Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, eerste aanleg - enkelvoudig belastingrecht

ECLI:NL:OGEAA:2015:609

Op 10 June 2015 heeft de Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van belastingrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is BBZ nrs. 66937/66945/66946 en 66947 van 2015, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAA:2015:609.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
BBZ nrs. 66937/66945/66946 en 66947 van 2015
Datum uitspraak:
10 June 2015
Datum publicatie:
15 August 2016

Indicatie

Grondbelasting. De onroerende zaak (OZ) in kwestie dient als woning voor belanghebbende en haar echtgenoot. De OZ staat op naam van belanghebbende. Aangezien belanghebbende de OZ heeft verworven, heeft zij het bestuur over de OZ. Door de haar toekomende bestuursbevoegdheden dient belanghebbende te worden aangemerkt als genothebbende krachtens zakelijk recht en is zij belastingplichtig voor de grondbelasting (artikel 12, lid 1 van de Landsverordening grondbelasting). Haar echtgenoot heeft het genot en gebruik overeenkomstig de huwelijksverhouding, maar is geen genothebbende krachtens zakelijk recht van de OZ en daarom ook niet belastingplichtig voor de grondbelasting.

De aanslag is terecht opgelegd aan belanghebbende als eigenaar en daarbij is terecht eenmaal en niet tweemaal de vrijstelling van Afl. 60.000 (artikel 11, lid 2 van de Landsverordening grondbelasting) toegepast.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2015

BBZ nrs. 66937/66945/66946 en 66947 van 2015

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening beroep in belastingzaken van:

X, te Aruba,

BELANGHEBBENDE,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,

zetelend in Aruba, hierna te noemen: de Inspecteur.

Procesverloop

1
PROCESVERLOOP
1.1

Aan belanghebbende zijn de volgende aanslagen grondbelasting opgelegd:

Aanslag 2010 met dagtekening 8 september 2012

Aanslag 2011 met dagtekening 8 september 2012

Aanslag 2012 met dagtekening 8 september 2012

Aanslag 2013 met dagtekening 23 augustus 2013

1.2

Belanghebbende is op 26 september 2012 in bezwaar gekomen tegen de aanslagen over de jaren 2010 t/m 2012, bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 23 augustus 2013 heeft de Inspecteur de aanslagen gedeeltelijk verminderd.

1.3

Belanghebbende is op 21 oktober 2013 tijdig in beroep gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.

1.4

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

1.5

Ter zitting van 23 maart 2015 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende, en namens de Inspecteur mr. A.

1.6

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota ingediend en voorgedragen.

2
DE TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN
2.1.

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is

gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.

2.2.

De aanslag grondbelasting is opgelegd aan belanghebbende als eigenaar van de onroerende zaak gelegen te Y (hierna; de onroerende zaak) naar een waarde van Afl. 406.975. Belanghebbende staat als eigenaar van de onroerende zaak ingeschreven in het kadaster.

2.3.

Belanghebbende en haar echtgenoot dhr. Z zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De onroerende zaak is de woning van belanghebbende en haar echtgenoot en staat op naam van belanghebbende. De aanslag is opgelegd aan belanghebbende als eigenaar en daarbij is eenmaal de vrijstelling van Afl. 60.000 toegepast, als bedoeld in artikel 11, lid 2, van de Landsverordening grondbelasting. De heffingsgrondslag was derhalve Afl. 346.975; bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de heffingsgrondslag verlaagd naar Afl. 272.414, de bestreden aanslagen bedroegen, na de vermindering bij de uitspraak op bezwaar, elk Afl. 1.089,64.

3
GESCHIL

Tussen partijen is in geschil of tweemaal de vrijstelling van Afl. 60.000 moet worden toegepast.

4
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.1

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

4.2

Belanghebbende heeft gesteld dat aan de tenaamstelling van de aanslag had moeten worden toegevoegd “en anderen” omdat haar echtgenoot, door de huwelijksgoederengemeenschap, mede-eigenaar is van de onroerende zaak. Zij verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Raad van 28 juli 2000, nr. 1999-101.

4.3

De Inspecteur stelt dat wordt aangesloten bij de bestuursbevoegdheid over de onroerende zaak en dat daarvoor beslissend is op wiens naam de onroerende zaak is gesteld.

Overwegingen

5
BEOORDELING VAN HET GESCHIL
5.1.

De onroerende zaak is door belanghebbende verworven. Belanghebbende heeft dan het bestuur over deze, tot de huwelijksgemeenschap behorende, zaak (artikel 1:97 lid 1 BW van Aruba). De aan haar toekomende bestuursbevoegdheden als vermeld in artikel 1:90 lid 2 BW van Aruba, brengen mee dat zij dient te worden aangemerkt als de genothebbende krachtens zakelijk recht van de onroerende zaak en daarmee als de belastingplichtige voor de grondbelasting. De niet bestuursbevoegde andere echtgenoot heeft ‘het genot en gebruik overeenkomstig de huwelijksverhouding’ (artikel 1:90 lid 2 BW van Aruba) maar kan uit dien hoofde niet worden aangemerkt als genothebbende krachtens zakelijk recht van de onroerende zaak. De andere echtgenoot, in casu Z, is dan ook niet belastingplichtig in de zin van artikel 12 van de Landsverordening grondbelasting.

5.2.

Uit het voorgaande volgt dat belanghebbende terecht alleen als genothebbende krachtens zakelijk recht in de leggers is ingeschreven en terecht slechts eenmaal de vrijstelling van Afl. 60.000 is toegepast. Het gelijk is aan de inspecteur.

Beslissing

6
DE BESLISSING

Het Gerecht :

verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gegeven door mr. G.J. van Muijen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).

Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid, Landsverordening beroep in belastingzaken. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij, dan wel toezending aan de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).