Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:6875

Op 25 November 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08-952033-16 en 99-000463-36 (v.i.), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:6875. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08-952033-16 en 99-000463-36 (v.i.)
Datum uitspraak:
25 November 2025
Datum publicatie:
1 December 2025

Indicatie

De rechtbank wijst de vordering tot achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

v.i. zaaknummer: 99-000463-36

parketnummer: 08-952033-16

datum beslissing: 25 november 2025

Beslissing van de meervoudige kamer op de vordering van het Openbaar Ministerie ex artikel 6:6:8 (oud) Wetboek van Strafvordering (Sv) tot afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 op [geboorteplaats] ,

nu gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] ,

hierna: de veroordeelde.

1
Het verloop van de procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van

22 december 2017 is aan de veroordeelde opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren met aftrek van de tijd die de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Op 16 september 2024 is de veroordeelde na het besluit Voorwaardelijke Invrijheidstelling (hierna: v.i.) van 13 september 2024 feitelijk in vrijheid gesteld onder algemene en bijzondere voorwaarden en met toepassing van de artikelen 6:2:10 en 6:2:11 Sv (oud). Op 29 november 2024 is de veroordeelde vanwege het overtreden van de gestelde voorwaarden aangehouden en is een vordering tot schorsing van de v.i. ingediend. Deze vordering is bij beslissing van 2 december 2024 toegewezen. Op diezelfde dag is door de officier van justitie een vordering tot herroeping van de v.i. ingediend, die ertoe strekte de v.i. voor een periode van 365 dagen te herroepen. Deze vordering is bij beslissing van deze rechtbank van

31 januari 2025 toegewezen.

De voorlopige v.i.-datum is berekend op 29 november 2025. In het geval van een invrijheidstelling bedraagt het strafrestant 494 dagen en de v.i.-proeftijd 785 dagen.

2
De vordering

De officier van justitie heeft op 29 oktober 2025 een vordering tot afstel van de v.i. ingediend. Deze vordering strekt ertoe dat de rechtbank bepaalt dat de v.i. geheel achterwege wordt gelaten. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het risico op het plegen van nieuwe (gewelds)delicten nog altijd als hoog wordt ingeschat, omdat het recidiverisico onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, omdat de veroordeelde niet bereid is zich te houden aan eventuele v.i.-voorwaarden.

3
De behandeling ter terechtzitting

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:

het veroordelend vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 22 december 2017 waarin aan de veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren is opgelegd;

de beslissing tot herroeping v.i. voor de duur van 365 dagen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 31 januari 2025;

het v.i.-advies van Tactus Verslavingszorg van 31 maart 2025, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker;

het v.i.-advies van de P.I. [verblijfplaats] van 12 september 2025, opgemaakt door (maar niet ondertekend door) de plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

De rechtbank heeft ter openbare terechtzitting van 18 november 2025 de officier van justitie en de veroordeelde met zijn raadsman, mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, gehoord.

Verder heeft de rechtbank [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker bij Tactus Verslavingszorg, en [reclasseringswerker 3] , casemanager in de P.I. [verblijfplaats] , als deskundigen gehoord onder het verband van de door de deskundigen in handen van de voorzitter ter zitting afgelegde belofte om naar waarheid en geweten te verklaren.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.

De veroordeelde en zijn raadsman hebben ter zitting geen bezwaar gemaakt tegen de vordering tot afstel van de v.i. De veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij wil kunnen blowen als hij vrijkomt en dat hij geen enkele behoefte heeft aan contact met of begeleiding door de reclassering in welke vorm dan ook. Hij zit liever het restant van de op 22 december 2017 aan hem opgelegde gevangenisstraf van elf jaren volledig uit.

Overwegingen

4
De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vordering, nu deze tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze is ingediend en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Het toetsingskader

Artikel 6:2:11 lid 1 Sv (oud) bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van zijn proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Op grond van artikel 6:2:11 lid 2 Sv (oud) kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden worden gesteld. Wanneer door het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt, kan de v.i. op grond van artikel 6:2:12, eerste lid, aanhef en onder d Sv (oud) worden uitgesteld of achterwege blijven.

