdere aanslagen op woningen gepleegd, waarbij woningen zijn beschoten en vuurwerkbommen tot ontploffing zijn gebracht. De politie is naar aanleiding van dit excessieve geweld het onderzoek Elcat gestart. Uit dit onderzoek blijkt dat sprake is van wraakacties over en weer van twee rivaliserende groepen. Het gaat om een groep die onder meer bestaat uit de verdachte ( [de verdachte] ), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een groep die onder meer bestaat uit [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] en [persoon 5] . Deze verdachten worden hierna (voor zover zij in dit vonnis worden genoemd) met hun achternaam aangeduid.

Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in acht zaaksdossiers, die in het strafdossier incident 1 tot en met 8 zijn genoemd. Het gaat om de volgende incidenten:1. 11 april 2023: schietincident [adres 1] Middenbeemster;

2. 12 april 2023: schietincident en explosie [adres 2] Purmerend;

3. 13 april 2023: schietincident [adres 3] Purmerend;

4. 14 april 2024: explosie [adres 1] Middenbeemster;

5. 17 april 2023: explosie [adres 3] Purmerend;

6. 14 april 2023: afpersing [persoon 2] ;

7. 15 maart 2023: schietincident [adres 4] Terneuzen;

8. 16 maart 2023: schietincident [adres 5] Terneuzen.

[de verdachte] is als verdachte aangemerkt in incident 2.

Overwegingen

4
Beoordeling van het bewijs
4.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.2.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat [de verdachte] van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.

4.3

Oordeel van de rechtbank

4.3.1

Vrijspraak feiten 1, 2 primair en 3 primair

De rechtbank zal [de verdachte] vrijspreken van de onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten. Deze vrijspraken zullen hierna (onder 4.3.3) nader worden gemotiveerd.

4.3.2

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen.

4.3.3

Bewijsoverweging incident 2 (schietincident en ontploffing [straat van adres 2] in Purmerend 12 april 2023)

Inleiding

Op 12 april 2023 omstreeks 04.30 uur is een aanslag gepleegd op een woning aan de [adres 2] in Purmerend. De woning is beschoten en er is een vuurwerkbrandstofcombinatie (VBC, hierna: vuurwerkbom) voor de voordeur tot ontploffing gebracht. De bewoners van deze woning - [persoon 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - waren op het moment van de aanslag niet thuis. [de verdachte] en [medeverdachte 1] zijn als verdachten aangemerkt.

De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.

Na het schietincident in Middenbeemster op 11 april 2023 om ongeveer 21.45 uur (incident 1), waarbij [persoon 1] en [medeverdachte 1] met een vuurwapen hebben geschoten, gaat [persoon 1] `s nachts naar zijn woning aan de [adres 2] in Purmerend. [persoon 1] maakt zijn huisgenoot [slachtoffer 1] wakker, vraagt of hij zijn auto mag lenen en waarschuwt hem dat hij eigenlijk niet in de woning zou moeten zijn. [slachtoffer 1] leent zijn auto aan [persoon 1] en zelf vertrekt hij rond 03.00 uur naar zijn werk.

Forensisch onderzoek

Uit forensisch onderzoek blijkt dat vanaf het trottoir minimaal vijf keer met een vuurwapen op de woning is geschoten. Er zaten kogelgaten in het woonkamerraam op de begane grond en in de voorgevelafwerking van de slaapkamer die zich op de eerste verdieping van de woning bevindt. In totaal zijn acht hulzen voor de woning aangetroffen en vier kogels in de woning. De afvuursporen in de aangetroffen hulzen en kogels worden volgens het NFI verwacht te zijn verschoten met een semiautomatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk Ceska Zbrojovka, model 27. De rechtbank acht het op grond hiervan aannemelijk dat er met een wapen van dit merk en type op de woning is geschoten.

