4.3.3
Bewijsoverweging incident 2 (schietincident en ontploffing [straat van adres 2] in Purmerend 12 april 2023)
Inleiding
Op 12 april 2023 omstreeks 04.30 uur is een aanslag gepleegd op een woning aan de [adres 2] in Purmerend. De woning is beschoten en er is een vuurwerkbrandstofcombinatie (VBC, hierna: vuurwerkbom) voor de voordeur tot ontploffing gebracht. De bewoners van deze woning - [persoon 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - waren op het moment van de aanslag niet thuis. [de verdachte] en [medeverdachte 1] zijn als verdachten aangemerkt.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Na het schietincident in Middenbeemster op 11 april 2023 om ongeveer 21.45 uur (incident 1), waarbij [persoon 1] en [medeverdachte 1] met een vuurwapen hebben geschoten, gaat [persoon 1] `s nachts naar zijn woning aan de [adres 2] in Purmerend. [persoon 1] maakt zijn huisgenoot [slachtoffer 1] wakker, vraagt of hij zijn auto mag lenen en waarschuwt hem dat hij eigenlijk niet in de woning zou moeten zijn. [slachtoffer 1] leent zijn auto aan [persoon 1] en zelf vertrekt hij rond 03.00 uur naar zijn werk.
Forensisch onderzoek
Uit forensisch onderzoek blijkt dat vanaf het trottoir minimaal vijf keer met een vuurwapen op de woning is geschoten. Er zaten kogelgaten in het woonkamerraam op de begane grond en in de voorgevelafwerking van de slaapkamer die zich op de eerste verdieping van de woning bevindt. In totaal zijn acht hulzen voor de woning aangetroffen en vier kogels in de woning. De afvuursporen in de aangetroffen hulzen en kogels worden volgens het NFI verwacht te zijn verschoten met een semiautomatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk Ceska Zbrojovka, model 27. De rechtbank acht het op grond hiervan aannemelijk dat er met een wapen van dit merk en type op de woning is geschoten.
Het NFI concludeert op basis van het indicatief vergelijkend onderzoek naar de diverse kogels en hulzen die zijn gevonden bij de incidenten 1, 2 en 3, dat er aanwijzingen zijn dat de hiervoor genoemde acht hulzen en vier kogels zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen dat is gebruikt bij de schietpartij op 11 april 2023 in Middenbeemster (incident 1) en bij de beschieting van de woning op 13 april 2023 in Purmerend (incident 3).
Bij de voordeur van de woning heeft door het afsteken van de vuurwerkbom brand gewoed, waardoor de onderste ruit van de voordeur is gebroken. Het deurkozijn en de buitendeur zijn door de hitte aangetast. Door het ontbreken van voldoende brandstof heeft de brand zich niet verder kunnen ontwikkelen en is de schade relatief beperkt gebleven.
Verklaring van [de verdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 12 april 2023 met een man, van wie hij de naam niet wil noemen, in de auto van zijn vader naar de [straat van adres 2] in Purmerend is gereden. Toen hij daar aankwam heeft de man gevraagd te wachten. De man zei dat hij iemand wilde laten schrikken. Terwijl [de verdachte] aan het wachten was, hoorde hij een paar knallen. Daarna is hij met de man weggereden. De man vertelde aan [de verdachte] dat er was geschoten.
Camerabeelden
Uit camerabeelden volgt dat de door [de verdachte] gebruikte auto (met [kenteken] ; hierna: de auto) om 04.16 uur de [straat van adres 2] in rijdt. Een minuut later keert [de verdachte] de auto en zet deze aan de rechterkant van de straat stil. Om 04.18 uur doet [de verdachte] de lichten van de auto uit. Op camerabeelden van de [adres 2] is om 04.29 uur te zien dat een persoon iets voor de woning aansteekt en daarna richting de stoep loopt. Vervolgens zijn negen schoten hoorbaar. Om 04.30:05 uur doet [de verdachte] de koplampen van de auto weer aan. Om 04.30:47 loopt een persoon naar de passagierskant van de auto en stapt in. Vervolgens rijdt [de verdachte] weg.
Historische verkeersgegevens en ANPR-gegevens
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] (telefoonnummer eindigend op -6616) blijkt dat tussen 11 april 2023 om 21.51 uur en 12 april 2023 om 21.02 uur geen verbindingen zijn geregistreerd. Dit wijkt af van het normale gebruik van dit telefoonnummer. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 1] zijn telefoon met het nummer eindigend op -6616 direct na de schietpartij in Middenbeemster (incident 1) heeft uitgezet en gedurende circa 24 uur niet heeft gebruikt.
