De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte aanvankelijk niet wist dat zij verdovende middelen vanuit Aruba naar Londen moest smokkelen. Toen verdachte in Londen door ene “[naam persoon]” was benaderd en haar een reis naar Aruba werd geboden, was verdachte in de veronderstelling dat het om een publiciteitsstunt ging. De verdediging heeft voorts betoogd dat verdachte de medeverdachten pas in Aruba heeft leren kennen. Dat er derhalve sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten gericht op de totstandkoming van het delict, waaraan verdachte tevens een wezenlijke bijdrage zou hebben geleverd, is volgens de verdediging niet het geval. Het gerecht overweegt als volgt.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder het proces-verbaal van de sectie douane recherche en informatie, de verklaringen van de verdachte, de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2], alsmede de chatgesprekken tussen de medeverdachte [naam medeverdachte 3] en ene [naam 1], blijkt het volgende.
Verdachte heeft van ene “[naam persoon]” in Londen een envelop met geld gekregen en namen van enkele medeverdachten. Verdachte heeft in zijn opdracht, zowel haar eigen vliegticket als die van de medeverdachten [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 1] gekocht.
Dat verdachte de medeverdachten pas op Aruba heeft leren kennen, wordt door de verklaring van [naam medeverdachte 1] weersproken. [naam medeverdachte 1] verklaart dat hij verdachte ruim een jaar kent en dat hij door haar werd benaderd met de vraag of hij met haar mee wilde gaan naar Aruba. In (een hotel in) Londen heeft hij verdachte en de overige medeverdachten ontmoet en hij heeft hen ook in het vliegtuig van Londen naar Aruba gezien. Verder blijkt dat verdachte op 18 oktober 2016 met dezelfde vlucht als die van de medeverdachten vanuit Londen naar Aruba is gevlogen. Zij verbleven allen in hetzelfde appartementencomplex en werden allemaal gedurende hun verblijf verzorgd door ene [naam 2], die geregeld eten en geld voor hen kwam brengen en hun meenam om boodschappen te doen en voor die boodschappen betaalde. Uit foto’s die zich in het dossier bevinden, blijkt dat de medeverdachten elkaar ook kenden en met elkaar optrokken. Op 30 oktober 2016 vond er een gesprek plaats met [naam 2], waarbij alle medeverdachten aanwezig waren met uitzondering van de medeverdachte [naam medeverdachte 6]. Tijdens dat gesprek werd verdachten medegedeeld dat zij enkele koffers met verdovende middelen naar Londen moesten brengen als betaling van de onkosten die waren gemaakt voor hun vliegtickets en verblijf. Het gerecht gaat er hierbij van uit dat toen is besproken wie hoeveel verdovende middelen zou verbergen in zijn koffer. Vermoedelijk hoefden de daar ook aanwezige “Italianen”, de medeverdachten [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4], geen drugs te vervoeren omdat die bij binnenkomst van Aruba al de bijzondere belangstelling van de immigratie-autoriteiten hadden getrokken. In hun koffers werden geen drugs aangetroffen. Het is onaannemelijk dat zij zonder tegenprestatie op kosten van [naam 2] op Aruba konden vertoeven, zodat hun deel door de anderen meegenomen moet zijn. Gelet op het groepskarakter van de onderneming neemt het gerecht derhalve opzet van de groepsleden aan voor het geheel van de door [naam 2] aangeleverde drugs. Verdachte [naam verdachte] vervoerde minder drugs dan de anderen. Het gerecht neemt aan dat dit te maken had met haar coördinerende rol, maar rekent haar ook het geheel aan.
Verdachten zijn op 1 november 2016 voor dezelfde vlucht met bestemming Londen ingecheckt. Zij stonden als groep geregistreerd en beschikten allen over hetzelfde witte laserprinter papier met daarin hetzelfde geldbedrag, zijnde US$ 34,25 voor een enkel persoon en US$ 68,50 voor 2 personen. Bij controle door de douane zijn in de koffers van zowel verdachte, als de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 6], [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] drugs aangetroffen.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is het gerecht van oordeel dat is komen vast te staan dat tussen de verdachte en haar mededaders sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking gericht op de totstandkoming van het delict, dat de verdachte als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt.