7
De vordering(en) van de benadeelde partij(en)
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4.224,-, waarvan € 3.024,- aan materiële schade en € 1.200,- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De materiële schade bestaat uit € 3.024,- aan reparatie- en schoonmaakkosten van de auto van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de schade in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu deze kosten niet zijn betwist, wijst de rechtbank de vordering in zoverre toe.
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij daarnaast nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. In dit geval liggen de nadelige gevolgen voor de benadeelde, gelet op de aard en de ernst van de normschending, zo voor de hand dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend, acht de rechtbank het gehele gevorderde bedrag van € 1.200,- toewijsbaar.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 5 juli 2024.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 381 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.224,-, waarvan € 3.024,- aan materiële schade en € 1.200,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 4.224,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, en mr. V.M. Schotanus en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 1 december 2025.
Mr. Schotanus is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5/6 juli 2024 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, op de openbare weg, de Klundertseweg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van autosleutels en/of een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), door die [slachtoffer] van achteren te benaderen en/of bij het gezicht/de mond vast te pakken en/of in de kaken te knijpen en/of een arm om de nek/hals te slaan en/of bij de adamsappel vast te pakken en/of op de grond te duwen;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )