Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en onder 2
ten laste gelegde. Zij heeft daartoe -kort weergegeven- aangevoerd dat gelet op het handelen van verdachte op zijn minst sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat
de op 3 januari 2020 en 23 april 2020 aangetroffen vuurwapens en de bijbehorende munitie direct aan verdachte te linken zijn. De officier van justitie merkt nog op dat zij de overtuiging heeft dat het op 29 februari 2020 aangetroffen vuurwapen ook in het bezit is geweest van verdachte, maar wegens gebrek aan objectief verifieerbaar bewijs is dit wapen niet op de tenlastelegging meegenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Zij heeft daartoe het volgende -kort weergegeven- aangevoerd.
Verdachte heeft een open proceshouding en heeft in een vroeg stadium op een overtuigende wijze inzicht gegeven in wat er in zijn hoofd omging kort voor het schietincident. Verdachte had een conflict met zekere personen en was bang om door hen geliquideerd te worden. Hij bevond zich eind 2019 in een benarde situatie en verbleef op plaatsen waar hij zich kon verschuilen, waaronder in de woning aan de
[straatnaam]
te Paterswolde. Kort voor het schietincident plaatshad, verkeerde verdachte in de veronderstelling dat de politie reeds vertrokken was. Die veronderstelling was gebaseerd op het feit dat hij een politiewagen met gedoofde lichten had zien langsrijden. Verdachte wist niet dat de personen die in de steeg liepen, politieagenten waren. Verdachte is ervan uitgegaan dat daar de personen liepen die hem wilden liquideren. Verdachte was zeer angstig en besloot om met zijn vuurwapen een waarschuwingsschot te lossen om de desbetreffende personen af te schrikken, zodat hij zichzelf in veiligheid kon brengen. Verdachte heeft zeker niet geschoten in de richting van die personen. Verdachte deed zijn arm omhoog en schoot schuin de lucht in, in een hoek van 60 graden. Verdachte stond om de hoek en alleen zijn arm ging de steeg in. Hij had geen opzet op het doden van de desbetreffende personen. De forensische bevindingen sluiten niet uit dat deze verklaring van verdachte juist is. Bovendien kunnen de in het stalen damwandprofiel aangetroffen schotbeschadigingen op een ander moment (dan in de nacht van 3 januari 2020) zijn ontstaan. De verklaringen van verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
wijken af van de verklaring van verdachte, maar dat is ook niet zo vreemd nu verbalisanten zich in een benarde situatie bevonden en overmand waren door emoties. Wellicht dat de verbalisanten daardoor onjuiste waarnemingen hebben gedaan. Aan hun waarnemingen mag daarom niet méér waarde worden toegekend dan aan de waarnemingen van verdachte.
Het strafdossier bevat aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een poging doodslag, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat slechts wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad dat, op zijn aanwijzing, in de nacht van 3 januari 2020 is aangetroffen achter een vuilnisbak in de tuin behorende bij het perceel
[straatnaam]
. Verdachte heeft geen wetenschap van en beschikkingsmacht gehad over de andere twee aangetroffen vuurwapens.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Meldkamergesprek
Op 3 januari 2020, 2:31:54 uur, komt bij de meldkamer een melding binnen van
[getuige]
.
[getuige]
vertelt aan de centralist dat zij in Paterswolde zit met haar ex-vriend, dat hij allemaal doorgeladen wapens heeft en dat hij haar slaat.
[getuige]
geeft vervolgens aan dat hij er nu vandoor gaat en dat zij, omdat hij nu weg is, weer kan ophangen. Zij verbreekt daarop de verbinding. De centralist belt
[getuige]
terug om 2:34:28 uur.
[getuige]
geeft aan dat ze heeft gebeld omdat ze bang was en haar vriend niet wilde weggaan. Hij heeft haar met de vlakke hand in haar gezicht geslagen. Dit gebeurde omdat hij aan de coke zit en aan de drank. Hij zei dat hij iemand dood zou schieten. Het maakte haar bang. Ze wil niet dat de politie nog bij haar langskomt, want hij is inmiddels vertrokken en hij komt toch niet weer terug want ze heeft de politie toch al gebeld.
