1.2.
In het kader van een herbeoordeling heeft appellante op 13 oktober 2020 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 oktober 2020. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Het Uwv heeft bij besluit van 22 oktober 2020 bepaald dat de WIA-uitkering per 23 december 2020 wordt beëindigd, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 oktober 2020 in een besluit van 28 mei 2021 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 16 maart 2021 en 27 mei 2021 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, een gewijzigde FML van 16 maart 2021, en rapporten van 7 april 2021 en 27 mei 2021 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De aanscherping van de FML heeft geleid tot andere geselecteerde functies. De mate van arbeidsongeschiktheid is daardoor vastgesteld op 32,42%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de verzekeringsgeneeskundige rapporten geen inconsistenties bevatten en dat deze onvoldoende zijn gemotiveerd. De rapporten zijn gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek waarbij ook alle medische stukken zijn betrokken.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Belangrijk hierbij is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kenbaar de medische informatie vanuit de
behandelend sector en de informatie vanuit de hoorzitting in bezwaar betrokken heeft in zijn
oordeel. De rechtbank kan de uitleg van het Uwv om geen verdere urenbeperking aan te nemen volgen. De urenbeperking van 30 uur per week en zes uur per dag geeft appellante de mogelijkheid 's middags te rusten indien dat nodig is. Dat de urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft appellante niet met medische stukken onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gemotiveerd dat de drie voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellante zoals omschreven in de FML van 16 maart 2021. Bij de functieduiding speelt het geen rol als de uitvoering van een functie, in verband met de maatregelen rondom het corona virus, niet direct mogelijk is. Uit artikel 6, tweede lid, van de Wet WIA volgt dat bij de theoretische schatting buiten beschouwing wordt gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen.
De rechtbank heeft tevens overwogen dat, toen appellante er van op de hoogte is gesteld dat zij ook in bezwaar minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, op dat moment op grond van artikel 56 van de Wet WIA een nieuwe uitlooptermijn van twee maanden is gaan lopen. Daardoor is de beëindigingsdatum van de WIA-uitkering verschoven naar 24 juni 2021. Dit wordt niet anders doordat in de voorgenomen beslissing per abuis was aangegeven dat de WIA-uitkering twee maanden na de beslissing op bezwaar zou eindigen, want de uitlooptermijn was al voor het nemen van het bestreden besluit gaan lopen.