Amsterdam
De telefoon van [de verdachte] (telefoonnummer eindigend op -0870) bevindt zich in de avond van 11 april 2023 in Amsterdam. Rond 23.39 uur stralen de telefoons van [broer van medeverdachte 1] (hierna: [broer van medeverdachte 1] ), [medeverdachte 1] (met het telefoonnummer eindigend op -7499) en [de verdachte] aan in hetzelfde gebied in Amsterdam-West. Omstreeks 01.00 uur verplaatst de telefoon van [de verdachte] zich vanuit Amsterdam-West naar Amsterdam-Zuidoost. Om 02.26 uur is de telefoon van [de verdachte] terug in Amsterdam-West. De telefoon van [medeverdachte 1] registreert om 00.49 uur en 02.48 uur verbindingen in de omgeving van de Sloterplas in Amsterdam. Om 3.34 uur registreert het telefoonnummer van [de verdachte] een verbinding in de omgeving van de Coentunnel.
Reis Amsterdam - Middenbeemster
De auto van [de verdachte] verplaatst zich in 28 minuten van Amsterdam naar Middenbeemster. Om 03.38 uur registreert de telefoon van [de verdachte] een verbinding bij afslag Purmerend-Zuid en zes minuten later registreert de telefoon van [medeverdachte 1] (telefoonnummer eindigend op -7499) een verbinding aan de Purmerenderweg in Zuidoostbeemster. Deze zendmast biedt dekking aan de woning van [medeverdachte 1] in Middenbeemster. De hiervoor genoemde registratie van de telefoon van [medeverdachte 1] past bij de reisbewegingen van [de verdachte] . Om 04.02 uur registreert de telefoon van [de verdachte] een verbinding met een zendmast aan de Bamstraweg in Middenbeemster. Ook deze zendmast geeft dekking aan de woning van [medeverdachte 1] .
Reis Middenbeemster - Purmerend - Amsterdam
Om 04.12 uur rijdt [de verdachte] op de N244 (ter hoogte van hectometerpaal 20.6) en om 04.31 uur registreert de telefoon van [de verdachte] een verbinding met een zendmast op de Gorslaan in Purmerend. Eén minuut later passeert de auto van [de verdachte] een ANPR camera in zuidelijke richting aan de Gorslaan in Purmerend. De auto van [de verdachte] verplaatst zich daarna in de richting van Amsterdam-Noord, in de richting van knooppunt De Nieuwe Meer. In dit gebied straalt om 05.02 uur de telefoon van [de verdachte] aan, om 05.07 uur de telefoon van [broer van medeverdachte 1] en om 05.36 uur de telefoon van [medeverdachte 1] , steeds via de zendmast aan de Anderlechtlaan 181 in Amsterdam. Van 05.34 uur tot 06.41 uur worden met de telefoons van [medeverdachte 1] , [de verdachte] en [broer van medeverdachte 1] verschillende telefoonnummers van hotels gebeld.
Tapgesprek
Op 12 april 2023 vanaf 17.51 uur belt [de verdachte] met een onbekend gebleven persoon. Dit telefoongesprek, door de politie deels vertaald vanuit zogenoemde “Ish” straattaal, houdt voor zover relevant het volgende in:
[de verdachte] : Gisteren toch hebben wij een bom laten ontploffen en geschoten (poppen=schieten)
NN: Wat?
[de verdachte] : Geschoten
NN: Op wie?
[de verdachte] : Ik ken hem niet
[de verdachte] : Kogels (Ballas =kogels)
NN: Ik weet wat je bedoelt. Maar met jouw auto?
[de verdachte] : Ja broer
NN: Waar?
[de verdachte] : Purmerend (Purra=Purmerend)
NN: Lijp. Kreeg je daar maar 100 euro voor?
[de verdachte] : Nee
NN: Wat dan?
[de verdachte] : Ik word zo betaald
[de verdachte] : Eerst wisten wij het niet snap je?
NN: Ging hij het niet melden? (Melden is zeggen)
[de verdachte] : Nee, toen zei ik tegen die man: Wat is er gaande? Je kan beter eerlijk zijn. Je weet toch want hij deed vaag toch
NN: Jaaaa
[de verdachte] : Pap, pap, pap, toen zei ik aight ohh...ohh (Aight=ja/oke)
NN: Was het op huis of pand?
[de verdachte] : Ja broer
NN: Lijp
[de verdachte] : ntv
NN: Ging je hem daarna thuisbrengen?
[de verdachte] : Wie?
NN: Hem?
[de verdachte] : Nee, naar buurt
[de verdachte] : Lijp racen naar de buurt (lachen)
(…)
[de verdachte] : Er was gisteren geschoten op [voornaam medeverdachte 1] (fon.) toch?