Het NFI concludeert op basis van het indicatief vergelijkend onderzoek naar de diverse kogels en hulzen die zijn gevonden bij de incidenten 1, 2 en 3, dat er aanwijzingen zijn dat de hiervoor genoemde acht hulzen en vier kogels zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen dat is gebruikt bij de schietpartij op 11 april 2023 in Middenbeemster (incident 1) en bij de beschieting van de woning op 13 april 2023 in Purmerend (incident 3).

Bij de voordeur van de woning heeft door het afsteken van de vuurwerkbom brand gewoed, waardoor de onderste ruit van de voordeur is gebroken. Het deurkozijn en de buitendeur zijn door de hitte aangetast. Door het ontbreken van voldoende brandstof heeft de brand zich niet verder kunnen ontwikkelen en is de schade relatief beperkt gebleven.

Verklaring van [de verdachte]

heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 12 april 2023 met een man, van wie hij de naam niet wil noemen, in de auto van zijn vader naar de [straat van adres 2] in Purmerend is gereden. Toen hij daar aankwam heeft de man gevraagd te wachten. De man zei dat hij iemand wilde laten schrikken. Terwijl [de verdachte] aan het wachten was, hoorde hij een paar knallen. Daarna is hij met de man weggereden. De man vertelde aan [de verdachte] dat er was geschoten.

Camerabeelden

Uit camerabeelden volgt dat de door [de verdachte] gebruikte auto (met [kenteken] ; hierna: de auto) om 04.16 uur de [straat van adres 2] in rijdt. Een minuut later keert [de verdachte] de auto en zet deze aan de rechterkant van de straat stil. Om 04.18 uur doet [de verdachte] de lichten van de auto uit. Op camerabeelden van de [adres 2] is om 04.29 uur te zien dat een persoon iets voor de woning aansteekt en daarna richting de stoep loopt. Vervolgens zijn negen schoten hoorbaar. Om 04.30:05 uur doet [de verdachte] de koplampen van de auto weer aan. Om 04.30:47 loopt een persoon naar de passagierskant van de auto en stapt in. Vervolgens rijdt [de verdachte] weg.

Historische verkeersgegevens en ANPR-gegevens

Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] (telefoonnummer eindigend op -6616) blijkt dat tussen 11 april 2023 om 21.51 uur en 12 april 2023 om 21.02 uur geen verbindingen zijn geregistreerd. Dit wijkt af van het normale gebruik van dit telefoonnummer. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 1] zijn telefoon met het nummer eindigend op -6616 direct na de schietpartij in Middenbeemster (incident 1) heeft uitgezet en gedurende circa 24 uur niet heeft gebruikt.

Amsterdam

De telefoon van [de verdachte] (telefoonnummer eindigend op -0870) bevindt zich in de avond van 11 april 2023 in Amsterdam. Rond 23.39 uur stralen de telefoons van [broer van medeverdachte 1] (hierna: [broer van medeverdachte 1] ), [medeverdachte 1] (met het telefoonnummer eindigend op -7499) en [de verdachte] aan in hetzelfde gebied in Amsterdam-West. Omstreeks 01.00 uur verplaatst de telefoon van [de verdachte] zich vanuit Amsterdam-West naar Amsterdam-Zuidoost. Om 02.26 uur is de telefoon van [de verdachte] terug in Amsterdam-West. De telefoon van [medeverdachte 1] registreert om 00.49 uur en 02.48 uur verbindingen in de omgeving van de Sloterplas in Amsterdam. Om 3.34 uur registreert het telefoonnummer van [de verdachte] een verbinding in de omgeving van de Coentunnel.

