Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht
ECLI:NL:CRVB:2024:1769
Op 11 September 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 22/846 ZVW, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:1769.
Indicatie
Beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Niet-verschoonbare termijn overschrijding beroepstermijn. Beroepschrift niet tijdig ingediend.
Uitspraak
Datum uitspraak: 11 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2022, 20/4840 (aangevallen uitspraak)
[Appellant] te [woonplaats] (Duitsland) (appellant)
Het gaat in deze zaak over de vraag of de rechtbank het beroep van appellant terecht nietontvankelijk heeft verklaard. Het beroepschrift is niet binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken ingediend. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De rechtbank heeft het beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Procesverloop
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 juli 2024. Appellant is niet verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.
Overwegingen
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Bij besluit van 11 februari 2020 heeft het CAK, voor zover hier van belang, het verzoek van appellant om vergoeding van de door hem betaalde particuliere ziektekostenpremies over de jaren 2008 en 2009 en de door zijn echtgenote betaalde premies over de jaren 2007 tot en met 2009 afgewezen. Dit besluit is, na bezwaar, gehandhaafd bij het besluit van 26 mei 2020 (bestreden besluit).
1.2.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Als vaststaand wordt aangenomen dat het bestreden besluit op 26 mei 2020 bekend is gemaakt, zodat de beroepstermijn is aangevangen op 27 mei 2020. Appellant heeft zijn beroepschrift op 8 juli 2020 bij het postkantoor afgegeven. Het beroepschrift is daarmee niet tijdig ingediend. De door appellant aangevoerde redenen geven geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Appellant heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om binnen de termijn van zes weken een beroepschrift in te dienen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding wel verschoonbaar is te achten. Er was sprake van een defect aan zijn laptop, waardoor appellant zijn beroepschrift niet kon afronden. Bovendien heeft appellant het bestreden besluit als gevolg van het internationaal posttraject pas op 6 juni 2020 ontvangen.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank juist is aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is grotendeels een herhaling van wat hij in beroep naar voren heeft gebracht. De Raad is van oordeel dat de rechtbank het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die maken dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift hem niet of slechts in geringe mate kan worden toegerekend. (Voetnoot 1) Het door appellant beschreven (tijdelijke) probleem met zijn laptop en de omstandigheid dat appellant vanwege het internationaal posttraject geen gebruik heeft kunnen maken van de volledige wettelijke beroepstermijn leiden niet tot die conclusie. Appellant heeft gesteld dat hij het bestreden besluit op 6 juni 2020 heeft ontvangen en daarmee is geen sprake van de situatie dat appellant pas kennis heeft kunnen nemen van het bestreden besluit toen de beroepstermijn al geheel of grotendeels was verstreken.
Conclusie en gevolgen
4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De rechtbank heeft het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2024.
Voetnoot
Voetnoot 1
Vergelijk CBb 30 januari 2024: ECLI:NL:CBB: 2024:31 en CRvB 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932.