Datum uitspraak: 21 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2023, 21/3525 (aangevallen uitspraak)
[appellante]
te
[plaats]
, Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
In deze uitspraak volgt de Raad het oordeel van de rechtbank dat aan appellante terecht een ANW-uitkering is geweigerd. De overleden echtgenoot van appellante was op de datum van overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd voor de ANW. Hij was ook niet verzekerd voor de Marokkaanse wetgeving.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante woont in Marokko. De echtgenoot van appellante, geboren in 1926, heeft van 2 mei 1966 tot en met 11 oktober 1968 in Nederland gewoond en gewerkt en is daarna naar Marokko teruggekeerd. Hij is daar op
[datum overlijden]
2011 overleden. De echtgenoot van appellante ontving sinds 2005 een pensioen op grond van de AOW
. Na zijn overlijden heeft appellante een uitkering op grond van de ANW
aangevraagd.
1.2.
Met een besluit van 5 november 2020 heeft de Svb de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Met een besluit van 23 maart 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat de echtgenoot van appellant op de datum van zijn overlijden woonde in Marokko. Verder is er geen informatie voorhanden waaruit blijkt dat de echtgenoot op de dag van overlijden in Nederland werkte. De echtgenoot van appellante was daarom niet verzekerd voor de ANW. Ook was er geen sprake van een vrijwillige verzekering of verzekering op basis van de verdragsverplichtingen tussen Nederland en Marokko. Nu niet aan de voorwaarden voor verzekering op grond van de ANW is voldaan, is de aanvraag terecht afgewezen. De rechtbank heeft verder geen ruimte om op grond van andere redenen dan de voorwaarden die in de ANW staan een uitkering te verlenen. Dat appellante, zoals zij stelt, ziek en arm is, een kind heeft en geen inkomen geniet, kan dus ook niet tot toekenning van een ANW-uitkering leiden.
Het standpunt van appellante
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Net als de rechtbank is de Raad van oordeel dat de aanvraag om een ANW-uitkering terecht is afgewezen. Voor het recht op uitkering is vereist dat de overleden echtgenoot op de datum van zijn overlijden verzekerd was voor de ANW of voor de Marokkaanse wettelijke regeling. Uit de gedingstukken blijkt niet dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden aan die voorwaarde voldeed. De Raad volgt appellante ook niet in haar stelling dat de Svb haar echtgenoot op de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering had moeten wijzen. De echtgenoot van appellante is in 1968 teruggekeerd naar Marokko. Hij was toen nog niet bekend bij de Svb en reeds hierom kon de Svb hem niet informeren over de mogelijkheid van vrijwillige verzekering. Toen de echtgenoot in 2005 een AOW-pensioen aanvroeg bestond de mogelijkheid van vrijwillige verzekering niet meer.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) R.R. Olde Engberink
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de R.R. Olde Engberink en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 août 2024.
Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette deécision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.
Algemene nabestaandenwet
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
(…)
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
(…)
1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:
a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of
b. arbeidsongeschikt is (…).
Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko
1. Wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, kan zijn weduwe op een pensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regelingen aanspraak maken.
(…)
Artikel 14, eerste lid, ANW in samenhang met artikel 1, aanhef en onder d, van de ANW; artikel 22 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, Rabat, 14-02-1972.