Reis Amsterdam - Middenbeemster

De auto van [de verdachte] verplaatst zich in 28 minuten van Amsterdam naar Middenbeemster. Om 03.38 uur registreert de telefoon van [de verdachte] een verbinding bij afslag Purmerend-Zuid en zes minuten later registreert de telefoon van [medeverdachte 1] (telefoonnummer eindigend op -7499) een verbinding aan de Purmerenderweg in Zuidoostbeemster. Deze zendmast biedt dekking aan de woning van [medeverdachte 1] in Middenbeemster. De hiervoor genoemde registratie van de telefoon van [medeverdachte 1] past bij de reisbewegingen van [de verdachte] . Om 04.02 uur registreert de telefoon van [de verdachte] een verbinding met een zendmast aan de Bamstraweg in Middenbeemster. Ook deze zendmast geeft dekking aan de woning van [medeverdachte 1] .

Reis Middenbeemster - Purmerend - Amsterdam

Om 04.12 uur rijdt [de verdachte] op de N244 (ter hoogte van hectometerpaal 20.6) en om 04.31 uur registreert de telefoon van [de verdachte] een verbinding met een zendmast op de Gorslaan in Purmerend. Eén minuut later passeert de auto van [de verdachte] een ANPR camera in zuidelijke richting aan de Gorslaan in Purmerend. De auto van [de verdachte] verplaatst zich daarna in de richting van Amsterdam-Noord, in de richting van knooppunt De Nieuwe Meer. In dit gebied straalt om 05.02 uur de telefoon van [de verdachte] aan, om 05.07 uur de telefoon van [broer van medeverdachte 1] en om 05.36 uur de telefoon van [medeverdachte 1] , steeds via de zendmast aan de Anderlechtlaan 181 in Amsterdam. Van 05.34 uur tot 06.41 uur worden met de telefoons van [medeverdachte 1] , [de verdachte] en [broer van medeverdachte 1] verschillende telefoonnummers van hotels gebeld.

Tapgesprek

Op 12 april 2023 vanaf 17.51 uur belt [de verdachte] met een onbekend gebleven persoon. Dit telefoongesprek, door de politie deels vertaald vanuit zogenoemde “Ish” straattaal, houdt voor zover relevant het volgende in:

[de verdachte] : Gisteren toch hebben wij een bom laten ontploffen en geschoten (poppen=schieten)

NN: Wat?

[de verdachte] : Geschoten

NN: Op wie?

[de verdachte] : Ik ken hem niet

[de verdachte] : Kogels (Ballas =kogels)

NN: Ik weet wat je bedoelt. Maar met jouw auto?

[de verdachte] : Ja broer

NN: Waar?

[de verdachte] : Purmerend (Purra=Purmerend)

NN: Lijp. Kreeg je daar maar 100 euro voor?

[de verdachte] : Nee

NN: Wat dan?

[de verdachte] : Ik word zo betaald

[de verdachte] : Eerst wisten wij het niet snap je?

NN: Ging hij het niet melden? (Melden is zeggen)

[de verdachte] : Nee, toen zei ik tegen die man: Wat is er gaande? Je kan beter eerlijk zijn. Je weet toch want hij deed vaag toch

NN: Jaaaa

[de verdachte] : Pap, pap, pap, toen zei ik aight ohh...ohh (Aight=ja/oke)

NN: Was het op huis of pand?

[de verdachte] : Ja broer

NN: Lijp

[de verdachte] : ntv

NN: Ging je hem daarna thuisbrengen?

[de verdachte] : Wie?

NN: Hem?

[de verdachte] : Nee, naar buurt

[de verdachte] : Lijp racen naar de buurt (lachen)

(…)

[de verdachte] : Er was gisteren geschoten op [voornaam medeverdachte 1] (fon.) toch?

NN: Hebben ze hem geschoten?

[de verdachte] : Ja en hij blaaste terug ook. Gewoon voor z’n osso waar z’n pa bij was alles

NN: Echt?

[de verdachte] : Vijf niggers of zo

NN: ntv

[de verdachte] : Ja. Ze belden bij hem aan, zeiden ze, We zoeken Collin (NG)

NN: Collin? Hoezo Collin?

[de verdachte] : Ik weet niet, Z’n pa zegt: Collin? Wie is Collin? Er is hier geen Collin.