NN: Hebben ze hem geschoten?
[de verdachte] : Ja en hij blaaste terug ook. Gewoon voor z’n osso waar z’n pa bij was alles
NN: Echt?
[de verdachte] : Vijf niggers of zo
NN: ntv
[de verdachte] : Ja. Ze belden bij hem aan, zeiden ze, We zoeken Collin (NG)
NN: Collin? Hoezo Collin?
[de verdachte] : Ik weet niet, Z’n pa zegt: Collin? Wie is Collin? Er is hier geen Collin.
NN Ja.
[de verdachte] : En [voornaam medeverdachte 1] (NG) komt naar beneden en zei: Wie zijn jullie? Hij zegt wacht op de hoek een minuut kom ik terug.
NN: Ja
[de verdachte] : En hij komt zo terug, pap, pap, pap. Pap, pap, pap. Die niggers zeggen kom praten. We willen allen praten. Hij zegt broer we kunnen ook op afstand praten toch,
dit dat.
NN: Ja
[de verdachte] : Dit dat, hij gaat zo mee, pap, pap, pap. In ene komen er een paar niggers van de andere kanten
NN: Hmhm
[de verdachte] ; Ze moesten die bradda hebben, eentje trekt die P maar hij moest nog laden, maar die van [voornaam medeverdachte 1] (NG) was nog geladen. Hij loste op zij en hun lossen ook, en ze beginnen met z’n vijven te rennen. En nu hij heeft eentje geraakt volgens mij.
NN: ...ntv...
[de verdachte] : Maar die kankermongool heeft mij geboord. Snap je?
NN: Wat dan?
[de verdachte] : Hij zei van: Kun je me naar osso brengen?
NN: Ja
[de verdachte] : Wist je nog
NN: Ja
[de verdachte] : Ik zei... ntv... geen stress. Nu komen in Purra (fon) in ene hij zegt zo van: Als je scotoe ziet dit dat, je weet toch blijf pitch (fon) ik zeg broer wat. Ntv. Dit dat. En toen had ie het verteld.
NN: En toen centen en zo?
[de verdachte] : Ja bro kankerzielig
Met wie is [de verdachte] naar Purmerend gereden?
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat [de verdachte] in de nacht van 11 op 12 april 2024 samen met [medeverdachte 1] naar de [adres 2] in Purmerend is gereden. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
In de eerste plaats zegt [de verdachte] in het hiervoor weergegeven telefoongesprek van 12 april 2023 tegen een onbekende derde: “Gisteren toch hebben wij een bom laten ontploffen en geschoten”. Ook zegt [de verdachte] dat hij “hem” daarna niet naar huis maar naar de “buurt” heeft gebracht. Deze opmerkingen passen bij de hiervoor beschreven reisbewegingen en zendmastgegevens van de telefoons van [de verdachte] en [medeverdachte 1] , waaronder dat hun telefoons om ongeveer 03.45 uur hetzelfde dekkingsgebied in Zuidoostbeemster aanstralen.
Bovendien merkt [de verdachte] in datzelfde telefoongesprek op dat het vuurwapen van “ [voornaam medeverdachte 1] ” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) nog was geladen en dat hij heeft geschoten (“Hij loste op zij”). Direct daarna, aldus refererend aan [medeverdachte 1] , zegt [de verdachte] : “Maar die kankermongool heeft mij geboord. Snap je?”.
Op de vraag van de onbekende derde wat [de verdachte] daarmee bedoelt, zegt [de verdachte] : “Hij zei van: Kun je me naar osso brengen? (…) Ik zei... ntv... geen stress. Nu komen in Purra (de rechtbank begrijpt: Purmerend) in ene hij zegt zo van: Als je scotoe (de rechtbank begrijpt: politie) ziet dit dat, je weet toch blijf pitch (fon) ik zeg broer wat. Ntv. Dit dat. En toen had ie het verteld.”
De rechtbank leidt hieruit af dat [de verdachte] met “die kankermongool” [medeverdachte 1] heeft bedoeld, die hem pas in Purmerend heeft verteld wat het plan was.
De tussenconclusie is dat [de verdachte] met de opmerking “wij hebben een bom laten ontploffen en geschoten”, het over zichzelf en [medeverdachte 1] heeft.
Uit de verklaring van [de verdachte] leidt de rechtbank verder af dat hij met één ander persoon in de [straat van adres 2] in Purmerend is geweest. Uit de camerabeelden volgt ook dat [de verdachte] in de auto is blijven zitten, terwijl de andere persoon op de woning heeft geschoten en een vuurwerkbom voor de deur van de woning heeft aangestoken.