Bevindingen verbalisanten
Verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
krijgen op 3 januari 2020, omstreeks 2:32 uur, het verzoek van de meldkamer om naar de
[straatnaam]
te Paterswolde te gaan.
Hier zou meldster
[getuige]
aanwezig zijn. De meldkamer geeft aan dat
[getuige]
inmiddels heeft aangegeven dat de politie niet meer hoeft te komen, maar verzoekt verbalisanten alsnog ter plaatse te gaan om te kijken of alles goed gaat met haar.
In de woning aan de
[straatnaam]
treffen verbalisanten
[getuige]
aan.
[getuige]
verklaart dat zij samen met haar ex-vriend in de woning verblijft. Zij weet niet wie de eigenaar van de woning is en de vaste bewoner van het huis is niet aanwezig.
[getuige]
vindt het goed dat verbalisanten de woning controleren om te kijken of er echt niemand meer aanwezig is. Verbalisanten controleren de bijkeuken en de bovenverdieping, maar treffen niemand aan.
[getuige]
geeft aan dat haar moeder onderweg is vanuit Amsterdam om haar op te halen. Hierop verlaten verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
de woning. Terwijl zij richting de dienstauto lopen die voor de woning aan de
[straatnaam]
geparkeerd staat, spreekt verbalisant
[slachtoffer 1]
uit dat hij een onderbuikgevoel heeft dat er nog iemand in de buurt verstopt zou kunnen zitten. Hierop lopen verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
samen langs de rechterzijde van de woning, om in de tuin achter de woning te kijken. Zij schijnen daarbij met zaklampen. In de tuin zien zij geen persoon of andere bijzonderheden.
De woning aan de
[straatnaam]
betreft een hoekwoning. Tussen de woning genummerd
[nummer]
en
[nummer]
bevindt zich -in de volledige lengte van de woning genummerd
[nummer]
inclusief de tuin en de garage/schuur- een steeg/brandgang, die uitkomt op een soort
T-splitsing, met een steeg/brandgang naar links achter de woningen langs. Deze brandgang loopt achter de woningen
[straatnaam]
tot en met
[nummer]
langs, waar de brandgang bij de woning genummerd
[nummer]
(eveneens een hoekwoning) weer op de
[straatnaam]
uitkomt.
Verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
besluiten de steeg (die uitkomt op de T-splitsing) in te lopen. Verbalisant
[slachtoffer 2]
loopt voorop en verbalisant
[slachtoffer 1]
loopt schuin achter hem. Verbalisanten hebben hun uniform aan en praten op een normale toon tegen elkaar. Zij schijnen met hun zaklampen. Verbalisant
[slachtoffer 2]
heeft zijn portofoon aan en geen oortje in. Het portofoonverkeer is daarom hoorbaar. Nadat zij een aantal meters de steeg zijn ingelopen, ziet verbalisant
[slachtoffer 1]
uit het niets, op ooghoogte, een aantal vuurstoten. Tegelijk hoort hij een aantal knallen. Verbalisant
[slachtoffer 1]
herkent deze vuurstoten als mondingsvuur dat ontstaat bij het gebruik van een vuurwapen. In zijn beleving ziet hij dit vier à vijf keer. Verbalisant
[slachtoffer 1]
schat in dat de persoon die op hen schiet ongeveer drie à vier meter van hen vandaan staat. Verbalisant
[slachtoffer 1]
heeft de schutter niet gezien.
Verbalisant
[slachtoffer 2]
verklaart dat vier, hooguit vijf meter voor de T-splitsing er van links iemand aan komt lopen die gelijk begint te schieten.
Het is een vrij jonge man, niet zo groot. Hij heeft een hoody op en iets in zijn handen waar vuur uitkomt. De man staat midden op de T-splitsing stil en schiet. In de beleving van verbalisant
[slachtoffer 2]
heeft de man twee, drie, of vier keer geschoten. Verbalisant
[slachtoffer 2]
pakt hierop zijn vuurwapen en schiet terug. Verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
rennen vervolgens achteruit terug door de steeg en zoeken dekking achter de dienstauto die geparkeerd staat tegenover de woning aan de
[straatnaam]
.Vervolgens zetten zij een vuurlijn op de steeg naast de woning aan de
[straatnaam]
en een vuurlijn op de steeg naast de woning aan de
[straatnaam]
.