NN Ja.

[de verdachte] : En [voornaam medeverdachte 1] (NG) komt naar beneden en zei: Wie zijn jullie? Hij zegt wacht op de hoek een minuut kom ik terug.

NN: Ja

[de verdachte] : En hij komt zo terug, pap, pap, pap. Pap, pap, pap. Die niggers zeggen kom praten. We willen allen praten. Hij zegt broer we kunnen ook op afstand praten toch,

dit dat.

NN: Ja

[de verdachte] : Dit dat, hij gaat zo mee, pap, pap, pap. In ene komen er een paar niggers van de andere kanten

NN: Hmhm

[de verdachte] ; Ze moesten die bradda hebben, eentje trekt die P maar hij moest nog laden, maar die van [voornaam medeverdachte 1] (NG) was nog geladen. Hij loste op zij en hun lossen ook, en ze beginnen met z’n vijven te rennen. En nu hij heeft eentje geraakt volgens mij.

NN: ...ntv...

[de verdachte] : Maar die kankermongool heeft mij geboord. Snap je?

NN: Wat dan?

[de verdachte] : Hij zei van: Kun je me naar osso brengen?

NN: Ja

[de verdachte] : Wist je nog

NN: Ja

[de verdachte] : Ik zei... ntv... geen stress. Nu komen in Purra (fon) in ene hij zegt zo van: Als je scotoe ziet dit dat, je weet toch blijf pitch (fon) ik zeg broer wat. Ntv. Dit dat. En toen had ie het verteld.

NN: En toen centen en zo?

[de verdachte] : Ja bro kankerzielig

Met wie is [de verdachte] naar Purmerend gereden?

De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat [de verdachte] in de nacht van 11 op 12 april 2024 samen met [medeverdachte 1] naar de [adres 2] in Purmerend is gereden. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

In de eerste plaats zegt [de verdachte] in het hiervoor weergegeven telefoongesprek van 12 april 2023 tegen een onbekende derde: “Gisteren toch hebben wij een bom laten ontploffen en geschoten”. Ook zegt [de verdachte] dat hij “hem” daarna niet naar huis maar naar de “buurt” heeft gebracht. Deze opmerkingen passen bij de hiervoor beschreven reisbewegingen en zendmastgegevens van de telefoons van [de verdachte] en [medeverdachte 1] , waaronder dat hun telefoons om ongeveer 03.45 uur hetzelfde dekkingsgebied in Zuidoostbeemster aanstralen.

Bovendien merkt [de verdachte] in datzelfde telefoongesprek op dat het vuurwapen van “ [voornaam medeverdachte 1] ” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) nog was geladen en dat hij heeft geschoten (“Hij loste op zij”). Direct daarna, aldus refererend aan [medeverdachte 1] , zegt [de verdachte] : “Maar die kankermongool heeft mij geboord. Snap je?”.

Op de vraag van de onbekende derde wat [de verdachte] daarmee bedoelt, zegt [de verdachte] : “Hij zei van: Kun je me naar osso brengen? (…) Ik zei... ntv... geen stress. Nu komen in Purra (de rechtbank begrijpt: Purmerend) in ene hij zegt zo van: Als je scotoe (de rechtbank begrijpt: politie) ziet dit dat, je weet toch blijf pitch (fon) ik zeg broer wat. Ntv. Dit dat. En toen had ie het verteld.

De rechtbank leidt hieruit af dat [de verdachte] met “die kankermongool” [medeverdachte 1] heeft bedoeld, die hem pas in Purmerend heeft verteld wat het plan was.

De tussenconclusie is dat [de verdachte] met de opmerking “wij hebben een bom laten ontploffen en geschoten”, het over zichzelf en [medeverdachte 1] heeft.

Uit de verklaring van [de verdachte] leidt de rechtbank verder af dat hij met één ander persoon in de [straat van adres 2] in Purmerend is geweest. Uit de camerabeelden volgt ook dat [de verdachte] in de auto is blijven zitten, terwijl de andere persoon op de woning heeft geschoten en een vuurwerkbom voor de deur van de woning heeft aangestoken.

Gelet op al het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] op de woning heeft geschoten waar [persoon 1] destijds verbleef en dat hij de vuurwerkbom bij die woning tot ontploffing heeft gebracht. [medeverdachte 1] heeft daarbij vermoedelijk gebruik gemaakt van het vuurwapen waarmee hij de avond daarvoor in Middenbeemster had geschoten.

Vrijspraak voorbereidingshandelingen

De officier van justitie heeft betoogd dat [de verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor moord, doodslag of zware mishandeling met voorbedachten rade, door een auto, een vuurwapen en een vuurwerkbom voorhanden te hebben. Dit standpunt wordt niet gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [de verdachte] eerder dan in de auto op weg naar Purmerend op de hoogte is geraakt van het plan om een aanslag op de woning van [persoon 1] te plegen. Op basis van het dossier kan dan ook niet worden vastgesteld dat [de verdachte] betrokken is geweest bij de voorbereiding van een dergelijk plan. De rechtbank zal [de verdachte] daarom van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen vrijspreken.

Vrijspraak medeplegen

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] niet is komen vast te staan. [de verdachte] zal daarom van de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.

Medeplichtigheid

De vervolgvraag is of [de verdachte] medeplichtig is geweest aan feit 2 (het teweegbrengen van een ontploffing) en feit 3 (bedreiging). De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, en legt hierna uit waarom.

Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op zowel de behulpzaamheid als op het gepleegde misdrijf (het gronddelict). Dit wordt ook wel dubbel opzet genoemd.

Ongeveer twee uur na de schietpartij van 11 april 2023 zijn [medeverdachte 1] , [de verdachte] en [broer van medeverdachte 1] samengekomen in Amsterdam. Gelet op dit korte tijdsbestek en de impact die een schietpartij naar zijn algemeenheid heeft, gaat de rechtbank ervan uit dat [de verdachte] toen door [medeverdachte 1] van de schietpartij op de hoogte is gebracht. [de verdachte] wist dus dat [medeverdachte 1] zojuist was beschoten en dat ook [medeverdachte 1] had geschoten. Dit wordt ondersteund door het hiervoor genoemde tapgesprek van 12 april 2023 tussen [de verdachte] en een onbekende derde, waarin [de verdachte] tot in detail vertelt over de schietpartij van 11 april 2023 in Middenbeemster. [medeverdachte 1] heeft diezelfde nacht nog aan [de verdachte] gevraagd om hem naar een woning in Purmerend te rijden, te weten de woning waar [persoon 1] - die kort daarvoor op [medeverdachte 1] had geschoten - destijds een kamer huurde. Volgens de verklaring van [de verdachte] heeft [medeverdachte 1] hem gevraagd bij de woning te wachten en gezegd dat hij iemand wilde laten schrikken. Uit voormeld tapgesprek volgt dat [medeverdachte 1] in de auto instructies aan [de verdachte] heeft gegeven voor als hij politie (“scotoe”) zou zien en dat [medeverdachte 1] “het” toen had verteld. [de verdachte] heeft de auto in de [straat van adres 2] geparkeerd en de autolichten gedimd. Vervolgens is [medeverdachte 1] uitgestapt en hij heeft een vuurwerkbom voor de woning tot ontploffing gebracht en op de woning geschoten. [de verdachte] heeft in de auto op [medeverdachte 1] gewacht. Na deze aanslag heeft [de verdachte] [medeverdachte 1] met de auto naar Amsterdam gebracht. [de verdachte] zou geld krijgen voor de rit naar Purmerend.

