Centrale Raad van Beroep, verzet socialezekerheidsrecht

ECLI:NL:CRVB:2025:635

Op 17 April 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep een verzet procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 24/1120 WIA-V, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2025:635.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
24/1120 WIA-V
Datum uitspraak:
17 April 2025
Datum publicatie:
29 April 2025

Indicatie

Verzet gegrond. De herinnering om griffierecht te betalen is met de gewone post verstuurd maar pas na afloop van de termijn om te betalen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 april 2025

24/1120 WIA en 24/1121 WIA-V

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2024, 21/7836 en 22/6785 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante B.V.] , gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Zitting heeft: J.C. Boeree, als lid van de enkelvoudige kamer

Griffier: S. Pouw

Ter zitting van 17 april 2025 is appellante niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.G. Evers. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.

Beslissing

GRONDEN VAN DE BESLISSING

In de uitspraak van 29 augustus 2024 heeft de Raad het door gemachtigde van appellante ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald.

De gemachtigde van appellante heeft verzet gedaan.

In het verzetschrift geeft gemachtigde van appellante het niet eens te zijn met de uitspraak. Gemachtigde van appellante heeft de nota griffierecht ontvangen en doorgestuurd naar appellante, maar om onduidelijke redenen is de nota niet onder de aandacht gekomen bij appellante en dus niet betaald. De herinnering griffierecht is bij aangetekende brief van

18 juni 2024 naar de gemachtigde van appellante gestuurd. Deze zou in de periode van de vakantie van de gemachtigde van appellante zijn aangeboden op zijn kantooradres. Tijdens de vakantie van gemachtigde van appellante heeft de receptioniste van het kantoor zorg gedragen aan het bijhouden van de binnengekomen post. De gemachtigde van appellante verklaart dat bij de er geen aangetekende brief is aangetroffen in deze zaak en ook geen bericht van PostNL dat er een aangetekende brief opgehaald moest worden. De gemachtigde van appellante heeft de Raad inzage gegeven in alle post die door de receptioniste is ontvangen.

De Raad is van oordeel dat op basis van deze gegevens de feitelijke gang van zaken rond de bezorging niet langer is vast te stellen. Niet duidelijk is of en aan wie de aangetekende nota griffierecht is aangeboden. Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat de aangetekend verzonden nota bij de Raad is teruggekomen op een moment dat de termijn om te betalen nog niet was verlopen. De Raad heeft echter niet direct een herinnering met de gewone post aan de gemachtigde verstuurd, maar pas na afloop van de termijn om te betalen.

Onder deze omstandigheden wordt het verzet gegrond verklaard. Dat betekent dat de uitspraak van de Raad van

29 augustus 2024 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer

(getekend) S. Pouw (getekend) J.C. Boeree