Verbalisanten
[verbalisant 1]
en
[verbalisant 2]
horen over de portofoon dat collega's
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
zijn beschoten en rijden met spoed naar de
[straatnaam]
.
Zij komen ter plaatse en verlenen assistentie. De collega's van de Ondersteuningsgroep Noord-Nederland (OGNN) komen kort hierna ook ter plaatse en nemen de positie over van de verbalisanten.
Nadat de aanwezigen in de woning
[straatnaam]
worden gesommeerd naar buiten te komen, opent
[getuige]
de voordeur en loopt zij met haar handen omhoog naar buiten.
Kort hierna komt verdachte vanaf de oprit van de woning aan de
[straatnaam]
tevoorschijn. Diverse verbalisanten en getuigen, buurtbewoners, verklaren dat verdachte in alle staten is. Hij schreeuwt, tiert en is verbaal zeer agressief, zowel richting de verbalisanten als richting
[getuige]
.
Verdachte wordt vervolgens aangehouden. Hij geeft aan dat er een doorgeladen vuurwapen en een mes achter de vuilnisbak in de achtertuin van de
[straatnaam]
ligt.
Op het perceel van de
[straatnaam]
worden daarop, achter een vuilnisbak in de achtertuin, een vuurwapen en een mes aangetroffen, zoals aangegeven door verdachte.
Aantreffen vuurwapens en munitie
In de directe omgeving van de
[straatnaam]
zijn gedurende het politieonderzoek nog twee vuurwapens gevonden.
Op 29 februari 2020 wordt door een buurtbewoner een vuurwapen aangetroffen tijdens schoonmaakwerkzaamheden van het dak van het gebouw gelegen achter (en behorende bij) het pand aan de
[straatnaam]
te Paterswolde. Achter het gebouw loopt een brandgang.
De brandgang grenst aan de woningen aan de
[straatnaam]
tot en met
[nummer]
.
Op 23 april 2020 wordt door de politie met een drone gezocht naar een derde vuurwapen dat verdachte mogelijk bij zich zou hebben gehad. Het zoekgebied beslaat het gebied boven en rondom de percelen
[straatnaam]
en
[nummer]
. Na onderzoek treft de politie in een stuk grasland, gelegen achter het pand
[straatnaam]
te Paterswolde een derde vuurwapen aan .
Uit forensisch onderzoek door verbalisant
[verbalisant 4]
, werkzaam als materiedeskundige bij de specialistische ondersteuning, afdeling Wapens, Munitie en Explosieven, blijkt dat het op
3 januari 2020 op het perceel
[straatnaam]
te Paterswolde aangetroffen vuurwapen (hierna: vuurwapen 1, met spoor identificatienummer (hierna: SIN): AAN04824NL) een pistool van het merk/type Zoraki M906 betreft, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Het op 29 februari 2020 aangetroffen vuurwapen (hierna: vuurwapen 2, met SIN: AAM07271NL) betreft eveneens een pistool van het merk/type Zoraki, M906, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Het op 23 april 2020 aangetroffen vuurwapen (hierna: vuurwapen 3, met SIN: AAN19061NL) betreft eveneens een pistool van het merk Zoraki, model 906-B, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Na zijn aanhouding op 3 januari 2020 wordt verdachte overgebracht naar het cellencomplex Hooghoudt te Groningen. Aldaar wordt hij gefouilleerd. Er worden in zijn linker broekzak drie scherpe patronen en in zijn rechter broekzak vier scherpe patronen aangetroffen.
De woning aan de
[straatnaam]
te Paterswolde is naar aanleiding van het incident doorzocht. Daarbij zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, waaronder zeven sledes (onderdelen van vuurwapens) en meerdere patronen.
Tapgesprekken
Tijdens het politieonderzoek is telefoonverkeer afgeluisterd. Uit de tapgesprekken blijkt dat meerdere gesprekken zijn gevoerd tussen verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond, en
[getuige]
, waarbij gesproken is over het schietincident. Uit een uitgewerkt tapgesprek van 3 februari 2020 tussen
[getuige]
en “NN-vrouw” blijkt -onder meer- dat
[getuige]
tegen haar heeft verklaard dat verdachte de nacht van 3 januari 2020 helemaal was doorgesnoven, onder de alcohol zat en naar buiten is gegaan met drie geladen pistolen.