De adviezen van de reclassering en de P.I.

In het reclasseringsrapport van 31 maart 2025 is te lezen dat de veroordeelde op

17 maart 2025 door de reclassering is bezocht in de P.I. in [plaats 1] voor een gesprek in het kader van het v.i.-advies. Voorafgaand aan dit gesprek heeft de toenmalige casemanager van die P.I. contact opgenomen met de reclassering en medegedeeld dat de veroordeelde veel boosheid heeft richting justitie en dreigende uitspraken doet. Deze uitspraken doet hij in zodanige mate dat de casemanager het idee heeft dat de veroordeelde mogelijk in staat is om tot actie over te gaan en geweld te plegen tegen justitie. Tijdens het adviesgesprek loopt de frustratie van de veroordeelde op en geeft hij te kennen dat hij niets te maken wil hebben met justitie en de reclassering. De veroordeelde doet uitspraken als “jullie hebben een monster van mij gemaakt” en “ik zal erger dan een terrorist zijn”. Daarnaast zegt hij dat hij een trein wil opblazen. Ook geeft de veroordeelde aan dat zijn boosheid er een keer uit moet. De veroordeelde staat er niet voor open zich te conformeren aan bijzondere voorwaarden tijdens een v.i. en hij wil dat justitie hem met rust laat. De reclassering schat de risico’s op recidive en letsel in als hoog. Redenen hiervoor zijn de zorgwekkende uitspraken van de veroordeelde, zijn beperkte probleemoplossend vermogen en de omstandigheid dat hij geweld en vergelding als enige uitweg ziet om zijn boosheid terug te dringen. Ook het risico op onttrekking op voorwaarden wordt ingeschat als hoog omdat de veroordeelde duidelijk aangeeft niet mee te willen werken aan voorwaarden, wat wordt bevestigd door het verloop van de eerdere v.i. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan afstel van de v.i. en ziet geen mogelijkheden om met bijzondere voorwaarden de risico’s tijdens de proeftijd te beperken.

In het v.i. advies van de P.I. [verblijfplaats], waar de veroordeelde sinds 16 mei 2025 verblijft, staat het volgende beschreven. De veroordeelde is over het algemeen rustig en correct in het contact binnen de P.I. [plaats 2], wanneer wordt gesproken over de reclassering en justitie toont hij enorme aversie. De veroordeelde doet uitspraken als “justitie heeft mij gemaakt tot wie ik ben” en “als ik iemand moet schieten, dan schiet ik, er zijn zat mensen buiten die daarop kunnen wachten”. De veroordeelde heeft vanaf zijn komst in de P.I. [verblijfplaats] laten weten dat hij niet in gesprek wil of wil samenwerken met justitie en de reclassering. Hij wil blowen, geen behandeling volgen en zit liever zijn volledige straf uit dan dat hij meewerkt aan voorwaarden en wordt gemonitord door de reclassering. De risico’s op onttrekking aan voorwaarden worden – gelet op de uitspraken van de veroordeelde, de eerder verleende v.i. en de herroeping daarvan wegens het niet houden aan voorwaarden – ingeschat als hoog. Ook het risico op zowel algemene als geweldsrecidive wordt ingeschat als hoog gezien het delictverleden van de veroordeelde, het uitblijven van behandeling en de houding van de veroordeelde. Geadviseerd wordt om te beslissen tot afstel van de v.i.

Beide deskundigen hebben ter zitting medegedeeld de adviezen te handhaven en geen aanvullingen te hebben.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat dat de situatie zoals omschreven in artikel 6:2:12, eerste lid, aanhef en onder d Sv (oud) zich voordoet. Tegenover de reclassering, de casemanager in de P.I. en de rechtbank heeft de veroordeelde eenduidig en stelselmatig verklaard dat hij – terwijl sprake is van een hoog risico op recidive – niet mee zal werken aan bijzondere voorwaarden en hij liever zijn straf uitzit. Dit maakt dat het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. De rechtbank zal de vordering tot het achterwege laten van de v.i. dan ook toewijzen.

Beslissing

5
De beslissing

De rechtbank:

- wijst de vordering tot achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe.

Deze beslissing is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. E. Venekatte en

mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2025.