[de verdachte] heeft verklaard dat hij, terwijl hij aan het wachten was, een paar knallen hoorde. Hij zou niet hebben geweten dat [medeverdachte 1] de woning zou beschieten en een vuurwerkbom zou plaatsen. De rechtbank vindt dit onderdeel van de verklaring van [de verdachte] niet geloofwaardig. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [de verdachte] voorafgaand aan de aanslag - in ieder geval in de auto - op de hoogte is geraakt van het plan om de woning te beschieten en een vuurwerkbom te plaatsen.

[de verdachte] heeft [medeverdachte 1] opzettelijk geholpen bij het plegen van deze misdrijven, door [medeverdachte 1] naar de betreffende woning te brengen, op hem te blijven wachten en de vlucht voor [medeverdachte 1] mogelijk te maken. Hij is daarom medeplichtig aan het teweegbrengen van de ontploffing en de bedreiging. De bijdrage van [de verdachte] acht de rechtbank te gering om hem als medepleger aan te merken.

Conclusie

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [de verdachte] medeplichtig is aan het teweegbrengen van een ontploffing (feit 2 subsidiair) en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht (feit 3 subsidiair).

4.4

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [de verdachte] de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

feit 2 (incident 2)

subsidiair:

een persoon op 12 april 2023 te Purmerend aan de [adres 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht, door een stuk vuurwerk in combinatie met een brand versnellende stof voor de deur van de woning gelegen aan de [adres 2] te Purmerend aan te steken en tot ontploffing te brengen, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en in die woning aanwezige goederen te duchten was,

bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 12 april 2023 te Purmerend, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door

- die mededader naar de plaats des misdrijfs te brengen en

- in de nabijheid van de plaats des misdrijfs te wachten en

- de vluchtauto te besturen en de vlucht auto aan de mededader ter beschikking te stellen.

feit 3 (incident 2)

subsidiair:

een persoon op 12 april 2023 te Purmerend, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [persoon 1] , zijnde bewoners van de woning gelegen aan de [adres 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een vuurwapen kogels af te vuren op die woning,

bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 12 april 2023 te Purmerend opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door

- die mededader naar de plaats des misdrijfs te brengen en

- in de nabijheid van de plaats des misdrijfs te blijven en

- de vluchtauto te besturen en de vlucht auto aan de mededader ter beschikking te stellen.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is [de verdachte] daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Wat aan [de verdachte] onder 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Hij moet hiervan worden vrijgesproken.

5
Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 2 subsidiair:

medeplichtigheid aan opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

feit 3 subsidiair:

medeplichtigheid aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6
Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7
Motivering van de sanctie
7.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.

7.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het positieve reclasseringsrapport. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop van beide feiten. De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast een taakstraf.

7.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

In april 2023 werden Middenbeemster en Purmerend opgeschrikt door een golf van geweld tussen twee groepen verdachten. De oorzaak die tot deze geweldsincidenten heeft geleid is tot op heden onduidelijk gebleven. De verdachte is medeplichtig aan een aanslag op een woning aan de [adres 2] in Purmerend. De verdachte is in de nacht van 12 april 2023 met [medeverdachte 1] naar Purmerend gereden. [medeverdachte 1] heeft met zijn vuurwapen op de woning geschoten en heeft een vuurwerkbom voor de voordeur tot ontploffing gebracht. De verdachte heeft gewacht tot [medeverdachte 1] de aanslag had gepleegd en heeft hem daarna terug naar Amsterdam gebracht.

De verdachte is medeplichtig geweest aan een zeer ernstige bedreiging, die kennelijk tot doel had om anderen te intimideren. Het is een gelukkige omstandigheid dat de bewoners ten tijde van de aanslag niet thuis waren, anders had iemand ernstige verwondingen of dodelijk letsel kunnen oplopen als gevolg van de beschieting. Dit soort feiten zorgen voor grote onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.

De verdachte heeft niet of nauwelijks willen verklaren over de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft dan ook geen blijk gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen.

Persoon van de verdachte

De rechtbank neemt in aanmerking dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, zoals blijkt uit het strafblad van 23 juni 2025. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport van 30 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte inmiddels een stabiel leven leidt. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank houdt verder rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte.