Forensisch onderzoek
Uit forensisch onderzoek blijkt dat er schotresten zijn aangetroffen op de onderzoeksset schiethanden waarmee de handen van verdachte zijn bemonsterd.
Verder is, op vuurwapen 1, DNA-profiel van ten minste twee personen aangetroffen, waarbij het DNA afkomstig kan zijn van verdachte en een onbekende vrouw.
De verkregen DNA-mengprofielen AANO4824NL#01, #02, #03, #04, #05en #09 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte
[verdachte]
en één willekeurige onbekende persoon dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Tijdens forensisch onderzoek ter plaatse zijn door verbalisant
[verbalisant 5]
, werkzaam als forensisch technisch rechercheur/materiedeskundige bij de specialistische ondersteuning, afdeling Wapens, Munitie en Explosieven, twee schotbeschadigingen aangetroffen op een damwandprofiel dat aan de garage/schuur op perceel
[straatnaam]
is bevestigd.
Deze twee schotbeschadigingen bevinden zich in één lijn. De eerste schotbeschadiging, gezien vanuit de richting van de T-splitsing van de brandgang, is een ricochet (afkets) beschadiging. De volgende beschadiging is een inslagbeschadiging.
Gezien de aangetroffen ricochet- en inslagbeschadiging is te verklaren dat het projectiel op het damwandprofiel is gericocheerd en vervolgens nogmaals op het damwandprofiel is ingeslagen, maar niet is gepenetreerd. Gezien de aangetroffen schotbeschadigingen is de meest waarschijnlijke verklaring dat er een projectiel middels een vuurwapen is afgevuurd vanaf een positie van de T-splitsing van de brandgang in de richting van de
[straatnaam]
.
Door verbalisant
[verbalisant 6]
is, bij het forensisch onderzoek ter plaatse, aan het einde van de steeg, op de oprit bij perceel
[straatnaam]
, een gedeformeerd projectiel (SIN: AANI4962NL)
aangetroffen. Dit projectiel is veiliggesteld.
Vervolgens is verbalisant
[verbalisant 6]
de steeg tussen de huisnummers
[nummer]
en
[nummer]
ingelopen vanaf de voorkant van de woningen. Rechts is de steeg voorzien van bosschages. Links bevindt zich de tuinafscheiding van perceel
[nummer]
. Aan het einde van de steeg bevindt zich links de losstaande schuur (ook wel: de garage) behorende bij perceel
[nummer]
. In de damwandbeplating van de schuur bevindt zich in het midden op ooghoogte een beschadiging. Aan het einde van de steeg rechts onder de bosschages is een patroon (SIN: AANI4963NL) aangetroffen. Deze patroon is veiliggesteld.
Er loopt een betegeld pad haaks op de steeg. Dit pad loopt naar rechts voorbij de achtertuin van perceel
[nummer]
dood. Links loopt dit pad achter de tuinen langs door tot voorbij perceel nummer
[nummer]
. Het pad komt uit op de steeg naast perceel
[nummer]
. Ter hoogte van de steeg tussen de percelen
[nummer]
en
[nummer]
, achter de daar aanwezige schuur, slaat de getrainde hond aan. Dit is vanaf de achterzijde gezien rechts in de hoek waar de paden haaks op elkaar lopen. Tussen de afgevallen bladeren onder de bosschages heeft de getrainde hond iets gevonden. De hondenbegeleider schuift wat bladeren aan de kant en verbalisant
[verbalisant 6]
ziet een huls liggen. Deze huls is veiliggesteld (SIN: AANI4964NL).
De hondenbegeleider geeft aan dat deze huls nog vers moet zijn, omdat de hond aanslaat.
De huls ligt tegenover de plek waar eerder de patroon (SIN: AANI4963NL) is veiliggesteld.
De richochetbeschadiging aan de damwand (AANI4971NL), de aangetroffen kogel (AAN14962NL; het gedeformeerde projectiel) en de aangetroffen huls (AANI4964NL) zijn onderzocht door het NFI.
Het NFI concludeert als volgt:
"Vraag 1: het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de huls (AANI4964NL) en de kogel (AANI4962NL) zijn verschoten met een ander vuurwapen dan het vuurwapen (AAN04824NL) (noot griffier: vuurwapen 1)
(…)
Vraag 3
Op de kogel (AANI4962NL) zijn deeltjes aangetroffen waarvan de samenstelling overeenkomt met de verschillende materialen uit de stalen wand (AANI4971NL).
Zowel de kunststoflaag op de buitenzijde van de stalen wand als het zink van het gegalvaniseerde staal zijn aangetroffen. Dit maakt het erg aannemelijk dat er contact is geweest tussen kogel en de stalen wand."
Het NFI concludeert voorts als volgt:
"Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de huls (AANI4964NL), aangetroffen na een schietincident in Paterswolde op 3 januari 2020, is verschoten met het vuurwapen (AANI9061NL). (noot griffier: vuurwapen 3)
(…)
Huls
Voor de huls (AANI4964NL) en het vuurwapen (AANI9061NL) zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: de huls is verschoten met het vuurwapen;
Hypothese 2: de huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Kogel
Voor de kogel (AANI4962NL) en het vuurwapen (AANI9061NL) zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: de kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen;
Hypothese 4: de kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn ongeveer even waarschijnlijk wanneer hypothese 3 waar is, als wanneer hypothese 4 waar is."
Uit aanvullende informatie van het NFI blijkt dat voor de kogel (AAN14962NL) geen aanwijzingen werden gevonden of deze met het hiervoor genoemde vuurwapen (AAN19061NL) of met een ander vuurwapen is verschoten.
Verklaringen verdachte
Verdachte verklaart dat hij zat ondergedoken in de woning aan de
[straatnaam]
te Paterswolde vanwege een conflict met zekere personen. Daarnaast stond hij gesignaleerd in het politiesysteem.
In de nacht van 3 januari 2020 had hij ruzie met zijn vriendin
[getuige]
. Toen
[getuige]
daarop de politie belde en benoemde dat zij zich in Paterswolde bevond, verliet hij de woning, bewapend met één vuurwapen, een aantal kogels en een mes. Hij wilde niet door de politie worden opgepakt.
Hij heeft zich enige tijd buiten schuilgehouden rondom de woning aan de
[straatnaam]
. Op een gegeven moment zag hij een politieauto met gedoofde lichten uit de straat wegrijden. Hij dacht toen dat hij veilig voor de politie was, maar toen hij na een tijdje de steeg inliep langs de woning aan de
[straatnaam]
, zag hij plots lichten in de tuin. Verdachte vreesde op dat moment voor zijn leven, omdat hij bang was om geliquideerd te worden. Er waren immers zekere personen die hem wat aan wilden doen. In de weken voorafgaand aan het schietincident had hij een observatieauto met camera's gericht op de woning aan de
[straatnaam]
in de straat zien staan. Dit betrof een rode Renault Mégane. Hij dacht toen dat die zekere personen hem in de gaten hielden.
Ten tijde van het schietincident stond hij achter de garage/schuur behorende bij de woning aan de
[straatnaam]
, op de hoek, aan het einde van de steeg links, gezien vanaf de voorkant van de woningen. Hij ging ervan uit dat er andere personen dan de politie op hem af kwamen. Hij meende dus dat dit de personen waren die hem wilden liquideren. Toen deze personen dichterbij kwamen, stak hij zijn arm de steeg in, stak deze omhoog, waarna hij met zijn vuurwapen, te weten het vuurwapen dat hij later achter de vuilnisbak in de achtertuin van de
[straatnaam]
heeft gelegd, een waarschuwingsschot heeft gelost. Hij had tijdens het wachten zijn vuurwapen geladen.
