1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.2.
Bij besluit van 18 november 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv niet onzorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat informatie bij de behandelend sector had moeten worden opgevraagd. De rechtbank heeft daartoe verwezen naar vaste rechtspraak van de Raad (Voetnoot 1) en overwogen dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel en dat raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden ingezet die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of als een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. Geen van deze situaties doet zich hier voor. De rechtbank is daarnaast niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van appellant en meer beperkingen had moeten aannemen. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben beiden appellant onderzocht en inzichtelijk gemotiveerd op welke punten appellant beperkt is te achten en op welke punten niet. Hierbij is rekening gehouden met de door appellant aangegeven pijnklachten van de enkel, voeten, rug, schouder en armen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 november 2021 rekening gehouden met de door appellant gemelde oogklachten. Over de door appellant ervaren vermoeidheidsklachten en concentratieproblemen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard "Duurbelastbaarheid in Arbeid" er geen medische indicatie is om een urenbeperking op energetische gronden aan te nemen. Over het beroep van appellant op het arrest Korošec (Voetnoot 2) heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van een onzorgvuldig onderzoek of van discrepanties om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het oordeel dat appellant onvoldoende ruimte heeft gehad om medische stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn standpunt. Bij de rechtbank is ook geen twijfel gerezen over de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct heeft vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant, zoals deze in de FML zijn vastgesteld, overschrijdt, zodat deze functies worden geacht geschikt te zijn voor appellant. Hierbij is overwogen dat bij de functies geen sprake is van hogere opleidings- of ervaringseisen dan het voor appellant vastgestelde opleidingsniveau twee.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft de door hem in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald. Appellant heeft gewezen op de door hem overgelegde medische informatie die volgens hem ook van belang is voor de datum in geding. Verder heeft hij verwezen naar een uitspraak van de Raad van 19 juli 2023 (Voetnoot 3) en aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de door hem aangevoerde beroepsgronden over de overschrijding van de belastbaarheid van appellant.
Het standpunt van het Uwv