Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius e, hoger beroep ambtenarenrecht
ECLI:NL:OGHACMB:2025:42
Op 5 March 2025 heeft de Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius e een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van ambtenarenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is AUA2022H00237, AUA2022H00239, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGHACMB:2025:42.
Indicatie
Inhoudsindicatie: uitspraak van de bijzondere kamer als bedoeld in artikel 37 Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Er is geen procesbelang meer na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Niettemin geeft het Hof een overweging ten overvloede op verzoek van partijen. De overweging komt op het volgende neer: Een besluit is tot stand gekomen als de beslissing daartoe door het bevoegde orgaan op rechtsgeldige wijze is genomen. De ondertekening van het besluit is niet constitutief voor de totstandkoming.
Uitspraak
AUA2022H00237, AUA2022H00239
Datum uitspraak: 5 maart 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op grond van artikel 37 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie op de hoger beroepen van:
[Betrokkene], wonend in Aruba (betrokkene),
Het bestuur van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (het gerechtsbestuur),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 oktober 2022 in zaak AUA21904293, in het geding tussen:
Procesverloop
Procesverloop
Betrokkene en het gerechtsbestuur hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 oktober 2022 (ECLI:OGEAA:2022:346).
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2023. Betrokkene was aanwezig, bijgestaan door mr. D.E. Canwood, advocaat. Het gerechtsbestuur werd vertegenwoordigd door mr. L.M. Virginia, advocaat, vergezeld door J.M.J. Keltjens, vice-president van (de vestiging Aruba van) het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Het Hof heeft ter zitting het onderzoek gesloten.
Het Hof heeft op 12 mei 2023 het onderzoek heropend en partijen gevraagd om nadere informatie. Partijen hebben die verstrekt. Op 5 juni 2023 heeft het Hof aan partijen zijn voorlopige oordeel over enkele van de in de zaak te beantwoorden vragen kenbaar gemaakt. Partijen hebben daarop gereageerd.
De nadere zitting was op 8 december 2023. Betrokkene was aanwezig, bijgestaan door mr. D.E. Canwood. Het gerechtsbestuur werd vertegenwoordigd door mr. L.M. Virginia, vergezeld door M.J. de Kort, president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en mr. J.M.J. Keltjens. Het Hof heeft ter zitting het onderzoek geschorst.
Op 29 januari 2025 hebben partijen het Hof nader bericht.
Met toestemming van partijen heeft het Hof een nadere zitting achterwege gelaten en vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Voor de achtergronden van de zaak verwijst het Hof naar de aangevallen uitspraak.
Na de zitting van 8 december 2023 zijn partijen, mede op initiatief van het Hof, met elkaar in overleg getreden om te komen tot een minnelijke regeling. De daarover tussen partijen bereikte overeenstemming is neergelegd in een op 24 januari 2025 gesloten vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Onderdeel daarvan is dat de aanstelling van betrokkene bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie met ingang van 1 maart 2025 wordt beëindigd.
Gelet op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst stelt het Hof vast dat partijen geen belang meer hebben bij een uitspraak van het Hof op hun hoger beroepen. Het Hof zal daarom de hoger beroepen niet-ontvankelijk verklaren. In deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Naar aanleiding van het verzoek daartoe van partijen overweegt het Hof, ten overvloede, nog wel het volgende. Betrokkene is bij besluit van de Ministeriële Samenwerkingsraad (MSR) van 12 december 2007 voor de duur van drie jaar, dus tot en met 11 december 2010, benoemd tot rechter-plaatsvervanger bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Op enig moment is twijfel ontstaan over de vraag of betrokkene op rechtsgeldige wijze is herbenoemd. Die vraag beantwoordt het Hof op grond van de volgende overwegingen bevestigend. Bij brief van 20 september 2010 heeft de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie de MSR verzocht betrokkene met ingang van 12 december 2010 te (her)benoemen tot rechter-plaatsvervanger bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba zonder tijdsbeperking. Uit de gedingstukken blijkt dat deze voordracht op 29 september 2010 in de laatste vergadering van de MSR voorafgaand aan 10 oktober 2010 is behandeld. Op 12 oktober 2010 heeft de (laatste) voorzitter van de MSR, op het officiële briefpapier van de MSR, het besluit ondertekend. Een afschrift daarvan is gestuurd aan onder anderen de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en betrokkene. Het Hof is van oordeel dat het feit dat het besluit is ondertekend op 12 oktober 2010, en daarmee op een tijdstip waarop de MSR niet meer bestond, niet wegneemt dat het besluit is genomen op 29 september 2010. Daarbij herinnert het Hof eraan dat in algemene zin geldt dat een besluit tot stand is gekomen als de beslissing daartoe door het bevoegde orgaan op rechtsgeldige wijze is genomen en dat de ondertekening van een besluit niet constitutief is voor de totstandkoming ervan. In dit geval is het besluit op 29 september 2010 door de, daartoe bevoegde, MSR genomen. Daarmee is het rechtsgeldig. Uit artikel 60, zesde lid, gelezen in samenhang met artikel 25, eerste lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie vloeit vervolgens voort dat de benoeming van betrokkene met ingang van 10 oktober 2010 van rechtswege is omgezet in een benoeming voor het leven tot rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Dit betekent dat betrokkene sinds 12 oktober 2007 ononderbroken bevoegd was om in de hoedanigheid van rechter-plaatsvervanger in eerste aanleg ambtshandelingen te verrichten.
Beslissing
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. T.G.M. Simons, voorzitter en tevens plaatsvervangend lid van het Hof, mr. J. Sybesma en mr. W.J.A.M. van Brussel, andere personen als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, in tegenwoordigheid van mr. M.F.G. Maes, griffier.
voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025.