Hij schoot schuin de lucht in, in een hoek van 60 graden. Hij schoot met zijn rechterhand. Zijn arm ging de steeg in. Hij heeft niet met zijn lichaam in het midden van de steeg gestaan. Hij schoot alleen om de personen die hem wilden liquideren af te schrikken, zodat hij zichzelf in veiligheid kon brengen. Toen hij vervolgens om het hoekje keek, zag hij pas dat het twee agenten betrof.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden en de daarbij in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 3 januari 2020 één keer heeft geschoten, waarbij hij (gezien vanaf de voorkant van de woning aan de
[straatnaam]
) aan het einde van de steeg om de linkerhoek stond. Verdachte heeft verklaard dat hij niet met zijn lichaam de hoek om is geweest, maar dat hij zijn rechterarm
-met in zijn rechterhand het vuurwapen- de steeg in stak waarna hij (welbewust) schuin de lucht in heeft geschoten, in een hoek van 60 graden, waarmee hij beoogde een waarschuwingsschot te lossen om zekere personen die in de steeg liepen en die hem wilden liquideren, af te schrikken.
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat hij niet gericht zou hebben geschoten op de personen in de steeg, maar (slechts) een waarschuwingsschot in de lucht zou hebben gelost. Die verklaring wordt weersproken door de resultaten van het verrichte forensische onderzoek. In dit verband geldt het navolgende.
Uit het forensisch onderzoek volgt dat de huls (AAN14964NL) die kort na het schietincident is aangetroffen (vanaf de achterzijde van de steeg gezien, rechts in de hoek van de
T-splitsing), is verschoten met vuurwapen 3 (AAN19061NL). Vuurwapen 3 is op 23 april 2020 aangetroffen in een stuk grasland, gelegen achter de evenwijdig aan de woningen aan de
[straatnaam]
tot en met
[nummer]
lopende brandgang. Bedoeld stuk grasland waar het vuurwapen is aangetroffen, is gelegen nabij de woning aan de
[straatnaam]
. Dit is de woning waar verdachte uit de steeg vandaan kwam toen hij zich in de nacht van 3 januari 2020 aan de politie overgaf. Daarbij heeft verdachte gelijk aan de politie aangegeven dat hij op dat moment geen vuurwapen bij zich droeg, maar dat hij zijn vuurwapen (en een mes) had gelegd achter een vuilnisbak in de achtertuin behorende bij de woning aan de
[straatnaam]
. De politie heeft het door verdachte bedoelde vuurwapen (vuurwapen 1, AAN04824NL) daar ook aangetroffen. Niet is evenwel vastgesteld dat op 3 januari 2020, tijdens het schietincident, met vuurwapen 1 is geschoten.
Voorts is, eveneens op een plaats nabij de woning aan de
[straatnaam]
, op 29 februari 2020 een vuurwapen aangetroffen (vuurwapen 2, AAM07271NL). Ten aanzien van dit vuurwapen geldt eveneens dat niet is vastgesteld dat daarmee op 3 januari 2020, tijdens het schietincident, is geschoten.
Op het stalen damwandprofiel dat aan de garage/schuur van de woning aan de
[straatnaam]
is bevestigd, zijn twee schotbeschadigingen aangetroffen, te weten een ricochet (afkets) beschadiging en een inslagbeschadiging. Uit het forensisch onderzoek volgt dat deze twee schotbeschadigingen zich in één lijn bevinden en op ooghoogte. Gezien de aangetroffen schotbeschadigingen is te verklaren dat het projectiel op het damwandprofiel is gericocheerd en vervolgens nogmaals op het damwandprofiel is ingeslagen, maar niet is gepenetreerd. De meest waarschijnlijke verklaring is dat er een projectiel met een vuurwapen is afgevuurd vanaf een positie van de T-splitsing van de steeg, in de richting van de
[straatnaam]
, derhalve de positie waar verdachte heeft gestaan op het moment van het schieten. Van belang is vervolgens dat aan het begin van de steeg -te weten op de oprit bij de woning aan de
[straatnaam]
-, een (gedeformeerde) kogel (AAN14962NL) is aangetroffen. Uit het forensisch onderzoek volgt dat er op de kogel deeltjes zijn aangetroffen waarvan de samenstelling overeenkomt met de verschillende materialen uit de stalen damwand. Dit maakt het zeer aannemelijk dat er contact is geweest tussen deze kogel en de stalen damwand.
