Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht

ECLI:NL:CRVB:2022:2509

Op 24 November 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 20 / 3781 AOW, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2022:2509.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
20 / 3781 AOW
Datum uitspraak:
24 November 2022
Datum publicatie:
25 November 2022

Indicatie

Verzoek om herziening niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 november 2022

20/3781 AOW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 juli 2020 (19/4020)

Partijen:

[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

Procesverloop

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend van de uitspraak van 31 juli 2020 van de Raad (19/4020).

Het verzoek is ter zitting van 13 oktober 2022 aan de orde gesteld, waar partijen niet zijn verschenen.

Overwegingen

OVERWEGINGEN

Op 23 juli 2021 is het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoekster geen griffierecht had betaald. Op 24 maart 2022 is het verzet van verzoekster tegen de

niet-ontvankelijk verklaring gegrond verklaard omdat zij buiten haar schuld om het griffierecht niet tijdig heeft kunnen betalen of tijdig een beroep op betalingsonmacht van het griffierecht heeft kunnen doen en is het verzoek om betalingsonmacht alsnog in behandeling genomen.

Op 21 juni 2022 is zij in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht nader te onderbouwen door het meegezonden formulier in te vullen en retour te sturen. Deze termijn liep op 19 juli 2022 af. Binnen deze termijn is niet gereageerd. Op 19 augustus 2022 is het verzoek om vrijstelling van het griffierecht afgewezen.

Bij aangetekende brief van 24 augustus 2022 is verzoekster voor de laatste maal de kans geboden om het griffierecht binnen vier weken te voldoen. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat de gerechtelijke procedure niet inhoudelijk behandeld zal worden.

Op 30 augustus 2022 ontvangt de Raad een reactie op de brief van 21 juni 2022. Deze brief is gedateerd op 5 augustus 2022 en 8 augustus 2022 gepost. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor de late reactie.

De brief van verzoekster waarbij zij haar beroep op betalingsonmacht onderbouwt, is te laat ontvangen. Zij heeft ook het griffierecht niet betaald. Dat betekent dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is.

De Raad is van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest.

Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

Beslissing

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2022.

(getekend) J.C. Boeree

(getekend) I. van der Hout

EB