GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
registratienummer: BON202400396
datum beslissing: 26 november 2025
VONNIS IN HET INCIDENT TOT TUSSENKOMST
J.V. CONSTRUCTION B.V.,
gevestigd te Bonaire,
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: JV Construction,
gemachtigde: mrs. A. Schennink en J.R. Kanhai,
1
ACCOUNTANCY & TAX PARTNERS B.V.,
gevestigd te Bonaire,
hierna: ATP;
2. [gedaagde partij 1 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident],
wonende te Bonaire,
hierna: [gedaagde partij 1 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident],
hierna gezamenlijk te noemen: ATP c.s.,
gedaagde partijen in de hoofdzaak, verwerende partijen in het incident,
gemachtigde: mr. G. de Hoogd,
3
[gedaagde partij 2 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident],
wonende te Bonaire,
hierna: [gedaagde partij 2 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident],
4. VANIA RENTAL CARS B.V.,
gevestigd te Bonaire,
5. [gedaagde partij 3 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident],
wonende te Bonaire,
hierna gezamenlijk te noemen: Vania c.s.,
gedaagde partijen in de hoofdzaak, verwerende partijen in het incident,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
MADURO & CURIEL’S BANK (BONAIRE) N.V.,
gevestigd te Bonaire,
hierna te noemen: MCB,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mrs. R.F. van den Heuvel en R.L. Mogen.
1. De procedure
1.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
het vonnis in het vrijwaringsincident van 5 maart 2025 en de daarin genoemde processtukken;
het incidentele verzoek tot tussenkomst van MCB met producties;
de voorlopige conclusie van antwoord in het tussenkomstincident van ATP c.s.
1.2.
De mondelinge behandeling van incident tot tussenkomst heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2025. Namens MCB is mevrouw [medewerker MCB] (werkzaam voor MCB) verschenen, bijgestaan door mr. S.L. Navia (kantoorgenoot van mrs. Van den Heuvel en Mogen). Namens JV Construction is de heer [directeur JV Construction] (directeur) verschenen, bijgestaan door mr. Kanhai. [gedaagde partij 1 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] is verschenen (mede namens ATP), bijgestaan door mr. De Hoogd. [gedaagde partij 2 in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] is verschenen (mede namens Vania Rental Cars B.V.), bijgestaan door mr. Nicolaas. De spreekaantekeningen die mr. Navia en mr. Kanhai hebben voorgelezen zijn aan het dossier toegevoegd.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat op 26 november 2025 uitspraak zal worden gedaan in het incident.
2
Het geschil in het incident
2.1.
MCB verzoekt dat zij mag tussenkomen in de hoofdzaak tussen JV Construction als eiseres en ATP c.s. en Vania c.s als gedaagden. MCB stelt dat de gedaagden in de hoofdzaak zich schuldig hebben gemaakt aan fraude en wil daarom in de hoofdzaak tegen hen een vordering instellen tot beëindiging van de bankrelaties. Op grond van de Wwft voelt zij zich daartoe verplicht. In dat kader vindt MCB dat zij er belang bij heeft dat de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan haar vorderingen in één keer worden behandeld en komt dat de waarheidsvinding en de proceseconomie ten goede.
2.2.
JV Construction verzet zich niet tegen het verzoek tot tussenkomst van MCB en vraagt het gerecht het verzoek toe te wijzen.
2.3.
ATP c.s. en Vania c.s. stellen zich op het standpunt dat MCB geen rechtens te respecteren belang heeft om in de hoofdzaak tussen te komen. Zij verzoeken het verzoek tot tussenkomst van MCB af te wijzen.
Overwegingen
3
De beoordeling in het incident
3.1.
In de hoofdzaak vordert JV Construction – samengevat en voor zover hier van belang – voor recht te verklaren dat gedaagden in de hoofdzaak onrechtmatig hebben gehandeld, omdat zij een bedrag van USD 341.981,60 van JV Construction hebben verduisterd. Bij de overschrijvingen van het geld waarvan JV Construction meent dat sprake is van verduistering zijn bankrekeningen van MCB gebruikt.
3.2.
De maatstaf voor toelating als tussenkomende partij is dat zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel in te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden (zie het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768).
3.3.
Naar het oordeel van het gerecht valt niet in te zien hoe de beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de eigen positie van MCB tegenover de gedaagden in de hoofdzaak. Verdedigbaar is dat er een belang van MCB is bij de uitkomst van de hoofdzaak. Als in de hoofdzaak immers geoordeeld wordt dat sprake is van verduistering van geld van JV Construction, heeft MCB een gerechtvaardigd belang om tot opzegging van de bankrelatie(s) over te gaan. En als geoordeeld wordt dat geen sprake is van strafbaar handelen, heeft MCB geen belang bij beëindiging van de bankrelatie(s). Maar in beide gevallen is niet gesteld of gebleken welke nadelige gevolgen MCB in verband met de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Het is niet een zelfstandig belang van MCB om in de hoofdzaak vastgesteld te zien dát er sprake was van verduistering; de vaststelling dat dat níet zo was zou evengoed in het belang van MCB kunnen zijn, zij kan dan immers de bankrekeningen met haar cliënten gewoon aanhouden.
3.4.
MCB heeft nog gesteld dat waarheidsvinding voor haar belangrijk is. Maar dat is geen rechtsbelang van MCB op grond waarvan zij in de hoofdzaak moet worden toegelaten tussen te komen. Voor zover zij gevolg wil geven aan haar belang tot waarheidsvinding, staat het haar vrij de informatie waarover zij beschikt ter beschikking te stellen aan het Openbaar Ministerie, dat een strafrechtelijk onderzoek tegen (één of meer van) de gedaagden in de hoofdzaak is gestart.
3.5.
Op de mondelinge behandeling heeft MCB nog opgemerkt dat als tussen de partijen in de hoofdzaak een schikking wordt bereikt, er geen beslissing van het gerecht volgt op de vorderingen van JV Construction en zij in dat geval niet weet of sprake is van onrechtmatig gebruik van de gelden van JV Construction. Maar ook als het verzoek tot tussenkomst wordt toegewezen, kunnen partijen in de hoofdzaak een regeling overeenkomen. Het feit dat MCB zou zijn tussengekomen maakt dat niet anders. Het staat MCB te allen tijde vrij om zelf een procedure te starten tot beëindiging van de bankrelatie(s) als zij dat nodig vindt.
3.6.
MCB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld van ATP c.s. en Vania c.s. MCB hoeft de proceskosten van JV Construction niet te betalen, omdat JV Construction geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek tot tussenkomst. De proceskosten in het incident van ATP c.s. en Vania c.s. worden, afzonderlijk van elkaar, begroot op USD 698,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x tarief 5) en USD 140,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
Beslissing
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
veroordeelt MCB in de proceskosten van USD 838,00 aan de zijde van ATP c.s., te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als MCB niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet MCB USD 84,00 extra betalen,
4.3.
veroordeelt MCB in de proceskoten van USD 838,00 aan de zijde van Vania c.s., te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als MCB niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet MCB USD 84,00 extra betalen,
4.4.
bepaalt dat partijen hun verhinderdata voor de maanden januari – april 2026 aan de griffie van dit gerecht dienen op te geven waarna een datum zal worden bepaald voor (de voortzetting van) de mondelinge behandeling,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.