Het NFI concludeert voorts dat het even waarschijnlijk is dat de kogel is afgevuurd uit de loop van vuurwapen 3, als dat de kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen. Uit de aanvullende informatie van het NFI volgt dat er geen aanwijzingen zijn gevonden waaruit kan worden opgemaakt of deze kogel met vuurwapen 3 of met een ander vuurwapen is verschoten.
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat verdachte in de nacht van 3 januari 2020 vanaf de T-splitsing aan het einde van de steeg, in de richting van de
[straatnaam]
heeft geschoten met (in ieder geval) vuurwapen 3. Gelet op de in het stalen damwandprofiel aangetroffen schotbeschadigingen, die zich op ooghoogte bevinden, en de locatie van de aangetroffen gedeformeerde kogel (op welke kogel, kort gezegd, deeltjes van het damwandprofiel zaten) acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij enkel een waarschuwingsschot heeft gelost, en wel schuin de lucht in, in een hoek van 60 graden, waarbij alleen zijn rechterarm (met vuurwapen in de rechterhand) de steeg in ging, ongeloofwaardig.
Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte op het moment van het schieten wel degelijk in/op de T-splitsing van de steeg heeft gestaan. Deze positie van verdachte past bij de in het stalen damwandprofiel aangetroffen schotbeschadigingen. Daar komt bij dat verbalisant
[slachtoffer 2]
met zoveel woorden heeft verklaard dat er een man midden op de
T-splitsing stond die schoot, en dat verbalisant
[slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op ooghoogte een aantal vuurstoten zag, die hij herkende als mondingsvuur.
Anders dan de raadsvrouw, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
te twijfelen. Zoals uit het vorenoverwogene blijkt, vinden hun verklaringen steun in overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de resultaten van het forensisch onderzoek. De omstandigheid dat beide verbalisanten, in alle hectiek, menen vaker dan één keer te zijn beschoten, maakt zulks niet anders, terwijl het aantreffen van één “verse” huls, afkomstig uit vuurwapen 3, niet per se betekent dat slechts éénmaal is geschoten door verdachte. Daarbij moet nog worden opgemerkt dat er meer hulzen in de nabije omgeving zijn aangetroffen en dat verdachte
-volgens de verklaring van zijn vriendin
[getuige]
tijdens een tapgesprek- die nacht met in totaal drie vuurwapens de woning aan de
[straatnaam]
heeft verlaten (waarvan vuurwapen 1 en 3 direct aan verdachte zijn te linken).
De raadsvrouw heeft nog betoogd -zonder verdere onderbouwing- dat niet vaststaat dat de twee schotbeschadigingen op het damwandprofiel daadwerkelijk zijn ontstaan bij het schietincident in de nacht van 3 januari 2020. De rechtbank gaat daar, blijkens de hiervoor besproken bewijsmiddelen, wel van uit.
Verdachte heeft ter terechtzitting met nadruk verklaard dat hij heeft geschoten omdat hij dacht dat zekere personen die al langer naar hem op zoek waren en hem wilden liquideren,
in de steeg liepen.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij (slechts) een waarschuwingsschot heeft gelost, ongeloofwaardig, reeds op grond van de resultaten van het forensisch onderzoek. Ook overigens komt de verklaring van verdachte dat hij dacht dat zekere personen in de steeg liepen die hem wilden liquideren, de rechtbank ongeloofwaardig voor. Omtrent de aard van de gestelde dreiging van die zekere personen richting verdachte, heeft verdachte geen enkele verklaring willen afleggen. Verdachte heeft, voor het eerst ter terechtzitting, verklaard dat,
in de weken voorafgaand aan het schietincident op 3 januari 2020, aan de
[straatnaam]
een rode Renault Mégane stond geparkeerd met daarin camera’s gericht op de woning waar verdachte verbleef (dus nummer
[nummer]
). Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting aangegeven dat deze verklaring zó moet worden begrepen dat daarmee de bedreiging die er van de kant van zekere personen in zijn richting is, wordt onderbouwd. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat aan deze verklaring afzonderlijke betekenis toekomt. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat niet valt in te zien waarom verdachte deze verklaring niet al in eerder stadium zou hebben kunnen afleggen.