Straf

De rechtbank is van oordeel dat alleen oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en dat daarbij niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf is gekeken naar straffen die rechters in min of meer vergelijkbare zaken hebben opgelegd.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Overschrijding redelijke termijn

In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.

De verdachte is op 2 november 2023 aangehouden en in verzekering gesteld. De verdachte kon er vanaf dat moment van uitgaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Omdat het eindvonnis op 5 december 2025 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer één maand. Gelet op de beperkte duur van deze overschrijding volstaat de rechtbank met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

Voorlopige hechtenis

De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

De verdachte is vanaf 14 februari 2024 geschorst uit de voorlopige hechtenis. Niet is gebleken dat hij zich sindsdien opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Het gevaar voor herhaling acht de rechtbank daarom niet langer aanwezig. Verder is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten, in dit geval geen sprake meer is van een geschokte rechtsorde. De twaalfjaarsgrond komt hiermee te vervallen.

Het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal daarom wegens een gebrek aan gronden worden opgeheven.

8
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
8.1

De vordering

[slachtoffer 1] heeft zich gesteld als benadeelde partij en vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van in totaal € 3.200,- voor de feiten 2 en 3, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.200,- voor vergoeding van materiële schade en € 2.000,- voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld). De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Betaalde boetes: € 700,-;

2. Zonnebril: € 500,-.

Verder verzoekt de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

8.2

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering voor zover deze ziet op de boetes moet worden afgewezen, dat het materiële deel van de vordering met betrekking tot de zonnebril toewijsbaar is mits onbetwist en dat het immateriële deel van de vordering gematigd moet worden tot een bedrag van € 1.000,-. Het toegewezen deel van de vordering moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook moeten de verdachten hoofdelijk veroordeeld worden tot het betalen van de schadevergoeding.

8.3

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering voor zover deze ziet op de boetes moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard, vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de schade en de ten laste gelegde feiten. Voor de materiële schade ter zake van de zonnebril geldt dat deze moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze schadepost niet is onderbouwd, er geen rechtstreeks verband is tussen de schade en de ten laste gelegde feiten en de zonnebril bovendien niet is genoemd in de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] .

Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat deze moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze schade niet is onderbouwd, gebleken is dat de benadeelde partij niet thuis was op het moment van de ontploffing en de beschieting en ook niet is gebleken van enig psychisch leed dat hij heeft geleden als gevolg van de ten laste gelegde feiten.

8.4

Oordeel van de rechtbank

Materiële schade

De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade af. De boetes die door de benadeelde partij betaald zouden zijn voor [persoon 1] staan immers los van de bewezen verklaarde feiten. De gestelde schade aan de zonnebril is niet onderbouwd, zodat een rechtstreeks verband tussen deze gestelde schade en de bewezenverklaarde feiten niet kan worden vastgesteld.

Immateriële schade

Vergoeding van immateriële schade is op grond van artikel 6:106 sub b BW mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, is aangetast in zijn eer en goede naam of ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. De rechtbank begrijpt dat de vordering van de benadeelde partij in dit geval op deze laatste grondslag is gebaseerd.

Uit rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is als het slachtoffer geestelijk letsel (psychische schade) heeft opgelopen. Het bestaan van geestelijk letsel moet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. Als geestelijk letsel niet kan worden vastgesteld, kan de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ volgen uit de aard en de ernst van de normschending (het strafbare feit) en de gevolgen daarvan. De gevolgen moeten met concrete gegevens worden onderbouwd. In uitzonderlijke situaties kunnen de nadelige gevolgen voor het slachtoffer zó voor de hand liggen dat ook zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen dat sprake is van een aantasting in de persoon.

