Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht
ECLI:NL:CRVB:2024:1999
Op 23 October 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 22/2779 WIA, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:1999.
Indicatie
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep.
Uitspraak
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 juli 2022, 20/953 (aangevallen uitspraak)
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Procesverloop
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.A. Timmer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 juli 2024 heeft mr. H.S. Huisman, advocaat, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 juli 2024 heeft het Uwv besloten dat appellante vanaf 18 mei 2018 recht heeft op een IVA-uitkering.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. Het Uwv wordt daarom veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot
€ 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
De gemaakte kosten van € 1.089,- in verband met het overgelegde arbeidsdeskundig rapport van 14 maart 2023, komen voor vergoeding in aanmerking.
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.839,-.
Ook moet het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.839,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.