Gelet op al het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] op de woning heeft geschoten waar [persoon 1] destijds verbleef en dat hij de vuurwerkbom bij die woning tot ontploffing heeft gebracht. [medeverdachte 1] heeft daarbij vermoedelijk gebruik gemaakt van het vuurwapen waarmee hij de avond daarvoor in Middenbeemster had geschoten.
Vrijspraak voorbereidingshandelingen
De officier van justitie heeft betoogd dat [de verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor moord, doodslag of zware mishandeling met voorbedachten rade, door een auto, een vuurwapen en een vuurwerkbom voorhanden te hebben. Dit standpunt wordt niet gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [de verdachte] eerder dan in de auto op weg naar Purmerend op de hoogte is geraakt van het plan om een aanslag op de woning van [persoon 1] te plegen. Op basis van het dossier kan dan ook niet worden vastgesteld dat [de verdachte] betrokken is geweest bij de voorbereiding van een dergelijk plan. De rechtbank zal [de verdachte] daarom van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen vrijspreken.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] niet is komen vast te staan. [de verdachte] zal daarom van de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
De vervolgvraag is of [de verdachte] medeplichtig is geweest aan feit 2 (het teweegbrengen van een ontploffing) en feit 3 (bedreiging). De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, en legt hierna uit waarom.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op zowel de behulpzaamheid als op het gepleegde misdrijf (het gronddelict). Dit wordt ook wel dubbel opzet genoemd.
Ongeveer twee uur na de schietpartij van 11 april 2023 zijn [medeverdachte 1] , [de verdachte] en [broer van medeverdachte 1] samengekomen in Amsterdam. Gelet op dit korte tijdsbestek en de impact die een schietpartij naar zijn algemeenheid heeft, gaat de rechtbank ervan uit dat [de verdachte] toen door [medeverdachte 1] van de schietpartij op de hoogte is gebracht. [de verdachte] wist dus dat [medeverdachte 1] zojuist was beschoten en dat ook [medeverdachte 1] had geschoten. Dit wordt ondersteund door het hiervoor genoemde tapgesprek van 12 april 2023 tussen [de verdachte] en een onbekende derde, waarin [de verdachte] tot in detail vertelt over de schietpartij van 11 april 2023 in Middenbeemster. [medeverdachte 1] heeft diezelfde nacht nog aan [de verdachte] gevraagd om hem naar een woning in Purmerend te rijden, te weten de woning waar [persoon 1] - die kort daarvoor op [medeverdachte 1] had geschoten - destijds een kamer huurde. Volgens de verklaring van [de verdachte] heeft [medeverdachte 1] hem gevraagd bij de woning te wachten en gezegd dat hij iemand wilde laten schrikken. Uit voormeld tapgesprek volgt dat [medeverdachte 1] in de auto instructies aan [de verdachte] heeft gegeven voor als hij politie (“scotoe”) zou zien en dat [medeverdachte 1] “het” toen had verteld. [de verdachte] heeft de auto in de [straat van adres 2] geparkeerd en de autolichten gedimd. Vervolgens is [medeverdachte 1] uitgestapt en hij heeft een vuurwerkbom voor de woning tot ontploffing gebracht en op de woning geschoten. [de verdachte] heeft in de auto op [medeverdachte 1] gewacht. Na deze aanslag heeft [de verdachte] [medeverdachte 1] met de auto naar Amsterdam gebracht. [de verdachte] zou geld krijgen voor de rit naar Purmerend.
[de verdachte] heeft verklaard dat hij, terwijl hij aan het wachten was, een paar knallen hoorde. Hij zou niet hebben geweten dat [medeverdachte 1] de woning zou beschieten en een vuurwerkbom zou plaatsen. De rechtbank vindt dit onderdeel van de verklaring van [de verdachte] niet geloofwaardig. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [de verdachte] voorafgaand aan de aanslag - in ieder geval in de auto - op de hoogte is geraakt van het plan om de woning te beschieten en een vuurwerkbom te plaatsen.
[de verdachte] heeft [medeverdachte 1] opzettelijk geholpen bij het plegen van deze misdrijven, door [medeverdachte 1] naar de betreffende woning te brengen, op hem te blijven wachten en de vlucht voor [medeverdachte 1] mogelijk te maken. Hij is daarom medeplichtig aan het teweegbrengen van de ontploffing en de bedreiging. De bijdrage van [de verdachte] acht de rechtbank te gering om hem als medepleger aan te merken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [de verdachte] medeplichtig is aan het teweegbrengen van een ontploffing (feit 2 subsidiair) en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht (feit 3 subsidiair).