Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, beschikking civiel recht overig
ECLI:NL:OGEAC:2017:21
Op 12 January 2017 heeft de Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een beschikking procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is EJ 78784/2016, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:OGEAC:2017:21.
Indicatie
Ouders hebben geen rechterlijke machtiging nodig voor geldopnames van de spaarrekening van hun kind
Uitspraak
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: EJ 78784/2016
Datum beschikking: 12 januari 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
gegeven op het verzoek van:
[de man] en
[de vrouw],
beiden wonende in Curaçao,
verzoekers,
procederend in persoon,
betreffende het opnemen van spaargelden van c.q. opheffen van de spaarbankrekeningen van de minderjarigen [kind 1] (Curaçao, [geboortedatum] geboortejaar), [kind 2] (Curaçao, [geboortedatum] geboortejaar), [kind 3] (Curaçao, [geboortedatum] geboortejaar) en [kind 4] (Curaçao, [geboortedatum] geboortejaar), hierna te noemen: de minderjarigen.
1
Het verloop van de procedure
1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties, ingediend op 10 mei 2016;
- de mondelinge behandeling op 20 oktober 2016.
1.2
De uitspraak is nader bepaald op heden.
Overwegingen
2
De beoordeling van het verzoek
2.1
Verzoekers hebben in hun hoedanigheid van ouders die gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefenen, het Gerecht toestemming verzocht om de op naam van de minderjarigen staande jeugdspaarbankboekjes bij de MCB-bank op te heffen dan wel, zoals ter zitting mondeling toegelicht, de saldi daarvan op te nemen.
2.2
Verzoekers hebben hun verzoek mondeling ter zitting van 20 oktober 2016 toegelicht. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij werkloos is geraakt en niet meer kan sparen voor de minderjarigen. Haar schulden stapelen zich op en zij heeft geen andere mogelijkheid om de minderjarigen op te voeden. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij jobs verricht als metselaar, doch dit niet toereikend is om in alle kosten van de huishouding te voorzien. De minderjarige [kind 1] heeft ter zitting verklaard akkoord te gaan met het verzoek.
2.3
Op het punt van het bewind van ouders over het vermogen van hun minderjarige kinderen geldt het volgende. De hoofdregel luidt dat de ouders het bewind over het vermogen van hun kind als goede bewindvoerders moeten voeren en zij bij slecht bewind voor de daaraan te wijten schade aansprakelijk zijn (artikel 1:253j BW). Verder is bij artikel 1:253k BW een aantal bepalingen omtrent het bewind van de voogd op het bewind van de ouders van overeenkomstige toepassing verklaard. Zo hebben de ouders ingevolge artikel 1:253k jo artikel 1:345 lid 1 BW voor een aantal voor rekening van de minderjarige te verrichten handelingen de machtiging van de rechter in eerste aanleg nodig. Het hier mogelijk van belang zijnde geval betreft het “aangaan van overeenkomsten strekkende tot beschikking over goederen van de minderjarige, tenzij de handeling geld betreft, als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd, of krachtens rechterlijk bevel geschiedt” (artikel 1:345 lid 1 onder a). Een handeling die geld betreft is hier dus uitgesloten van de verplichting een rechterlijke machtiging te verzoeken. Dit betreft niet alleen contant geld maar ook bank- en girotegoeden (zie Asser/De Boer I*, nr. 946). Verder kan de rechter ingevolge artikel 1:253k jo artikel 1:345 lid 2 BW bepalen dat de ouder “zijn machtiging behoeft voor het innen van vorderingen van de minderjarige, het disponeren over saldi bij giro- of kredietinstellingen daaronder begrepen”. In casu is van een dergelijke bepaling door de rechter geen sprake.
2.4
Gelet op het vorenstaande bestaat er geen wettelijke basis voor een rechterlijke machtiging die de verzoekers nodig hebben om saldi van de spaarbankboekjes van de minderjarigen op te nemen of ten name van de minderjarige staande spaarrekeningen op te heffen. Dit zou er in beginsel toe leiden dat verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Omdat verzoekers echter ter zitting hebben aangegeven dat zij door de bank naar het Gerecht zijn verwezen toen zij zich bij de bank hadden vervoegd om de gelden op te nemen, zal beslist worden als volgt.
Beslissing
verstaat dat verzoekers, in hun hoedanigheid van ouders die van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefenen, geen rechtelijke machtiging nodig hebben om saldi van de spaarbankboekjes van de minderjarigen op te nemen of ten name van de minderjarigen staande spaarrekeningen op te heffen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M. van der Bunt, rechter in het Gerecht voormeld, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2017, in aanwezigheid van de griffier.