De benadeelde partij heeft geen informatie verstrekt waaruit blijkt dat hij door het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat anderszins sprake is van een aantasting in de persoon, omdat de benadeelde partij niet met concrete gegevens heeft onderbouwd welke gevolgen het strafbare feit voor hem heeft gehad. Van de hiervoor bedoelde uitzonderlijke situatie, waarin nadelige geestelijke gevolgen voor het slachtoffer zonder onderbouwing kunnen worden aangenomen, is in dit geval geen sprake. Hierbij weegt mee dat de benadeelde partij ten tijde van de ontploffing van de vuurwerkbom bij de woning en de beschieting van de woning, niet thuis was.

De benadeelde partij krijgt geen gelegenheid om zijn vordering alsnog te onderbouwen, omdat dat leidt tot een onevenredige belasting van deze strafprocedure. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9
Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

14a, 14b, 14c, 48, 57, 63, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

10
Beslissing

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte 1, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden materiële schade.

Verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. P. Reemst, voorzitter,

mr. J.J. Roos en mr. I.E. Voorberg, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2025.

Mr. Voorberg is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.

Bijlage I

De tenlastelegging

Aan [de verdachte] is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:

1
(incident 2)

hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 april 2023 te Middenbeemster, gemeente Purmerend, en/of Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord en/of doodslag en/of zware mishandeling (met voorbedachten rade) (op/van [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meerdere onbekende personen die zich mogelijk in de woning aan het adres van

de [adres 2] te Purmerend zouden bevinden) opzettelijk voorwerpen, stoffen en/of vervoermiddelen, te weten

- een vuurwapen; en/of

- een zogenaamde Vuurwerk Brand Combinatie, althans een stuk vuurwerk en/of een explosief al dan niet in combinatie met een brand versnellende stof en/of

- een auto (een Volkswagen Polo met [kenteken] )

bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;

2
(incident 2)

primair:

hij op of omstreeks 12 april 2023 te Purmerend, in elk geval in Nederland, (op/aan de [adres 2] te Purmerend) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, en/of brand heeft gesticht, door een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie en/of een stuk vuurwerk en/of een explosief, al dan niet in combinatie met een brandversnellende stof, voor de deur van de woning (gelegen aan de [adres 2] te Purmerend) aan te steken en/of tot ontploffing te

brengen,

ten gevolge waarvan voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of in die woning

aanwezige goederen en/of nabij gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;

subsidiair:

een of meer personen op of omstreeks 12 april 2023 te Purmerend, in elk geval in Nederland,

(op/aan de [adres 2] te Purmerend) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, althans brand heeft gesticht, door

een stuk vuurwerk en/of een explosief, al dan niet in combinatie met een brand versnellende stof, voor de deur van de woning (gelegen aan de [adres 2] te Purmerend) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen,

ten gevolge waarvan voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of in die woning

aanwezige goederen en/of nabij gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 april 2023 te Purmerend, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door

- die mededader(s) naar de plaats des misdrijfs te brengen en/of

- in de nabijheid van de plaats des misdrijfs te blijven/wachten en/of

- de (vlucht)auto te besturen en/of de (vlucht) auto aan de mededader(s) ter beschikking te stellen;

3
(incident 2)

primair:

hij op of omstreeks 12 april 2023 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in

vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [persoon 1] , althans één of meer bewoners van de woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen een of meer kogel(s) af te vuren op en/of in de richting van die woning, gelegen aan de [adres 2] ;

subsidiair:

een of meer personen op of omstreeks 12 april 2023 te Purmerend, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [persoon 1] , althans één of meer bewoners van de woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen een of meer kogel(s) af te vuren op en/of in de

richting van die woning, gelegen aan de [adres 2]

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 april 2023 te Purmerend opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door

- die mededader(s) naar de plaats des misdrijfs te brengen en/of

- in de nabijheid van de plaats des misdrijfs te blijven/wachten en/of

- de (vlucht)auto te besturen en/of de (vlucht) auto aan de mededader(s) ter beschikking te stellen.