De rechtbank houdt het ervoor, op grond van de bewijsmiddelen, dat verdachte in de nacht van 3 januari 2020 de woning aan de
[straatnaam]
heeft verlaten, nadat hij had begrepen dat zijn (toentertijd al dan niet ex-)vriendin
[getuige]
de politie had gebeld en de politie aan de lijn had. Bij zijn vertrek uit de woning had verdachte, volgens de verklaring van
[getuige]
tijdens een tapgesprek, drie vuurwapens bij zich. Uiteindelijk zijn ook drie vuurwapens aangetroffen in de directe omgeving van de
[straatnaam]
, de locatie waar verdachte zich in de nacht van 3 januari 2020 heeft overgegeven aan de politie.
De reden voor verdachte om (gewapend) de woning te verlaten, was dat hij op de vlucht was voor de politie, omdat hij gesignaleerd stond.
De politie is in een opvallende dienstauto ter plaatse gekomen. Deze dienstauto stond geparkeerd voor de woning aan de
[straatnaam]
. Verbalisanten zijn korte tijd in de woning gebleven.
Verdachte is, nadat hij de woning aan de
[straatnaam]
had verlaten, in de nabije omgeving van de woning gebleven. Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment een politieauto met gedoofde lichten uit de straat zag wegrijden en dat hij toen dacht dat hij veilig was voor de politie.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat deze verklaring van verdachte -wat hier ook van zij- onverlet laat dat verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
nog ter plaatse waren. Na het bezoek van verbalisanten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
aan
[getuige]
in de woning
[straatnaam]
, hebben zij in de tuin gekeken (waarbij is geschenen met zaklampen), waarna zij ook nog de steeg/brandgang wilden controleren. Daarbij droeg verbalisant
[slachtoffer 2]
zijn portofoon zonder oortje en was het geluid van zijn portofoon hoorbaar. Verbalisanten gebruikten hun zaklampen in de steeg en voerden op normale toon een gesprek met elkaar. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte zijn ontgaan dat de personen die naderden door de steeg, agenten waren.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de agenten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
.
De rechtbank is gelet op de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte de dood van de agenten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
heeft gewild. Van vol opzet kan dan ook niet worden gesproken.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier de dood van de agenten- is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het -behoudens contra-indicaties- niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Indien onder de omstandigheden die uit de bewijsmiddelen blijken, waarbij nog moet worden opgemerkt dat verdachte onder invloed was van drank en drugs, vanaf een afstand van enkele meters en op ooghoogte, een kogel wordt afgevuurd in een steeg, in de richting van agenten
[slachtoffer 1]
en
[slachtoffer 2]
die zich in die steeg bevinden, bestaat de aanmerkelijke kans dat
[slachtoffer 1]
en/of
[slachtoffer 2]
wordt/worden geraakt en daardoor komt/komen te overlijden.
De verdachte moet zich van die kans bewust zijn geweest en heeft die kans, door te handelen zoals hij heeft gedaan, bewust aanvaard, althans op de koop toegenomen.
Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard, althans op de koop heeft toegenomen, is de rechtbank niet gebleken. Dat er feitelijk geen letsel is ontstaan, maakt dit oordeel niet anders.
Op de keper beschouwd is het zo dat de door verdachte afgeschoten kogel
[slachtoffer 1]
en/of
[slachtoffer 2]
rakelings moet hebben gemist.
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van de agenten
[slachtoffer 1]
en/of
[slachtoffer 2]
.
De rechtbank acht daarom de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat vuurwapen 1 op 3 januari 2020 op aanwijzing van verdachte is aangetroffen achter de vuilnisbak in de tuin van perceel
[straatnaam]
te Paterswolde. Dit is de locatie waar verdachte vandaan kwam toen hij zich overgaf aan de politie. Op dit vuurwapen is -onder meer- DNA van verdachte aangetroffen. Vuurwapen 3 is aangetroffen op 23 april 2020, in de nabije omgeving van de locatie
[straatnaam]
. Met dit wapen heeft verdachte in de nacht van 3 januari 2020 geschoten.
Verdachte is na zijn aanhouding op 3 januari 2020 op het politiebureau gefouilleerd. In zijn broekzakken zijn in totaal zeven patronen aangetroffen. Voornoemde vuurwapens en de aangetroffen munitie zijn aldus direct aan verdachte te linken en daarmee is het onder 2
ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.